Week 2: Forensische diagnostiek met risicotaxatie instrumenten
Handboek Forensische Orthopedagogiek
Hoofdstuk 14: Wat is specifiek aan forensisch orthopedagogische diagnostiek?
Het biopsychosociaal model
Het biopsychosociaal model staat centraal bij het interpreteren van onderzoeksresultaten in relatie tot het ontstaan
en de instandhouding van gedragsproblemen bij jeugdigen en opvoedproblemen bij ouders. Het model gaat er
vanuit dat gedragsproblemen altijd multicausaal bepaald zijn:
Sterk biologisch bepaalde stoornissen of kenmerken die van invloed zijn op het gedrag (LVB, ASS, ADHD,
temperament)
Kindertijdervaringen: gehechtheidsproblemen, mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik
Beperkte opvoedingsvaardigheden en negatieve invloeden vanuit bijv. buurt of school
Een cumulatie van risicofactoren kan leiden tot ernstige, internaliserende problematiek (depressie) en
externaliserende problemen (delinquentie).
Het specifieke van forensisch orthopedagogische diagnostiek
Zoveel mogelijk informatiebronnen: informatie van jeugdigen en ouders is vaak onvolledig of incorrect (uit
eigen belang). Dossierinformatie is soms onvolledig of onbetrouwbaar. Informatie delen tussen hulpverleners
gaat niet altijd goed door strikte privacywetgeving. Mogelijk gevolg: onjuiste inschatting van problematiek.
Het gebruik van risicotaxatie-instrumenten: met deze instrumenten kunnen inschattingen worden gemaakt
van bijvoorbeeld het risico op kindermishandeling of delinquentie. De inschatting van risico's is een continu
proces. Risicotaxatie-instrumenten zijn superieur aan het ongestructureerd klinische oordeel, maar de
validiteit is vaak matig. Echter, een perfecte voorspelling van problematisch gedrag zal nooit mogelijk zijn.
Vrijwel altijd comorbiditeit: het verrichten van differentiaal diagnostisch onderzoek is daardoor vaak
ingewikkeld. Ook kunnen er problemen binnen het systeem spelen die het gedrag van jeugdige beïnvloeden.
Het is van groot belang om bij de uiteindelijke besluitvorming voor het hulpaanbod de ouders zoveel mogelijk te
betrekken, om de kans op slagen van hulpverlening te maximaliseren. Soms is een uithuisplaatsing onvermijdelijk.
De instelling dient dan een zodanig therapeutisch leefklimaat te creëren dat de ontwikkelingskansen van de jeugdige
worden bevorderd.
Hoofdstuk 15: Classificatie, screening en diagnostiek van een LVB
Kernpunten:
Classificatie van LVB dient op verschillende aspecten van het functioneren van een persoon gebaseerd te zijn.
Mensen kunnen om zeer verschillende redenen (tijdelijk) op LVB-niveau functioneren.
Screeners voor LVB blijken nuttig om snel en op een redelijk valide wijze een indicatie te verkrijgen voor de
aanwezigheid van LVB.
Classificatie van een verstandelijke beperking
De rol van intelligentie bij de classificatie van een verstandelijke beperking
Er worden vier gradaties van een verstandelijke beperking onderscheiden: licht, matig, ernstig en zeer ernstig.
Makers van intelligentietests denken de 'ware' intelligentie van een persoon te kunnen bepalen en hier een oordeel
over te geven. Een persoon wordt met een test vergeleken met anderen die dezelfde kenmerken hebben (bijv.
geslacht of leeftijd).
Theoretische verdeling van intelligentie
,Bij bovenstaande verdeling wordt uitgegaan van een gemiddelde van 100. Aan de linker- en rechterzijde daarvan kan
bepaald worden hoe groot de proportie mensen is die 'normaal' of 'gemiddeld' begaafd is en wie er tot de mensen
met een zeer lage of juist hoge intelligentie gerekend mag worden.
In de DSM-5 wordt een VB gedefinieerd op grond van vier kenmerken:
▪ Beperkingen gedurende ontwikkelingsperiode
▪ Beperkingen op alle levensterreinen van een individu
▪ Tekorten in verstandelijk functioneren
▪ Tekorten in adaptief functioneren
Criterium voor verstandelijk functioneren: minstens 2 standaarddeviaties onder het gemiddelde van een valide
intelligentietest. Er zijn verschillende problemen met het gebruik van intelligentietests:
Verschil tussen assumpties die onderliggend zijn aan intelligentietest en werkelijke situatie: "ongeveer 16%
van de NL bevolking heeft een VB." Deze uitspraak is onjuist. We weten niet van iedere Nederland de
intelligentiescores. Intelligentiescores gaan altijd met een bepaalde mate van onzekerheid gepaard. Daarom
worden er in de testdiagnostiek betrouwbaarheidsmarges gehanteerd.
Hoe stevig is het construct van een intelligentietest? Flynn-effect: IQ van mensen neemt toe in de loop van de
tijd, en de normering moet steeds aangepast worden. Hierdoor is er verschil tussen tests in de hoogte van de
scores. IQ-scores van intelligentietests die al langer geleden genormeerd zijn, laten makkelijk een
overschatting van het ware IQ zien. Daarnaast kunnen er forse verschillen zijn tussen scores van twee
testafnames. Verschillende tests zijn niet onderling vergelijkbaar. Ook wordt een testafname door allerlei
omstandigheden beïnvloed.
De rol van adaptieve vaardigheden bij de classificatie van een verstandelijke beperking
De ernst van de VB wordt conform de DSM-5 niet gedefinieerd op basis van het IQ, maar op basis van de mate van
adaptief functioneren. Drie type vaardigheden:
▪ Conceptuele vaardigheden: geheugen, taal, lezen, schrijven, rekenkundig redeneren, verwerven van
praktische kennis, probleemoplossend vermogen, beoordelen van nieuwe situaties.
▪ Sociale vaardigheden: besef van gedachten, gevoelens en ervaringen van anderen, interpersoonlijke
communicatieve vaardigheden, sociaal oordeelsvermogen, vriendschappen sluiten en onderhouden.
▪ Praktische vaardigheden: leervermogen en zelfmanagement (zelfverzorging, geldbeheer, vrijetijdsbesteding).
▪ Deze vaardigheden bepalen samen hoe een individu omgaat met dagelijkse taken t.o.v. van wat een
gemiddeld persoon op grond van leeftijd, geslacht en sociaal-culturele kenmerken verwacht mag worden.
Classificatie van een licht verstandelijke beperking (LVB) in Nederland
Ook in NL worden de vier kenmerken uit de DSM gehanteerd, maar wordt afwijkend van internationale classificaties
soms ook bij mensen met een IQ-score tussen 71 en 85 gesproken van een LVB. De wetenschappelijke literatuur is
het hier mee eens, mits er ook beperkte adaptieve vaardigheden aanwezig zijn.
Mensen met een LVB en mensen die functioneren op het niveau van LVB
Mensen met een LVB worden vaak onterecht als één groep gezien. Het daadwerkelijke niveau wordt bepaald door
vier elementen die in allerlei hoedanigheden kunnen optreden:
▪ Intelligentie met IQ-range van 50-85
▪ Adaptieve vaardigheden variërend van enkelvoudige problemen tot problemen op een groot aantal vlakken
▪ Variatie in mate van problemen op verschillende levensterreinen
▪ Leeftijd waarop de problemen zijn ontstaan (0-25 jaar)
Ook kan de mate van behoefte aan ondersteuning variëren. Kaal en collega's spreken enerzijds over mensen met een
LVB en anderzijds over mensen die functioneren op het niveau van mensen met een LVB. De classificatie LVB kan
later in het leven verworven worden en kan tijdelijk zijn. Er kan dus onmogelijk over één groep gesproken worden.
Er zijn zes oorzaken van een LVB (kunnen ook mengvormen van deze oorzaken zijn):
1. Specifieke kenmerken waardoor er van een LVB kan worden gesproken (mensen met syndromen die
samenhangen met LVB zoals fragiele-X-syndroom)
2. Ziekte of ongeval (traumatische hersenschade)
3. Opgroeien in achterstandspositie (achterstand op gebied van taal, adaptieve vaardigheden en kennis van NL
cultuur)
, 4. Vroegkinderlijk traumatische ervaringen (drie of meer): echtscheiding, fysieke mishandeling, emotionele
mishandeling, seksuele mishandeling, emotionele verwaarlozing, fysieke verwaarlozing, getuige zijn van
partnergeweld, opgroeien in gezin met een probleemdrinker, alcoholist of drugsgebruiker, gezinslid in
detentie en een psychiatrisch, chronisch depressief of suïcidaal gezinslid. Of er bij deze kinderen sprake is van
blijvend functioneren op LVB-niveau verschilt per individu.
5. Mensen die niet voldoen aan DSM-5 criteria, maar als op enig moment in hun leven gekeken wordt naar
intellectuele en adaptieve prestaties, daar wel aan voldoen op grond van verminderde cognitieve en
adaptieve vaardigheden. Kan duiden op invaliderende testomstandigheden of cognitieve achteruitgang.
6. Foutieve interpretatie van testresultaten
Het screenen van een LVB: de SCIL, de SAF en de VALT
Om eerste aanwijzingen voor een LVB te kunnen krijgen, is het mogelijk om te screenen met behulp van
instrumenten. Screenen moet dan wel snel en betrouwbaar mogelijk zijn.
SCIL (Screener for Intelligence and Learning Disability): Screener voor intelligentie en LVB
▪ Hulpverleners hoeven niet opgeleid te zijn als diagnosticus
▪ Veertien vragen, slechts 10 minuten
▪ Personen met een verhoogd risico kunnen opgespoord worden, maar nader classificeren en diagnostisch
onderzoek is nodig
▪ Een lage SCIL-score vraagt om eenvoudig taalgebruik en meer tijd bij het uitleg geven en inzetten van
interventies
SAF (Schaal adaptief functioneren)
▪ Betrouwbaar voor leerlingen die 8 jaar en ouder zijn
▪ Laagdrempelig en kan door leerkracht zelf worden ingevuld
▪ Analyse van sterke en zwakke kanten van leerling in totale context van schoolse functioneren
VALT (Verkorte Adaptief Leervermogen Test)
▪ Sterke en zwakke kanten van leerling
▪ Met de resultaten kan eventueel een aangepast leerplan worden opgesteld (ondersteuning op maat). Indien
noodzakelijk: speciaal onderwijs en/of zorg met specialistisch karakter
Specifieke kennis bij het uitvoeren van diagnostiek bij mensen met LVB
Er zijn veel overeenkomsten maar ook veel verschillen tussen mensen met een LVB. Dit zou dan ook het
uitgangspunt moeten zijn van diagnostiek. Er zijn instrumenten die zowel voor gemiddeld begaafde mensen als voor
mensen met een LVB zonder aanpassingen gebruikt kunnen worden (bijv. de WISC-V). Ook zijn er instrumenten
speciaal ontwikkeld voor mensen met een LVB (SIVT = Sociale Informatie Verwerkingstest).
Conclusie
Niet alleen kijken naar een IQ-score, want deze zegt niets over de adaptieve vermogens. Ook is het belangrijk om te
kijken of het diagnostisch instrument geschikt is om te gebruiken bij jongeren met een LVB. Personen uit het
netwerk kunnen veel informatie verstrekken. Jongeren en volwassenen met een LVB kunnen zelf ook op
betrouwbare wijze vragen over zichzelf beantwoorden, maar er moet wel rekening worden gehouden met de
specifieke kenmerken van de LVB. Mensen met een LVB hebben meer moeite met vragen:
▪ Die (zelf)reflectie vereisen
▪ Waarin iemand zich moet verplaatsen in een onbekende situatie of persoon
▪ Over eigen persoonlijkheid en emoties al dan niet in relatie tot anderen
▪ Over een bepaalde tijdsperiode
▪ Over abstracte en moeilijke begrippen
▪ Die lang zijn, meerdere boodschappen bevatten, negatief geformuleerd zijn en/of met een dubbele
ontkenning
Dit vraagt extra vaardigheden van de diagnosticus.
Voor mensen met een LVB kan testen te lang duren. Zij hebben een verhoogde neiging tot het geven van sociaal
wenselijke antwoorden.