Samenvatting literatuur
Zie ook opdrachten!!
Middeleeuwen
H1 historische achtergrond: Het Romeinse Rijk is ingestort, en de Franken worden steeds
machtiger. Het rijk werd bestuurd door middel van het feodale stelsel/leenstelsel. De koning
(leenheer) gaf delen van het rijk ‘in leen’ aan ‘leenmannen.’ Ze bestuurden hun gebied in zijn
naam en mochten de opbrengsten houden, als tegenprestatie beloofden ze trouw en
hielpen om het rijk te verdedigen. Het Frankische Rijk was dus geen centraal geregeerde
staat. Later viel het rijk uiteen in twee delen, Frankrijk en het Duitse rijk. Nederland en België
bestonden uit diverse graafschappen en hertogdommen, de meesten hoorden bij het Duitse
rijk. Later gingen deze staatjes, ‘de Nederlanden’ steeds meer eenheid vormen.
De Germanen bouwden in de Vroege Middeleeuwen een nieuwe beschaving op de
restanten van het Romeinse Rijk. Er was een enorme invloed van het geloof, daarom was de
cultuur theocentrisch. Er waren verschillende standen: De eerste stand waren de priesters,
dit was de geestelijke macht. De tweede stand was de adel, zij bezaten de wereldlijke macht.
De middeleeuwse beschaving had een ridderlijk karakter. Onderwijs, kunst, wetgeving, alles
was gericht op adel of kerk. Later ontstonden de eerste steden, hier kwam de derde stand
tot ontwikkeling: de burgerij, die zich bezighield met handel en nijverheid. In de Late
Middeleeuwen wordt de burgerij steeds machtiger en kreeg de cultuur een derde kenmerk:
burgerlijk. De meerderheid van de mensen waren nog steeds arbeiders en boeren, die tot
geen enkele stand behoorden.
H2 Beeldende kunst en muziek: Ook de middeleeuwse kunst was overwegend theocentrisch.
Kenmerkend voor de bouwkunst waren de kathedralen: Eerst in romaanse stijl, later in
gotische stijl. Ook in de schilderkunst was er dit onderscheid. Ook het ridderlijke kwam terug
in de cultuur en kunst. Dit uitte zich in de bouw van kastelen en het afbeelden van ridders.
Ook het burgerlijke kwam terug door de bouw van gotische stadhuizen, gildehuizen en rijke
kooplieden die een portret lieten maken. Muziek was nauw verbonden met de Kerk en
literatuur. De officiële kerkelijke muziek was het gregoriaans.
H3 Literatuur en taal: Eerst alleen teksten in het Latijn, de taal van de geleerden. Ook
literatuur in volkstalen die mondeling werd overgebracht. Vanaf einde 11 e eeuw begon men
ook teksten te schrijven in volkstaal. De eerste literatuur is ridderlijk en theocentrisch, met
onder andere de ridderroman en het heiligenleven. Later komt er steeds meer didactische
literatuur, ook gericht op de burgerij. Troubadours schreven teksten, deze werden verteld
door jongleurs of minstrelen. Vrijwel alle literatuur rijmde, zo was deze ook makkelijker van
buiten te leren. Monniken schreven alles met de hand over. Dit is een handschrift of codex.
Door uitvinding van de boekdrukkunst (1450) werden boeken goedkoper. De eerste
gedrukte boeken werden wiegendrukken of incunabelen genoemd. Schrijvers begonnen hun
naam bij hun boeken te vermelden, vroeger hoorden deze teksten tot de gemeenschap.
In de Middeleeuwen was er nog geen gemeenschappelijke taal, elke schrijver schreef in
, eigen dialect. Deze dialecten werden samen Diets of Middelnederlands genoemd. Er was
geen uniforme spelling.
H4 De ridderroman: Bekende ridderromans zijn het Roelantslied en Karel ende Elegast. Het
Roelantslied gaat over de veroveringstocht van Karel de Grote in Spanje. De achterhoede
van zijn leger, geleid door Roeland, wordt aangevallen door de Saracenen en vernietigd.
Karel ende Elegast gaat over Karel de Grote, die op een nacht gewekt wordt door een stem
die hem in naam van God 3 maal beveelt uit stelen te gaan. Hij ontmoet leenman Elegast en
ze ontdekken dat Eggeric, de zwager van Karel, van plan is om de koning te doden. De
rechtspraak vind plaats dmv een tweegevecht waarin Elegast wint. Dit soort ridderromans
worden ook wel Frankische of Karelromans genoemd. De ridderidealen kracht en moed, en
oorlog en feodale trouw komen er vooral in voor. Daarnaast waren er de hoofse romans,
waarin ridders meer verfijnde, hoffelijke figuren zijn. Een belangrijke hoofse roman is De
jeeste van Walewein en het schaakbord. Dit gaat over een schaakbord dat het kasteel van
koning Arthur binnenvliegt en dan weer verdwijnt. Walewein volgt het schaakbord en
beleeft allerlei avonturen.
H5 Van den vos Reynaerde: Een van de belangrijkste dichtwerken uit de Middelnederlandse
literatuur is Van den vos Reynaerde, geschreven door ‘Willem’. Het begint op een hofdag
van koning Nobel, waar allerlei dieren klagen over Reynaert de vos. Wolf Isengrijn zegt dat
Reinaert zijn vrouw heeft verkracht en zijn kinderen blind heeft gemaakt, Pancer de bever
zegt dat hij heeft geprobeerd Cuwaert de haas te doden. Reinaert wordt daarom
gedagvaard. Bruun de beer moet hem gaan halen, maar Reinaert lokt hem met een list in de
val. Ook Tibeert de kater heeft geen succes. Als derde wordt Grimbeert de das gestuurd, en
als hij dan niet mee zou komen wordt hij vogelvrij verklaard. Hij wordt ter dood veroordeeld
en de galg wordt al opgericht. Dan vertelt Reinaert over een schat, waarmee hij samen met
Bruun, Isengrijn, Tibeert en Grimbeert een opstand tegen Nobel wilde financieren. Reinaert
verborg de schat waardoor de opstand niet door kon gaan. Als Reinaert zegt waar de schat
zich bevindt, wordt hij vrij gelaten en worden de samenzweerders gevangen gezet. Reinaert
zegt dat hij naar Rome moet om de paus vergeving te vragen , en Belijn de ram en Cuwaert
worden met hem mee gestuurd. Reinaert vermoordt Cuwaert en zegt dat Belijn terug moet
gaan, omdat Cuwaert nog wat wil blijven. Hij geeft zogenaamd een ‘brief’ mee voor de
koning, maar eigenlijk is dit het hoofd van Cuwaert. Als de koning de ‘brief’ krijgt beseft hij
dat hij is beetgenomen, terwijl Reinaert zich met zijn familie terugtrekt in de wildernis.
Van den vos reynaerde is een satire, een tekst waarin bepaalde verschijnselen belachelijk
worden gemaakt. De adel wordt voorgesteld als een diergemeenschap, die slachtoffer
worden van hun hebzucht, vraatzucht en lichtgelovigheid. Ook de andere standen krijgen
ervan langs. Daarnaast zijn de dorpelingen wreed en laf. Ook is het werk een parodie, een
tekst waarin een bepaald soort teksten op spottende wijze wordt nagebootst. Het verhaal is
namelijk opgezet als een hoofse ridderroman. Bijvoorbeeld de hofdag, de wijze waarop
dieren elkaar aanspreken en citaten uit bekende ridderromans. Zie ook opdracht Reynaert
schrift.