Biologische
grondslagen:
evolutionaire psychologie
PB 1402
,1.1 Youlearn
Tinbergens taxonomie.
Verandering Tijdsmoment
Ultimaat Fylogenese Functie
Proximaat Ontwikkeling Mechanisme
Artikel: Asking the right questions
Volgens Niko Tinbergen zijn er vier verschillende redenen waarom het belangrijk is de evolutionaire theorie te kennen.
Deze redenen leveren verschillende antwoorden op.
1. Proximate cause van gedrag, waarom doet iemand iets op dit moment. Het zegt iets over de mechanisme achter
het gedrag.
2. Ontogenetic / developmental cause van gedrag, wat in hun opvoeding of ontwikkeling zorgde er voor dat de
persoon het gedrag op deze wijze uitvoerde? Genen en leerervaringen spelen hier een rol.
3. Phylogenetic cause gaat over wanneer dit type gedrag is ontstaan in de evolutie en waarom.
4. Ultimate / functional cause van gedrag beschrijft hoe het gedrag de kans op overleven vergoot, deze verklaring is
het meest gelinkt aan natuurlijke selectie.
Deze verklaringen verschillen in ‘level’ en zijn onafhankelijk van elkaar.
Artikel: Tinbergen’s four questions: appreciation & update
Origins of Tinbergen’s questions
Volgens tinbergen worden vier problemen beschreven in biologie: ‘survival value’ (waar is het voor?), ‘ontogeny’ (Hoe
is het tijdens het leven van het individu ontwikkeld?), ‘evolution’ (Hoe is het in de evolutie ontwikkeld?) en
‘causation’ (Hoe werkt het?).
In tegenstelling tot Mayr’s classi catie maakt Tinbergen duidelijk onderscheidt tussen heden en verleden en functie
en oorzaak. Dit heeft de test des tijds goed doorstaan al geven de auteurs een aantal punten voor nuancering:
What is it for?
De term biologische functie zorgt voor verwarring vanwege de vele betekenissen. De auteurs gebruiken liever
‘current utility’ in plaats van ‘adaptive signi cance’ omdat dit een duidelijk onderscheidt maakt tussen de huidige en
de originele functie.
How did it develop?
In tegenstelling tot wat tinsbergen dacht begint dit al vaak voor de geboorte. Daarnaast zijn door het soort
bewerkstelligde veranderingen in de omgeving voor de geboorte van het individu (bevers die een dam hebben
gebouwd) van belang.
How did it evolve?
‘Genetic drift’ en ‘founder e ects’ waren nog niet bekend in de tijd van tinbergen. Daarnaast lijkt gedrag een grote rol
te spelen of een genotype ook daadwerkelijk een fenotype wordt.
How does it work?
Voor Tinbergen was het frustrerend hoeveel verschillende velden bezig waren met verschillende niveaus van
mechanistische verklaringen, dit is inmiddels meer geïntegreerd. Een belangrijk inzicht hierbij is een balans tussen
top-down of bottom-up perspectieven.
Tinbergens ‘causation’ kan beter vervangen worden door ‘mechanisms of control’.
Inter-relations between the four problems
Een antwoord op een van de vier vragen kan niet het antwoord op een ander zijn. Vaak zijn meerdere vragen nodig
voor een goede verklaring.
Concluding remarks
Tinbergen vond dat de vier vragen geïntegreerd moesten worden helaas worden ‘mechanisms of control’ en
‘development’ vaak genegeerd of onafhankelijk bestudeerd van functionele en evolutionaire vragen.
Hoofdstuk 1: Introduction to evolutionaire psychology
The origins of evolutionary thinking
ff fi fi
, Een fundamentele aanname is dat de menselijke geest een product van evolutie is net als elk ander orgaan en dat
daarom een beter begrip van de evolutie van de geest leidt tot een beter begrip van de geest.
Ultimate questions vragen waarom een bepaald gedrag bestaat, proximate questions vragen hoe een gedrag zich
ontwikkeld, de neurale of cognitieve structuren en of het aangeleerd is of genetisch.
Soms is gedrag lastig uit te leggen als voordelig voor het individu, zoals de enorme veren van een pauw, het is dan
beter uit te leggen als voordelig voor de genen.
A history of evolutionary thinking
Evolution before Darwin
Het idee dat het leven in al zijn complexiteit is ontworpen door iemand is nog steeds erg populair.
Thales beschreef het ontstaan van leven op aarde in natuurlijke termen in plaats van bovennatuurlijk. Volgens hem
ontwikkelde leven vanuit simpelere elementen waarbij water het meest basale element. Empedoclus stelde dat er
een wereld was met rondzwervende organen die soms samenvoegden, dit leidde vaak tot monsters behalve toen de
mens ontstond. Aristotle sprak dit allemaal tegen door het stellen van een hiërarchische structuur beter bekend als
de ‘great chain of being’. Dit was zowel beschrijvend als voorschrijvend, de volgorde moest niet veranderen.
Erasmus Darwin, Darwins grootvader geloofde in een gemeenschappelijke voorouder en suggereerde dat competitie
de drijvende kracht was achter evolutie.
Een tijdsgenoot van Erasmus, Jean-Baptiste Lamarck, publiceerde zijn theorie inheritance of acquired characteristics
waarin hij stelt dat de omgeving het gedrag in een individu beïnvloedt waardoor hij een orgaan meer of minder
gebruikt en dit is vervolgens erfbaar.
Darwin and natural selection
Natuurlijke selectie is afhankelijk van:
Heritable variation => individuele verschillen in een soort zijn erfelijk
Di erential reproductive success => door deze verschillen hebben sommige individuele meer kans op nageslacht.
Kopieer fouten zijn vaak niet van invloed of hebben een negatieve invloed, maar zelden heeft dit een positieve
invloed op het nageslacht.
Mendel and the birth of genetics
Een van Mendels grootste ontdekkingen was dat erfelijkheid particulate is, kruis een rode en een witte bloem dan is
het nageslacht rood of wit, niet roze.
Darwin was hier niet van bewust en geloofde in het ‘blended model’ (roze bloem).
From evolution to evolutionary psychology
Darwin geloofde dat natuurlijke selectie een rol speelde in de evolutie van gedrag en dat de menselijke geest een
product van de evolutie was. Materialisme ziet de geest als een gevolg van activiteit van de hersenen.
Early attempts at an evolutionary psychology
Francis Galton
Stelde dat character en intelligentie erfbaar waren en ontwikkelde een voorloper op de intelligentie test. Was helaas
ook de ontwikkelaar van eugenics.
Wiliam James and the concept of instinct
Hij probeerde een psychologie te bouwen op Darwin's uitgangspunten en formuleerde een instinctentheorie waarin
hij stelde dat de mens nog veel meer instincten heeft dan andere diersoorten. Instincten als angst, liefde en
nieuwsgierigheid waren volgens hem de drijvende kracht achter het menselijke gedrag.
The rise of culture as a causal force in human behaviour
De standard social science model (SSSM) heeft de volgende aannames over menselijk gedrag en cultuur:
- Mensen worden als ‘blank slate’ geboren
- Gedrag is compleet maakbaar, er zijn geen biologische beperkingen
- Cultuur is autonoom en bestaat los van mensen
- Gedrag wordt bepaald door leren, socialiseren of indoctrineren
- Leerprocessen zijn algemeen in dat ze worden gebruikt voor verschillende fenomenen.
ff
, SSSM kan worden gezien als een reactie op het extreme biologische determinisme van de late 19e eeuw waarin dit
vaak werd gebruikt om te verklaren waarom het witte ras superieur was.
Cultural relativity
Cultural relativisme is ontwikkeld door Franz Boas. Verschillen tussen personen komen vaak door de cultuur.
Biophobia is de angst voor biologische verklaringen van menselijk gedrag, voornamelijk na de tweede wereldoorlog.
Darwinisme was op dat moment niet erg populair, dit kwam onder andere doordat de psycholoog zich focust op
meer proximate vraagstukken zoals hoe werkt geheugen, niet ultimate vraagstukken waar darwinisme erg geschikt
voor is.
Vier disciplines die evolutionair denken aan gedrag koppelen zijn: Ethology, Behavioral ecology, Sociobiology,
Evolutionary psychology.
Sigmund Freud
Freud wordt door velen gezien als de belichaming van cultural relativism en was wel geïnteresseerd in ultimate
vraagstukken, ook had zijn gedachtegoed raakvlakken met Darwin zoals het aangeboren ‘id’ met seksuele dwang.
E.O Wilson and sociobiology
Hij deed de eerste echte poging om evolutie toe te passen op psychologie in zijn boek sociobiology: the new
synthesis. Sociobiology is de systematische studie van de biologische basis van all het sociale gedrag.
From sociobiology to evolutionary psychology
De geboorte van evolutionaire psychologie kwam met het boek “the adapted mind”. Waar sociobiology gedrag
verklaart vanuit het cognitieve level doet de evolutionaire psychologie dat vanuit de onderliggende berekeningen in
de hersenen waardoor zij een breder veld van fenomenen konden bestuderen zoals geheugen.
De “Seville statement on violence” probeerde de link tussen sociobiologie en biological determinisme af te wijzen.
Toby en Cosmides waren verantwoordelijk voor het samensmelten van adaptationism en modularity aan de hand van
vijf principes die evolutionaire psychologie de niëren:
1. De hersenen zijn een fysiek systeem dat functioneert als een computer
2. Neurale circuits zijn ontworpen door natuurlijke selectie om problemen die onze voorouders hadden op te lossen.
3. Veel van wat in onze hersenen omgaat is voor ons verborgen.
4. Verschillende neurale circuits zijn gespecialiseerd voor bepaalde problemen (modularity).
5. Onze moderne schedel bevat een mind van de steentijd (adaptionisme).
Modularity heeft een lange geschiedenis, zo kan phrenology van Joseph Gall worden beschouwd als een modulaire
theorie.
In “The modularity of mind” claimde Jerry Fodor dat de hersenen mental modulen bevatten gespecialeerd voor
bepaalde acties zoals taal. Volgens hem waren deze aangeboren en weinig aan verandering onderhevig.
Tooby en Cosmides verklaarden dit vanuit evolutionair oogpunt. Het hart, de longen hebben allemaal een functie dus
het is niet logisch dat de hersenen een grote algemene computer zijn. Een tegenargument is het feit dat er weinig
neurologisch bewijs is voor deze modulen.
Ze claimen dat de “Environment of Evolutionary Adaptiveness” (EEA) niet een bepaalde tijd in de geschiedenis is.
Evolutionary psychology: present and future
Methods for evaluating evolutionary theories
Gould en Lewontin bekritiseerde evolutionisten omdat ze te snel gedrag of fysieke kenmerken als adaptive
beschouwden en omdat er weinig bewijs is voor adaptieve verklaringen.
Behavioral genetics (twin studies), de comparative method (zoeken naar analogen in de dieren wereld), cross-cultural
bewijs (vooral bij jager verzamelaars) en computational modellen zijn manieren om evolutionaire theorieën te testen.
Agreement and disagreement in evolutionary psychology
Everything is an adaption (just-so stories)
Is iets een adaption of een bijkomstigheid (spandrels).
Evolutionary psychology espouses genetic determinism
Genen zijn niet de reden dat mannen gewelddadige acties ondernemen maar maken mannen vatbaar.
fi