Samenvatting Sociologie & Psychologie
Hoofdstuk 7: Communicatie
7.1 Communicatie en vormen van communicatie
Sociale interactie = wisselwerking tussen mensen (ze kijken dan vooral naar de uiterlijke
kant)
Communicatie = de overdracht van verbale en non-verbale boodschappen (informatie)
tussen twee of meer personen. Zenders en ontvangers voorzien de informatie van een
persoonlijke betekenis (de uitwisseling tussen gedachten, gevoelens en strevingen en het is
meer de innerlijke kant van het sociale gedrag)
1. Verbale en non-verbale communicatie
Verbale informatie kan zowel mondeling als schriftelijk worden uitgewisseld.
Bij digitale communicatie ontbreekt vaak het oogcontact, daarom wordt er wel met symbolen
of emoticons gewerkt. Hiermee kan je de bedoeling van de boodschap toelichten (symbolen
die emoties weergeven door middel van een plaatje of combinatie van lees en lettertekens)
Non-verbale communicatie = het uitwisselen van boodschappen zonder woorden
(lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, geluiden etc.)
Verbale communicatie = het uitwisselen van boodschappen met woorden
2. Interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie
Interpersoonlijke communicatie = mensen kunnen elkaar rechtstreeks beïnvloeden. Ze
kunnen elkaar zien of horen en kunnen direct reageren (feedback) op de ander.
Massacommunicatie = een partij (zender) geeft informatie via een onpersoonlijk medium,
waarop de ander niet direct kan reageren (eenrichtingsverkeer; verspreiden van informatie
via tv, kranten en allerlei bladen)
3. Interne en externe communicatie
Interne communicatie = gericht op medewerkers van de organisatie. Mensen kunnen
elkaar snel bereiken via e-mail, twitter of andere social media. Men kan meer tegelijkertijd
informeren (zowel massacommunicatie als interpersoonlijke)
Externe communicatie = communicatie tussen de organisatie en de buitenwereld (vaak
sprake van massacommunicatie).
4. Formele en informele communicatie
Formele vormen van communicatie
- Verticale communicatie = als de informatie van hoog naar laag of van laag naar
hoog loopt. De leidinggevende geeft bepaalde opdrachten (top-down) of de
medewerker geeft informatie door aan het management (bottom-up).
- Horizontale communicatie = als collega’s dezelfde positie hebben in de organisatie
en vanuit die positie met anderen kennis en informatie uitwisselen.
Informele vormen van communicatie
- Behalve in officiële vergaderingen praten mensen in kleine groepen of met speciaal
uitgezochte collega’s over allerlei zaken en personen (koffiepauze, borrel).
- Nieuwe social media
Informele communicatie verspreidt zich als een soort wijnrank door de organisatie
(problemen kunnen sneller opgelost worden en het is zo geregeld).
7.2 Cultuurverschillen en communicatie
Er bestaat een directe en indirecte spreekstijl. Dit is per cultuur verschillend (Amerika en
Nederland direct en Japen en landen rond Middellandse Zee zijn indirect).
, Centrale waarden wij-cultuur
Verbondenheid met de groep is belangrijker dan autonomie van het individu, loyaliteit en
tradities, behoefte aan regels en rangen, relaties belangrijker dan geld, beleefdheid,
gehoorzaamheid, bescheidenheid, ingetogenheid, de man is de baas, traditionele rollen en
respect voor ouderen
Centrale waarden ik-cultuur
Onafhankelijkheid, autonomie van individu, eigen geweten, eigen verantwoordelijkheid,
globale regels, geen behoefte aan rangen, tijd is geld, eerlijkheid, duidelijkheid, assertiviteit,
jezelf goed presenteren, man en vrouw hebben gelijke rechten en accent op jong en
dynamisch.
7.3 Het communicatieproces
Bij het communicatieproces spreken we over een zender of bron, die een boodschap stuurt
naar een ontvanger. De ontvanger kan aangeven dat hij de boodschap heeft ontvangen,
geeft feedback. Ook geeft hij aan hoe hij de boodschap heeft begrepen.
Bij interpersoonlijke communicatie is er een directe interactie tussen mensen en is er een
snelle, directe feedback mogelijk. De ontvanger zendt een boodschap terug, de zender wordt
ontvangen van dat bericht en reageert daar vervolgens weer op.
Reflecteren (nadenken, mogelijkheden afwegen, herinneringen naar boven halen etc.)
actie (besluit wordt genomen en voorbereid door te bellen/smsen)
Hoe de bedoeling van de zender wordt begrepen door de ontvanger hangt af van
verschillende factoren.
- Expressieve aspect van de boodschap = wat de zender over zich zelf laat merken
(uiterlijk, humeur, gedrag).
- Referentiekader van de zender bestaat uit kennis, ervaring, vaardigheden,
behoeften, attitudes, normen en waarden.
- Ook contexten spelen een rol: situatie en positie binnen de groep, gemeenschap. De
zender kan op allerlei manieren ruis veroorzaken bij het communiceren (uitzenden
van onduidelijke boodschappen)
Coderen = als de zender de informatie vertaald in bepaalde symbolen (woorden of gebaren)
Boodschappen kunnen verbaal of non-verbaal van aard zijn. Ze kunnen bewust en onbewust
verstuurd worden
- Eenzijdige inhoud: reclameboodschappen, waarin alleen de positieve
eigenschappen van het product genoemd worden
- Tweezijdige mededelingen: men belicht dan behalve de sterke kanten ook de
zwakkere kanten van het product (of onderwerp)
Media (of kanalen zijn dragers van informatie. Bij het praten wordt het medium lucht gebruikt
(Iphone, radio, tv). Het is verstandig om het af te stemmen op doel en doelgroep van je
communicatie.
Decoderen: als de ontvanger de boodschap moet ontcijferen en vertalen voordat de
betekenis goed kan doordringen (kan veel mis bij gaan en zal onduidelijk/ruis zijn)
Om te kunnen vaststellen welke wens of opvatting de boodschap van de zender bevat, is
interpreteren (opvatting) door de ontvanger nodig. Interpreteert zijn boodschap vanuit zijn
eigen referentiekader: zijn kennis, ervaring, behoefte, gevoel, overtuiging, waarden, normen
en verwachtingen. Ook de context speelt een rol.
De ontvanger zal nadenken over de boodschap van de zender, hij reflecteert (denken,
fantaseren, herinneren, besluiten).
Hierna zal de ontvanger een keuze moeten maken en wilt reageren waarbij hij actie zal
moeten gaan voorbereiden en uitvoeren.