Inleiding constitutioneel recht opdrachten
Week 1
1 De staat kan omschreven worden als een territorium met een bevolking en daarover wordt
effectief gezag uitgeoefend.
a) Omdat het gezag over deze deelstaten niet volledig niet vanuit haar eigen territorium
en volk komt.
b) Een staat haar machtsuitoefening is gereguleerd bij wet.
c) De Europese unie kan als een staat gezien worden omdat het een territorium is met
een bevolking waarover effectief gezag wordt uitgeoefend. Echter is het feit dat ieder
land uit de EU kan stappen waardoor het gezag niet langer uitgeoefend kan worden.
d) Nee, zolang elke cultuur vertegenwoordigd wordt in de besluitvorming hoeft dit niet.
2
a) Nee, verschillende delen van het volk hebben verschillende belangen en die kunnen
niet tergelijkertijd door eenzelfde persoon worden behartigd als deze botsen.
b) Nee, omdat complexe zaken moeten worden behandeld door kamerleden is het van
belang dat kamerleden over een bepaalde hersencapaciteit beschikken om dit zo
goed mogelijk uit te oefenen.
c) Nadat het parlement de gevolgen die niet te overzien waren door het volk
meehebben genomen in hun beslissing en deze niet voor grote problemen zorgen
kan het overgenomen worden wat mij betreft.
d) Het volk is niet in staat alle gevolgen te overzien van hun stemming bij de
verschillende wetswijzigingen daarom ben ik van mening dat politici hier beter een
beslissing over kunnen maken en een niet-bindend referendum beter is.
3 Democratie= de regering door het volk met een meerderheidsbesluitvorming met vrije
verkiezingen.
Parlementaire rechtsstaat wordt gekenmerkt door Politieke mandatering= het kiezen
van vertegenwoordigers die een regering kiezen. Hierdoor maak je mensen bevoegd en
verantwoordelijk.
Presidentieel stelsel= president is rechtstreeks gekozen maar het verschil met een
parlementair stelsel is dat de president geen verantwoording hoeft af te leggen aan het
volk.
4 Kenmerken van een rechtsstaat: grondrechten, legaliteit, machtenscheiding en
rechtspraak. Het doel is een democratisch en efficiënt systeem.
5
a) Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten
b) Omdat de regering de uitvoerende macht en ook wetgevende macht is.
c) In Amerika overlappen de uitvoerende en wetgevende macht niet
6
a) De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.
b) Dat deze wijziging voor hoofdstuk 1 als ongenummerd artikel wordt toegevoegd.
, JURISPRUDENTIE
a) De nitraatrichtlijn stelt een norm voor stikstof in dierlijk mest. Door mestoverschot
spoelt stikstof in grondwater en deed Nederland niet aan de richtlijn. De bestaande
meststoffenwet moest gewijzigd worden
b) De nitraatrichtlijn
c) Door de wetgevende macht in plaats van de rechterlijke macht
d) De hoge raad stelde dat de rechter niet bevoegd is de wetgever op te dragen tot
nieuwe wetgeving (rechterlijke eerbiediging van rol van wetgever)
Week 2
Week 3
1. Bij een parlementair stelsel wordt het kabinet niet direct gekozen door het volk maar
door de tweede Kamerleden waardoor de minister-president een vertrouwensregel
geniet bij de keuzes die hij maakt. Bij een presidentieel stelsel wordt de president
verkozen door het volk waardoor deze vertrouwensregel niet ontstaat met de
volksvertegenwoordigers maar het volk.
2. A. omdat door deze wijziging duidelijk werd op welke manier de regering door het
parlement gecontroleerd en in extreme gevallen afgezet kon worden waardoor
controle onstond.
B. Nee, de koning stond buiten deze verantwoordelijkheid omdat hij niet afgezet kon
worden
C. het is een groter staatsrechtelijk probleem wanneer een koning iets niet wilt
omdat de minister alleen niet een besluit kan doorvoeren in theorie omdat hij een
handtekening van de koning nodig heeft. In de praktijk gebeurd dit nooit meer.
3. een minister is politiek verantwoordelijk voor de koning, ambtenaren, de
ministerraad en de Staten-Generaal
A. Nee, de minister heeft geen bevoegdheid over andere ministeries maar een
gezamenlijke verantwoordelijkheid
B. Nee, waarover ministers geen bevoegdheden hebben kunnen zij toch gezamenlijk
voor verantwoord gesteld worden bij het aftreden van het kabinet.
4. Een bewindspersoon/kabinet moet aftreden zodra blijkt van wantrouwen bij de
tweede kamer.
A. negatief
B. Omdat een minderheidskabinet enkel beslissingen kan nemen wanneer uitgegaan
wordt van vertrouwen totdat het geschonden wordt
C. Ja, ondanks dat het ongeschreven recht is, is de motie van wantrouwen wel
bindend.
5. A. Nee, nadat een besluit door de meerderheid van het kabinet is aangenomen moet
dit besluit worden gesteund door de gehele ministerraad.
B. Een motie van wantrouwen
C. De tweede kamer
D. Binnen 40 dagen moeten het uitschrijven van nieuwe verkiezingen worden
gemaakt. Er wordt tegenwoordig gewacht tot de nieuwe verkiezingen aan het einde
van een vierjarige zittingsperiode.
6. A. Omdat het parlement geen vertrouwensregel geniet met de Raad en wel met de
Commissie
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tobiasvernooij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.