3.4 OPVOEDINGSPROBLEMEN IN DE WERKELIJKHEID
PROBLEEM 3. AU! T IS ME WAT!
LITERATUUR
- Verhulst (2014) – H10. Autismespectrumstoornissen
- Griettens (2005) – H8. Kinderen en jongeren met het
autismespectrumstoornis
- Freedman, Kalb, Zablotsky & Stuart (2012) – Relationship status among
parents of children …
- Stuart & McGrew (2009) – Caregiver burden after receiving a diagnosis of
an autism …
- Boyd (2002) – Examining the relationship between stress and lack of social
support in …
- Brobst, Clopton & Hendrick (2009) – Parenting children with autism
spectrum disorder. …
- Estes, Munson, Dawson, Koehler, Zhou & Abbott (2009) – Parenting stress
and psychological …
- Hall & Graff (2011) – The relationships among adaptive behaviors of
children with autism, …
- Singh, Lancioni, Winton, Fisher, Wahler, McAleavey, Singh & Sabaawi
(2006) – Mindful …
CASUS
Thomas is 5 jaar. Hij is gediagnosticeerd met
autisme en heeft veel rust, structuur en regelmaat
nodig om te kunnen functioneren. Dit is best een tijdje
goed gegaan op school, maar nu merkt de juffrouw op
school dat Thomas vaak tantrums heeft en veel
stereotiep gedrag laat zien. Ook lijkt hij in zijn
ontwikkeling te stagneren. Is er soms iets aan de
hand???
Vader werkt veel en de zorg komt op de schouders
van moeder die dit niet meer kan combineren met
werk en dus haar baan heeft opgezegd. Ze raakt
echter steeds meer in een isolement en kan haar
frustraties op niemand anders dan vader uitten die
hierop reageert met nog meer van huis te zijn want
thuis is er toch alleen maar ruzie…
, 3.4 OPVOEDINGSPROBLEMEN IN DE WERKELIJKHEID
WAT IS AUTISME?
DEFINITIE
Autisme verwijst naar een breed spectrum aan stoornissen. Kenmerkend zijn
problemen in de interactie en de sociale communicatie, ook zijn er vaak beperkte
en herhaalde stereotype patronen van gedrag, belangstellingen en activiteiten.
Autisme spectrum stoornissen vielen in de DSM-4 onder de pervasieve
stoornissen en was er onderscheid tussen stoornissen. Zo bestond er
autisme, PDD-NOS, Aspergersyndroom, Syndroom van rett en
desintegratie-stoornissen.
Sinds DSM-5 is er de overkoepelende term Autisme Spectrum Stoornis
(ASS), de groepen zijn vervallen ( Vanwege kleine bijdrage aan een
betere behandeling van een autisme spectrum stoornis.)
DSM-5 CRITERIA
1) Kwalitatief aanhoudende beperkingen in de sociale interactie en
communicatie, in meerdere situaties. Er zijn problemen in drie gebieden:
a. Sociaal emotionele wederkerigheid; de interacties zijn vaak
kwalitatief minder goed. Dit is al zichtbaar vanaf jonge leeftijd, met
name bij contact met leeftijdsgenoten.
b. Non-verbale communicatie.
c. In het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.
Beperkingen in de communicatie zijn terug te zien op drie domeinen:
- Non-verbale communicatie: vertraagde ontwikkeling van
hoofdbeweging/stoornis in de gedeelde aandacht (het vermogen om
oogcontact en gebaren te gebruiken om ervaringen te delen).
- Verbale communicatie: kinderen begrijpen woorden niet of minder goed
als de voorwerpen niet aanwezig zijn.
- Pragmatische communicatie/taal begrip: kinderen kunnen hun
communicatie moeilijk aanpassen aan de context.
2) Er is sprake van beperkte en zich herhalende patronen van gedrag,
belangstelling en activiteiten. Er is een bovenmatige belangstelling
voor bepaalde activiteiten en objecten, de kinderen houden rigide vast aan
hun routines en hebben een stereotype motoriek.
D.m.v. het eerste criterium van de DSM (sociale interactie en communicatie)
worden types geclassificeerd:
- Klassiek/afzijdige type: het kind lijkt onverschillig in contact en kinderen
gaan erg op in hun eigen stereotype bezigheden.
- Passieve type: kinderen gaan zelf zelfden opzoek naar contact, maar
accepteren toenadering van anderen.
- Actief-bizarre type: kinderen zoeken zelf actief contact, maar doen dit op
een onaangepast en egocentrische wijze. Hierdoor komen ze vaak
opdringerig en storend over.
- Hoogdravend: kind leert sociale regels goed aan door een hoger IQ,
daardoor valt het autisme niet zo op. Wanneer er iets mis gaat in de sociale
regels valt de problemen in de sociale interactie wel op.
BIJKOMENDE PROBLEMEN VOOR DE KINDEREN MET AUTISME SPECTRUM STOORNIS
, 3.4 OPVOEDINGSPROBLEMEN IN DE WERKELIJKHEID
Bijkomende problemen die de kinderen vaak ervaren maar niet opgenomen zijn
in de DSM-criteria zijn:
Kinderen zijn over/onder gevoelig zijn voor zintuigelijke prikkels(=
hyper-/hyposensitiviteit); doordat hersengebieden moeilijker samen
werken, informatieoverdracht is daardoor moeilijk. Daarnaast blijven alle
neuronenpaden bestaan (te weinig pruning), hierdoor wordt het filteren
van informatie moeilijk. Het is chaotisch in het brein van het kind.
Afwijkende motoriek
Onlogische angsten en driftbuien
Epilepsie (bij 25-33% van de kinderen)
Kinderen komen niet tot fantasiespel, het spel is beperkt tot mechanisch
functioneel spel. Bij verbeeldend spel is het niet fantasie, maar een
concrete imitatie. Het verbeeldende spel is op eenvoudig niveau: kinderen
kunnen niet iets uit het niks voorstellen.
Kinderen zijn vaak minder creatief; creativiteit is gebaseerd op realiteit en
niet op verbeelding.
Op latere leeftijd is er een tekort aan sociale verbeelding: intenties achter
gedrag kunnen niet voorgesteld worden.
Er zijn dus meer problemen dan slechts de problemen binnen de 2
hoofdcriteria. De uitingsvorm en bijkomende problemen kunnen verschillen
bij leeftijd.
PREVALENTIE
Cijfers zijn tegenwoordig hoger dan vroeger: niet door toename van aantal
kinderen met ASS, maar door vroegere herkenning, bredere definitie van de
stoornis en meer bekendheid van de stoornis.
De prevalentie verschilt tussen de bronnen, maar ligt net onder de 1%.
Vaker voorkomend bij jongens dan bij meisjes. De verhouding is
afhankelijk van de intelligentie.
o Verstandelijk beperkt jongens 2x zoveel
o Normaal ontwikkelende kinderen jongens 5 tot 10 x zo vaak
Meisjes zijn socialer dan jongens minder snel herkend
wanneer de meisjes ook hoge intelligentie hebben.
PROGNOSE & ONTWIKKELING
De diagnose van de stoornis is erg stabiel, de ernst van de stoornis kan over de
jaren heen afnemen.
De algemene sociale vaardigheden van de kinderen verbeteren,
desondanks komen zij ook in een complexere sociale omgeving terecht
uiteindelijk weinig vooruitgang.
Vooruitgaan op taalgebied.
Vooruitgang op zelfredzaamheid.
Het klinische beeld van ASS kan in de ontwikkeling veranderen (= zichtbaarheid
van ASS).
Afwijkingen in de sociale ontwikkeling zijn zichtbaar vanaf 12-18 maanden
Beperkte activiteiten en interesses is zichtbaar na 18 maanden.
Taalachterstand is zichtbaar vanaf de peuterleeftijd.
De kenmerken zijn vanaf 4-12 jaar duidelijk zichtbaar en blijven stabiel,
ook in de 12-18 jaar blijven kenmerken stabiel. Bij een minderheid van de
kinderen is er een toename van de kenmerken zichtbaar. De overgang
naar de volwassenheid is vaak moeilijk voor de kinderen.