BEELDENDE VORMING BEGRIPPEN
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Voorstelling: wat je allemaal ziet/ wat het voorstelt.
Vormgeving: hoe is het kunstwerk gemaakt.
Verschillen en overeenkomsten zoeken.
Kunst: onderdeel van een cultuur.
Bv Literatuur, dans, film, fotografie en schilderijen.
Kunst word gebruikt voor meerdere dingen, zoals: zelfexpressie, als symbool,
decoratie en esthetiek (ander woord voor mooi).
cultuur: het mooiste en beste wat een volk presenteert op gebied van kunst,
wetenschap, gebouw, literatuur en muziek.
Subcultuur: onderdeel van een groter cultuur
Massacultuur: het succes van een cultuur dat wordt afgemeten aan de
bezoeks aantallen.
Hofcultuur: de cultuur van de elite aan de hoven van kerkelijke en
wereldlijke vorsten. Strenge gedrags- en kledingregels.
Kitsch: filosofisch oordeel over de kwaliteit van onder andere kunst.
Toegepaste kunst (vormgeving): kunststukken met een gebruiksdoel.
Soorten kunst:
Sculptuur: een ruimtelijk beeld
Reliëf: is een driedimensionale beeldhouwkundige kunst in steen, hout,
keramiek of metaal.
Monument: een kunstwerk waarmee belangrijke personen en/of
gebeurtenissen uit de geschiedenis worden herdacht. Vaak zijn er
symbolen in verwerkt.
Objet-trouvé: allerlei alledaagse voorwerpen, die op hun beeldende
effecten in kunstwerken worden gebruikt. Soms worden ze daarbij
overgeschilderd.
Assemblage: een ruimtelijke collage waarbij allerlei losse voorwerpen tot
één kunstwerk worden gecombineerd.
Beeldende middelen: middelen waarmee een beeld wordt vormgegeven.
, HOOFDSTUK 3 VOORSTELLING
Figuratief: Herkenbare overeenkomst met de werkelijkheid.
Abstract: geen relatie meer met de zichtbare werkelijkheid Het gaat om vormen,
kleuren, lijnen.
Realistisch: weergave van de werkelijkheid..
Naturalistisch Figuratief / werkelijkheid nabootsend: niet persé realistisch,
romantiseren.
Geïdealiseerd: Perfect en krachtig.
Deformeren: vervormen van de werkelijkheid.
Vervreemdend: Illusionisme.
stofuitdrukking: je schildert alsof je de echte stof / het echte materiaal kunt zien en
voelen.
Schets, schetsmatig, studie, tekening, voorstudie: snelle schets.
Expressief Schilderen: met het gevoel en niet persé volgens de werkelijkheid. Vaak
felle kleuren en herkenbare voorstellingen.
Aureool: gouden cirkelvorm of stralenkrans om het hoofd van een heilige of goddelijk
persoon.
Mandorla: lijkt op aureool maar dan amandelvormig, om hele lichaam heen.
Symbool: een teken met een bepaalde betekenis.
Portret: kop, busteportret, kniestuk, ten voeten uit.
En face: recht van voren
En profile: van de zijkant
À trois quart: schuin van voren en van opzij
Catroon: karikatuur
Historiestuk: een gaat over een geschiedkundige gebeurtenis, maar ook de Griekse
mythologie en Bijbelse verhalen behoorden tot dit genre.
Vanitas-stilleven: stilleven met verborgen betekenissen die verwijzen naar de
vergankelijkheid van het menselijke bestaan
Mythologische voorstelling: verhalen uit de (Griekse) mythologie worden geschilderd
Groepsportret, schuttersstuk, bijbelse/religieuze voorstelling, landschap en stilleven.