Totstandkoming en de inhoud van overeenkomsten
Drie fundamentele beginselen van het contractenrecht:
- Contractsvrijheid:
o Partijen zijn vrij om overeenkomsten met wie, waarover en wanneer zij willen;
o Partijautonomie: de autonomie van het individu om zijn leven vorm te geven zoals hij
wil;
o Uitzonderingen:
Derogerende werking van redelijkheid en billijkheid;
Nietigheden (week 3).
- Pacta sunt servanda: verbindende kracht van overeenkomsten;
o Art. 6:248, lid 1, BW;
o Uitzondering: derogerende werking van redelijkheid en billijkheid, en natuurlijke
verbintenis;
- Vormvrijheid/consensualisme:
o In beginsel voldoende als er wilsovereenstemming tot uitdrukking geeft (hoeft dus
niet op papier etc.);
o De vorm waarop de wilsovereenstemming tot uitdrukking komt is niet relevant (art.
3:37, lid 1, BW);
o Soms zijn er wel vormvoorschriften.
Voor de totstandkoming van overeenkomsten zijn aanbod en aanvaarding nodig (art. 6:217, lid 1).
Voor deze twee rechtshandelingen zijn drie zaken nodig: wil, verklaring van de wil en openbaring van
de verklaring (art. 3:33). Een vraag en een aanbod zijn in die zin rechtshandelingen (het zijn
wilsverklaringen). Als een van de drie (wil, verklaring, openbaring) ontbreekt, is er geen
rechtshandeling. Er zijn twee soorten aanbod: herroepelijk (art. 6:219, lid 2) en onherroepelijk (art.
6:219, lid 1).
Een aanvaarding is: een tot de aanbieder gerichte verklaring, die in elke vorm mag (art. 3:37, lid 1).
De verklaring heeft pas werking als zij de aanbieder bereikt heeft. Pas dan ontstaat de overeenkomst.
Er is geen overeenkomst als de aanvaarding de aanbieder niet of niet tijdig bereikt.
Criteria voor het tot stand komen van een aanbod:
- Voldaan aan art. 3:33,35 BW;
- Zodra een aanbod de ontvanger heeft bereikt (art. 3:37, lid 3, BW);
- Het aanbod moet voldoende concreet zijn.
Stappenplan overeenkomst:
- Voor een overeenkomst zijn aanbod en aanvaarding vereist (art. 6:217);
- Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen, waarvoor een wil en openbaring van een
verklaring van die wil nodig zijn. Ontbreekt een van deze drie, is er geen
aanbod/aanvaarding, dus geen overeenkomst. Dat is het geval bij wilsontbreken. Een
overeenkomst kan dan toch tot stand komen in geval van gerechtvaardigd vertrouwen (art.
3:35).
Wanneer verliest een aanbod zijn werking:
- Na aanvaarding (art. 6:217, lid 2, BW);
- Na verloop van tijd (art. 6:221, lid 1);