Samenvattingen blok 4.1 Diagnostiek – Master Orthopedagogiek
Thema 3: Culturele sensitiviteit en bias in de diagnostiek (werkcollege
4)
Literatuur:
- Borra, R., van Dijk, R., & Verboom, R. (2016) Cultuur en psychodiagnostiek. Professioneel
werken met psychodiagnostische instrumenten.
• Hoofdstuk 1 Interculturele psychodiagnostiek: zes vuistregels.
• Hoofdstuk 2 Cultuurbewust hulpverlenen: kennis, houding en vaardigheden combineren
(Boedjarath)
• Hoofdstuk 8 Degene die geduld heeft, krijgt zijn beloning. Procesdiagnostiek bij een
vijfjarige Somalische kleuter. (Montfoort) (Ter illustratie).
- Kortmann, F. (2020) Culturele competenties in de GGZ.
• Hoofdstuk 5 Professionele problemen (Leestip: probeer figuur 5.2 goed te begrijpen)
• Hoofdstuk 6 Een theoretisch model voor oplossingen. (Leestip: lees met name de delen
over universalisme en relativisme (absoluut en communicatief)
- Van de Vijver, F. (2017). Hoofdstuk 9. Diagnostiek en testgebruik met allochtonen.
• Knipscheer, J. & Kleber R. (Eds.), Psychologie en de multiculturele samenleving (pp. 191-
214) (fourth revised ed.). Houten, the Netherlands: Bohn Stafleu van Loghum
- Van de Vijver, F., & Tanzer, N.K. (2004). Bias and equivalence in cross-cultural assessment: an
overview. Revue Européenne de Psychologie appliquée, 54, 119-135.
- Verhulp, E. E., Stevens, G. W. J. M., van der Schoot, R., & Vollebergh, W. A. M. (2013).
Understanding ethnic differences in mental health service use for adolescents’ internalizing
problems: the role of emotional problem identification. European Child & Adolescent
Psychiatry, 22, 413-421.
In veel bronnen wordt nog gesproken van “allochtonen” (buitenlanders) versus “autochtonen”
(Nederlanders). Die terminologie is natuurlijk verouderd, maar het duurt even voordat de term
'migratieachtergrond' ook in boekpublicaties is doorgedrongen.
Leerdoelen:
1.Hoe een diagnosticus zich op moet stellen om een 'cultuurbewust' hulpverlener te
zijn;
2.Wat culturele verschillen zijn in prevalentie, beleving en uiting van psychische
problemen;
3.Welke bronnen van bias er zijn (mogelijkheden en beperkingen bij cross-culturele
diagnostiek).
,Uitwerking:
Literatuur over cultuursensitief of cultuurbewust uitvoeren van diagnostiek en mogelijke bronnen van
vertekening, ofwel, bias.
Leerdoel 1. Hoe een diagnosticus zich op moet stellen om een 'cultuurbewust'
hulpverlener te zijn;
Borra, Van Dijk & Verboom (2016). Cultuur en psychodiagnostiek. H1: Interculturele
psychodiagnostiek: zes vuistregels.
Interculturele diagnostiek in NL in de afgelopen 40 jaar → 4 perioden (en de huidige periode)
1. Jaren’60: weinig behoefte aan en interesse in interculturele diagnostiek in NL.
2. Eind jaren’80: meer belangstelling voor bruikbaarheid van psychologische test bij
allochtonen, deze fase is vooral probleem identificerend (sommige zijn niet bruikbaar).
3. Jaren’90: nog meer belangstelling. Ontwikkeling op 2 fronten:
1- Studies naar bruikbaarheid (vertekeningen in) instrumenten die in NL gebruikt worden
2- Studies waarin nieuwe instrumenten gepresenteerd worden die ontwikkeld zijn op
bruikbaarheid in een interculturele samenleving.
4. Jaren’00: deze ontwikkeling wordt nauwelijks doorgezet. De belangstelling vanuit universiteit
voor zowel fundamentele als het toegepaste wetenschappelijke onderzoek voor
interculturele diagnostiek is minder geworden.
De stagnatie komt door politieke en maatschappelijke veranderingen en beperkte financiële
mogelijkheden om grootscheeps onderzoek uit te voeren.
5. Jaren’10 (NU): belangstelling vanuit de praktijk is het laatste decennia weer toegenomen. Er
is nu meer professionalisering in de diagnostische praktijk. Crossculturele diagnostiek is nu
onderdeel van opleidingen. Het wordt nu meer gezien als belangrijk onderdeel van
professionele skills.
Borra, Van Dijk & Verboom (2016). Cultuur en psychodiagnostiek. H2: Cultuurbewust hulpverlenen:
kennis, houding en vaardigheden combineren.
Er is cultuurbewuste hulpverlening nodig! Omdat: kloof met client overbruggen en effectieve
diagnostiek uit te voeren.
Cultuurbewuste hulpverlening = De hulpverlener moet zich bewust zijn van de werking van cultuur
in zijn denken en handelen, maar moet zich er ook van bewust zijn dat cultuur het denken en
handelen van de cliënt beïnvloedt.
➔ Herkennen, interpreteren en adequaat reageren op cultuur van anderen.
Theoretische modellen = in de loop van de tijd zijn er meerdere modellen ontwikkeld als hulpmiddel
in de interculturele hulpverlening (diversiteit aan modellen) → veel modellen zijn gericht op klassiek-
antropologisch vertoog = uitgaan dat mensen uit eenzelfde land een groep vormen en een cultuur
delen.
Andere modellen leggen de focus op specifieke componenten zoals interculturele communicatie of
interculturele competenties, terwijl cultuurbewuste zorg alle componenten in samenhang omvat.
Het model voor ontwikkeling van culturele competentie (van Papadopoulos, Tilki en Taylor (1998):
staat voor veel andere modellen.
Kenmerken van het model =
➢ Er zijn 4 begrippen als cyclische, van opeenvolgende stadia van goed intercultureel
hulpverlenerschap: cultuur bewust, culturele kennis, culturele sensitiviteit en cultureel
competent zijn.
, ➢ Uiteindelijke doel van het model: om met culturen om te gaan
➢ Voordeel van het model: de onderdelen per stadia zijn richtinggevend → ze kunnen
aangepast worden aan het kennisniveau en het specifieke beroep van iedere individuele
hulpverlener.
Kritiek
➢ De volgorde van de stadia met cultureel bewustzijn als begin punt is discutabel: er kan ook
vanuit andere stadia begonnen worden.
➢ Dit model suggereert dat het gaat om afzonderlijke componenten → maar in de praktijk
blijken deze componenten te overlappen en complementair (aan elkaar gelijk) te zijn.
Alleen onderlinge samenhang geven de invulling aan cultuurbewuste hulpverlening.
Cultuurbewuste hulpverlening
Deelidentiteiten = cliënten worden vaak tot bepaalde deelidentiteiten gereduceerd.
Voorbeeld: op basis van leeftijd, geslacht, problematiek, etniciteit, klasse, nationaliteit, seksuele
voorkeur (waardoor vele verschillen ontstaan).
➔ Je hebt als persoon meerdere deelidentiteiten tegelijk, dus plaats op verschillende assen.
➔ Intersectionaliteit / kruispuntdenken: De verschillen tussen mensen hebben een
persoonlijke en maatschappelijke betekenis en spelen in onderlinge samenhang een rol in
iemand leven → Uitgangspunt dat mensen deelidentiteiten bevatten en hiernaar wordt
gekeken als hulpverleners.
Dit is hybride en NIEMAND is gelijk.
Kenmerken van intersectionaliteit / kruispuntdenken = samenhang (i.p.v. zwart/wit denken)
- Voorkomen dat verschillen worden uitgedrukt in dichotomieën (0/1 dus arm/rijk) → Er zijn
bij intersectionaliteit verschillende assen (klasse loopt van arm tot rijk). Voordeel:
doorbreken van denken in stereotypen die kleven aan dichotomieën.
- Het kruispunt wordt gevormd door een aantal belangrijke assen van persoonlijke en
maatschappelijke betekenisgeving. De verschillen zijn dynamisch en machtsgeladen.
- Mensen hebben door intersectionaliteit tegelijkertijd op verschillende assen een plaats →
De eigen persoonlijke combinatie is belangrijk.
Mensen kunnen wel vergeleken worden op basis van dezelfde assen, maar toch kan de uitspraak
over kruispunten verschillen → Belang van idiografische benadering: wat een mens uniek maakt.
- Culturele repertoires zijn NIET altijd herkomst afhankelijk, het kan ook aangeleerd worden.
- Zolang iemand wordt benaderd op één specifieke deelidentiteit, worden andere
uitgesloten. Gedragspatronen hoeven dus niet geproblematiseerd te worden als ze niet aan