Materieel en formeel strafrecht – week 1
Waarom het strafrecht?
Ultimum remedium
Strafdoelen
- Vergelding: leedtoevoeging
- Preventie: voorkomen dat mensen strafbare feiten plegen
Speciale preventie: gericht op de dader
Generale preventie: gericht op ook anderen dan de gestrafte
Legaliteitsbeginsel
Artikel 1 Sr:
1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling.
2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarom het feit begaan is, worden de
voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast
Bevordert rechtszekerheid
Voorkomt willekeur/machtsmisbruik
Een strafbepaling bestaat vaak uit een delictsomschrijving, een kwalificatie en een
strafbedreiging.
- Artikel 287 Sr: hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als
schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf ten hoogste vijftien jaren of
geldboete van de vijfde categorie.
- Bestanddeel moet worden bewezen
- Kwalificatie
- Strafbepaling
Materieel strafrecht
Bepaalt welke gedragingen onder welke omstandigheden strafbaar zijn en welke personen
daarvoor kunnen worden gestraft.
Uitbreidingen en beperkingen van strafbaarheid
- Uitbreidingen: bijv. poging (45 Sr)
- Beperkingen: bijv. noodweer (41, lid 1, Sr)
Belangrijkste bron: Wetboek van Strafrecht
Formeel strafrecht
Bepaalt de regels van het strafproces.
Hoofddoelstelling: verzekeren van de juiste toepassing van het materiële strafrecht.
- Bevorderen bestraffing schuldigen
- Voorkomen bestraffing onschuldigen
Om dit doel te verwezenlijken moet het strafproces zich richten op het achterhalen
van de materiële waarheid.
Moet het mogelijk maken de waarheid te achterhalen
- Middelen om de waarheid te achterhalen
Aanhouding verdachte (bijv. art. 53, lid 1, Sv)
Horen verdachte (bijv. art. 53, lid 2, Sv)
Huiszoeking (bijv. artikel 97 Sv)
, Rechten verdachte
- Zwijgrecht (art. 29, lid 1, Sv)
- Niet gefolterd mogen worden (3 EVRM)
Bewijsregels (art. 342, lid 2, Sv) : minimaal 2 bewijsmiddelen moeten beschikbaar zijn
Belangrijkste bron: Wetboek van Strafvordering
Relativering hoofddoelstelling
De waarheid kan nooit met zekerheid worden vastgesteld, waardoor het risico op een
onjuiste toepassing van het materiële strafrecht nooit uitgesloten kan worden.
- Daarom moet steeds een balans worden gezocht tussen het bevorderen van
bestraffing schuldigen en het voorkomen van bestraffing onschuldigen.
Het rechterlijk beslissingsmodel – week 1
Voorwaarden strafbaar feit
1. Menselijke gedraging (bestanddeel)
2. Wettelijke delictsomschrijving (bestanddeel)
3. Wederrechtelijk (element) (wanneer het niet te rechtvaardigen is, dan
wederrechtelijk)
4. Verwijtbaar (element)
Kernpunten
- De bestanddelen van de delictsomschrijving moeten worden bewezen
- Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn voorwaarden om van een strafbaar
feit te kunnen spreken (elementen): veronderstellen we aanwezig.
- Rechtvaardigingsgronden nemen de wederrechtelijkheid weg.
- Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg
- De rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden tezamen vormen de
strafuitsluitingsgronden
- Let op uitzondering: wederrechtelijkheid kan ook bestanddeel zijn! > art. 350 Sr.
Acht vragen van art. 348 en 350 Sv
- Formele (voor)vragen – art 348 Sv
1. Dagvaarding geldig
2. Rechter bevoegd
3. Officier van justitie ontvankelijk
4. Schorsing der vervolging
- Materiële vragen – 350 Sv
5. Tenlastegelegde bewezen
6. Delictsomschrijving
7. Strafbaar feit
8. Strafbaarheid verdachte
- Straftoemetingsvraag – art. 351 Sv
,Grondslagleer
Art. 348 Sv
‘De rechtbank onderzoekt op den grondslag der tenlastelegging en naar aanleiding van het
onderzoek op de terechtzitting…’
Ar. 350 Sv
‘Indien het onderzoek in het voorgaande artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van
artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der tenlastelegging en
naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag…’
Is de dagvaarding geldig?
- Interne eisen: aanduiding van een feit, een plaats, en een tijd (art. 261 Sv). Verder
dient zij het wettelijk voorschrift te vermelden waarbij het feit is strafbaar gesteld
(hoewel gebrek niet leidt tot nietigheid)
- Externe eisen: geldige betekening (art. 585 e.v. Sv)
Zo nee? Einduitspraak: dagvaarding nietig (art. 349 Sv)
Zo ja? Door naar de tweede formele vraag.
Is de rechtbank bevoegd?
- Relatieve competentie: welke rechtbank (plaats)? Zie art. 2-4 Sv. Meestal plaats
waar delict is gepleegd.
- Absolute competentie: welk soort rechter? Kantonrechter, Gerechtshof,
politierechter, meervoudige kamer etc. Zie o.a. Wet op de rechterlijke organisatie
(RO)
Zo nee? Einduitspraak: rechtbank onbevoegd (art. 349 Sv)
Zo ja? Door naar de derde formele vraag.
Is de officier van justitie ontvankelijk?
Vervolgingsbeletselen:
- Verdachte is onder de 12 jaar
- Verdachte is overleden (art. 69 Sr)
- Feit is verjaard (art. 70 Sr)
- Etc.
Zo nee? Einduitspraak: niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie (art. 349 Sv)
Zo ja? Door naar de vierde formele vraag.
Is er reden tot schorsing van de vervolging?
- Zie art. 14-16 Sv
- Bijv. als de verdachte strekking van vervolging niet begrijpt door geestelijke
stoornis (art. 16 Sv)
- NB: komt in de praktijk weinig voor.
Zo ja? Einduitspraak: schorsing van de vervolging (art. 349 Sv)
Zo nee? De zaak kan inhoudelijk behandeld worden; door naar de materiële vragen.
, Einduitspraken versus ne bis in idem
Ne bis in idem-beginsel (art. 68 Sr): niemand mag tweemaal voor dezelfde zaak worden
vervolgd.
Bij een einduitspraak op een van de formele vragen heeft de rechter nog niet inhoudelijk
over de zaak gebogen, dus mag de verdachte in beginsel opnieuw vervolgd worden. Het ne
bis in idem-beginsel geldt dus niet bij de formele vragen.
Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
- De tenlastelegging wordt opgesteld door de officier van justitie: de
tenlastelegging dient alle bestanddelen van het verweten feit te bevatten.
- Het bewijs kan bestaan uit verklaringen (van verdachte en/of getuigen),
sporenmateriaal, videobeelden etc.
- Rechter moet ook overtuigd zijn door bewijs: in dubio pro reo!
Zo nee? Einduitspraak: vrijspraak (art. 352 lid 1 Sv)
Zo ja? Door naar de tweede materiële vraag.
Kan het bewezene worden gekwalificeerd?
- Welk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op?
- Als de tenlastelegging inderdaad alle bestanddelen van het verweten feit bevat,
kan het feit worden gekwalificeerd.
Zo nee? Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 lid 2 Sv)
Zo ja? Door naar de derde materiële vraag.
Is het feit strafbaar? (is het wederrechtelijk)
- Is het bewezenverklaarde wederrechtelijk?
- Of kan verdachte zich bijvoorbeeld met succes beroepen op een
rechtvaardigingsgrond, zoals noodweer?
Zo nee? Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 lid 2 Sv)
Zo ja? Door naar de vierde materiële vraag.