De definitie van art. 3:1 BW is van belang voor de eigendomsvraag. Zaken en
vermogensrechten zijn goederen. Volgens art. 3:2 BW is een zaak een stoffelijk object die
voor menselijke beheersing vatbaar is.
Art. 3:3 BW: roerend/onroerend
Je bepaalt aan de hand van HR Portacabin of een zaak roerend of onroerend is. Volgens HR
Portacabin (r.o. 3.3) kan een gebouw duurzaam met de grond zijn verenigd in de zin van art.
3:3 BW, als het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Het is
daarbij niet van belang dat er een technische mogelijkheid bestaat om het bouwsel te
verplaatsen. Voor de beantwoording van de vraag of het gebouw naar aard en inrichting
bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de
bouwer voor zover deze naar buiten toe kenbaar is. Onder de bouwer moet hier mede
worden verstaan degene in wiens opdracht het bouwwerk wordt aangebracht. De
verkeersopvattingen kunnen hierbij niet als zelfstandige maatstaf gelden. Zij kunnen echter
wel in aanmerking worden genomen in de gevallen dat in het kader van de beantwoording
van die vraag onzekerheid blijkt te bestaan of een object kan worden beschouwd als
duurzaam met de grond verenigd.
Wat betreft de ‘vereniging’ zijn HR Woonark en HR Havenkranen van belang.
In HR Woonark heeft de Hoge Raad beslist dat het hier ging om een zaak die blijkens
constructie bestemd is om te drijven en drijft, en er dus sprake is van een schip (art. 8:1 BW).
Een schip is in het algemeen een roerende zaak. Een verbinding tussen een schip en de
onder dat schip gelegen bodem die toelaat dat het schip met de waterstand mee beweegt,
kan niet leiden tot het oordeel dat het schip met de bodem is verenigd in de zin van art. 3:3
lid 1 BW. Onderzocht dient te worden of de woonark is verbonden met de oever op een
dusdanige wijze dat sprake is van een vereniging met die grond in de zin van art. 3:3 lid 1
BW. De vereniging kan niet enkel worden aangenomen op grond van een verbinding door
middel van kabels en de aansluiting op nutsleidingen en riolering. Indien na onderzoek blijkt
dat de woonark op dusdanige wijze is verbonden met de oever, moet ook onderzocht
worden of de vereniging met de oever duurzaam is. Daarbij mogen omgevingsfactoren niet
worden meegewogen zoals dat de ark gelegen was in een woonwijk, niet eenvoudig kon
worden weggesleept naar een andere locatie en een specifieke aansluiting had op de
wandelpromenade aan de wal. Bovengenoemde factoren hebben immers betrekking op de
omgeving van de woonark maar zijn niet aan te merken als naar buiten kenbare
bijzonderheden van aard en inrichting van de woonark zelf.
Volgens HR Havenkranen moeten Havenkranen, ondanks hun beweegbaarheid over rails, als
onroerend worden aangemerkt gezien hun uiterlijke kenmerken en hun eventuele
waarneembare samenhang met het terrein. Havenkranen zijn volgens hun constructie
bestemd om zich op het land te bevinden en staan feitelijk, via de rails, in verbinding met de
onder de kranen gelegen grond.
,Art. 3:8 BW: beperkte rechten
Boek 3 (kan je vestigen op alle goederen):
- Pandrecht
- Hypotheekrecht
- Vruchtgebruik
Boek 5 (kan je alleen vestigen op (onroerende) zaken):
- Opstal
- Erfdienstbaarheid
- Erfpacht
Verschil tussen zaaksgevolg en afhankelijkheid
Volgens art. 3:7 BW kan een afhankelijk recht niet zonder een ander recht bestaan. Pand- en
hypotheek en erfdienstbaarheid zijn afhankelijke rechten. Een afhankelijk recht is nooit
afhankelijk van het moederrecht. Waar is een afhankelijk recht dan wel afhankelijk van?
Voorbeeld: de eigenaar van een perceel grond vestigt een hypotheek ten gunste van de bank.
Dit hypotheekrecht is een afhankelijk recht. Het hypotheekrecht is echter niet afhankelijk van
het eigendomsrecht maar van de vordering die de bank op de eigenaar van het perceel grond
heeft. De reden dat een hypotheekrecht bestaat is immers dat het geld wordt terugbetaald
aan de bank. Dus de bank heeft de vordering + het hypotheekrecht uit het eigendomsrecht.
Waar een beperkt recht altijd een hap uit de taart is, is een afhankelijk recht altijd iets extra’s
bovenop een eigendomsrecht dat je hebt.
Voorbeeld: een dienend erf wordt bezwaard met een erfdienstbaarheid. De eigenaar van het
heersende erf mag bijvoorbeeld over het dienende erf lopen. Als de eigenaar van het
heersende erf zijn perceel verkoopt, dan verkoopt hij dus het eigendom samen met de
bevoegdheid om daar overheen te lopen. Dus met een taartpunt erbij!
Overdracht
Art. 3:83 BW (de overdraagbaarheid van goederen) kent drie vereisten:
1. Geldige titel
2. Beschikkingsbevoegdheid
3. Geldige levering
Roerende zaken worden geleverd door middel van bezitsverschaffing (art. 3:90 BW). Een
onroerende zaak dient te worden geleverd door middel van een notariële akte en
inschrijving daarvan in de openbare registers (art. 3:89 BW). Indien het om een vordering
gaat dan lever je via art. 3:94 BW.
Art. 3:115 BW: vormen voor overdracht zonder feitelijke handeling
Sub a wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar krachtens een bij de levering
gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt: bij de levering houdt de vervreemder
voortaan voor de verkrijger (c.p. levering). Bij een c.p. levering hoef je niet aan een derde te
laten weten dat je een afspraak met iemand hebt gemaakt om een goed te verkopen. De
derde blijft bij een c.p. levering gewoon voor jou houden in plaats van voor de verkrijger.
,Sub b wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de vervreemder was: brevi manu.
Sub c wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en haar na de overdracht voor
de ontvanger houdt. In dit geval gaat het bezit niet over voordat de derde de overdracht
heeft erkend, dan wel de vervreemder of de verkrijger de overdracht aan hem heeft
medegedeeld. Bij longa manu is mededeling of erkenning door de derde vereist.
Vraag: kan een houder c.p. leveren? Nee, dit is volgens art. 3:111 BW (interversieverbod)
niet mogelijk. Als je als houder jezelf niet een bezitter kan maken dan kan je ook niet voor
iemand anders gaan houden dan oorspronkelijk het geval was.
Overdracht en beschikkingsbevoegdheid: 3:86 en 3:88 BW
De hoofdregel luidt: ben je eigenaar, dan ben je beschikkingsbevoegd. Hierop bestaat
bijvoorbeeld de uitzondering wanneer je failliet bent verklaard. Ingevolge art. 23 Fw wordt je
dan beschikkingsonbevoegd. En, andersom: als je geen eigenaar bent dan ben je meestal
beschikkingsonbevoegd.
Indien er sprake is van beschikkingsonbevoegdheid dan kan je derdenbescherming (art. 3:86
BW bij roerende zaken en 3:88 BW bij onroerende zaken) inroepen. Zie art. 3:86 lid 3 BW: als
een eigenaar een roerende zaak door diefstal is verloren dan kan hij gedurende 3 jaren zijn
eigendom opeisen. Hierop bestaat de uitzondering indien je het goed in een winkel hebt
gekocht.
Bij art. 3:88 BW (derdenbescherming bij onroerende zaken en vorderingen) moet de
beschikkingsonbevoegdheid voortvloeien uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht
die toen niet het gevolg was van de onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder. De
beschikkingsonbevoegdheid mag dus niet het probleem zijn. Het probleem moet dan zijn
gelegen in de titel of de levering.
Voorbeeld: A heeft een huis verkocht aan B. B heeft het huis doorverkocht aan C. Na de
overdracht vernietigt A de overeenkomst op grond van dwaling. Hiermee vervalt de geldige
titel bij de eerdere overdracht. Vernietiging heeft terugwerkende kracht dus dat betekent dat
B nooit bevoegd is geweest om over het huis te beschikken en in de latere overdracht
derhalve beschikkingsonbevoegd was. In dit soort situaties kan je via de derdenbescherming
van art. 3:88 BW de gebrekkigheid helen.
Hoorcollege 2
Art. 3:3 BW: roerend/onroerend
Het verschil tussen roerend en onroerend is onder meer van belang voor de levering. Bij een
onroerende zaak heb je een notariële akte nodig die moet worden ingeschreven in de
openbare registers. Roerende zaken kunnen ook registergoederen zijn; als dat het geval is
dan gelden dezelfde eisen (notariële akte gevolgd door inschrijving in de openbare
registers). Daarnaast is het onderscheid tussen roerend/onroerend van belang omdat je een
hypotheekrecht alleen kan vestigen op registergoederen.
, Art. 3:3 en 5:20 lid 1 BW: onroerende zaken en grondeigendom
Art. 3:3 BW bepaalt wanneer iets roerend of onroerend is. Als je tot de conclusie komt dat
iets onroerend is dan volgt uit art. 5:20 BW dat de grondeigenaar ook eigenaar is van
hetgeen je als onroerend hebt aangemerkt. Dus de eigenaar van de grond is tevens eigenaar
van alles wat daar onroerend opstaat, tenzij één van de uitzonderingen van toepassing is.
Vraag: er is een hypotheekrecht gevestigd op de grond. Omdat het hypotheekrecht mede
bovenstaande portacabin? Volgens art. 5:20 BW omvat de eigendom van de grond ook alles
wat daar onroerend opstaat (duurzaam verenigd is met de grond). Als je kijkt naar de
wettekst van art. 3:3 en 5:20 BW dan moet het gaan om een gebouw of werk. Een gebouw is
een ommuurde ruimte, overdekt en waar je in kan. Een werk moet door de mens zijn
gemaakt (bijv. een muur, een benzinepomp) en moet enige stabiliteit hebben.
Als de portacabin geen gebouw is, dan is het in ieder geval een werk. De vervolgvraag is dan
of er sprake is van een vereniging. De vereniging is er 1) niet; 2) rechtstreeks of 3) via de
vereniging met andere gebouwen en werken.
Bij voortdurend contact met de grond wordt de vereniging vrij snel aangenomen. In het geval
een gebouw of werk drijft maar wel op een andere manier vastzit kan er twijfel over de
vereniging ontstaan. In HR Woonark en HR Marina heeft de Hoge Raad bevestigd dat dingen
die bestemd zijn om te drijven in principe een schip zijn en schepen meestal roerend zijn. Een
drijvende woning vinden we dus vaak roerend.
Als er sprake is van vereniging dan is de volgende vraag of de vereniging ook duurzaam is.
Zie hiervoor HR Portacabin: iets moet naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter
plaatse te blijven. Hierbij moet je kijken naar de bedoeling van de bouwer voor zover deze
naar buiten toe kenbaar is. Daarbij is niet van belang dat de technische mogelijkheid bestaat
om het bouwsel te verplaatsen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jokeschraagen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.