Samenvatting recht blok 3
Week 1:
Nederland is een verzorgingsstaat. Een verzorgingsstaat is een sociaal systeem waarin de staat
primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers, zoals in kwesties van
gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. Het fundament van de sociale
zekerheid is in de eerste plaats inkomenszekerheid bij inkomensderving.
Sociale partners, de werkgevers en werknemersorganisaties (vakbonden) worden ‘sociale partners’
genoemd, omdat zij overlegpartners zijn in met name de stichting van de arbeid (STAR) en de sociaal-
economische raad (SER). Deze organen zijn de belangrijke adviesorganen van de overheid. Deze
onderhandelingen tussen deze organisatie wordt het poldermodel genoemd.
Eigenverantwoordelijkheid, van de burger wordt verwacht dat hij op het gebied van zorg steeds meer
in de eigen omgeving naar oplossingen zoekt door middel van inzet van familie, vrienden, buren
enzovoort. Pas wanneer dit niet mogelijk is komt de overheid in beeld.
Driedeling van de sociale zekerheid
In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen werknemersverzekeringen,
volksverzekeringen en sociale voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met:
De kring van verzekerden, wie is verzekerd en dus rechthebbend.
De financiering, wie betaald.
De uitvoering, waar moet je de uitkering aanvragen en wie verstrekt de verzekering.
De voorwaarden.
Bij de werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen. Iedereen die in
Nederland woont en/of werkt, betaald in principe mee aan het systeem. Voor deze verzekeringen
geldt een maximum inkomen waarover premie moet worden betaald. Dit bedrag was in 2019
215,- euro per dag. Een uitkering is meestal 70% van dit bedrag. Bij sociale voorzieningen gaat het
niet om een verplichte verzekering, maar om een voorziening die betaald wordt uit de algemene
middelen.
De driedeling:
1. De werknemersverzekeringen, onder de werknemersverzekeringen vallen de WW en WAO.
Kenmerken hiervan zijn:
De werknemers zijn verplicht verzekerd. Een persoon die in België woont maar in
Nederland werkt moet bij een Nederlandse verzekering verzekerd zijn.
De financiering gebeurt doordat werknemers en/of werkgevers premie, gebaseerd
op het loon van de werknemer, betalen.
De uitvoering geschiedt door het UWV.
In het algemeen is de hoogte van de uitkering altijd afgeleid van het dagloon.
De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het
arbeidsverleden.
2. Volksverzekeringen, hieronder vallen de AOW, de Wet landurige zorg (Wlz), de Algemene
nabestaandenwet (Anw) en de Zvw. Kenmerken hiervan zijn:
Bij een volksverzekering zijn alle ingezetenen van rechtswegen verzekerd. Voor de
AOW geldt bovendien een opbouwsysteem: voor ieder jaar dat men vanaf 16 jaar in
Nederland woont, is de opbouw 2%.
Volksverzekeringen worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting
betaald. Werk je in een loondienst dan gebeurd dit doormiddel van loonheffing op
het inkomen. Als zzp’er krijg je van de belastingdienst een aanslag over het inkomen.
De uitvoering is in handen van de sociale verzekeringsbank (AOW, Anw), de
zorgkantoren (Wlz) en de zorgverzekeraars (Zvw).
In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon.
, De duur is niet afhankelijk van het arbeidsverleden. Het AOW-pensioen duurt
bijvoorbeeld voort tot aan de datum van overleiden, ongeacht het aantal gewerkte
jaren.
3. sociale voorzieningen, hieronder vallen de bijstand (participatiewet) en de algemene
kinderbijslagwet (AKW). dit zijn algemene regelingen. Daarnaast zijn er nog regelingen met
een bijzondere doelgroep, zoals de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke
arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet IOAW), toeslagenwet (TW), de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wmo. Maar ook de
zorgtoeslag en het kindgebonden budget (Wet kgb). Kenmerken hiervan zijn:
Rechthebbend is iedere Nederlander en tevens de niet-Nederlander die hier
rechtmatig verblijft.
De uitvoering is meestal in handen van de gemeente (Pw, IOAW, Wmo), vaak door
een aparte afdeling sociale zaken of een gemeenschappelijke sociale dienst (Dienst
Werk en Inkomen).
Een sociale voorziening wordt betaald uit de algemene middelen (belastings
opbrengst).
De Hoogte van een sociale voorziening is meestal gerelateerd aan het minimumloon
en afhankelijk van de leefsituatie.
In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van een
verzekering. De uitkering op grond van een volksverzekering of
werknemersverzekering gaat voor: die uitkering is dan een zogeheten voorliggende
voorziening.
de deur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale
minimum ligt (Pw).
Kennisclips: