Dementie
Hoorcollege 4.5
Inleiding
Epidemiologie
18% van Nederlandse bevolking is 65+. De leeftijd belangrijkste risicofactor voor dementie: hoe
hoger de leeftijd hoe meer kans. Momenteel ongeveer zijn er 270.000 mensen met dementie in NL.
Incidentie: 20.000 nieuwe patiënten per jaar Voorspelling 2040: verdubbeling van het aantal
patiënten met dementie. Dubbele vergijzing (grijze golf) we worden steeds ouder en de geboortegolf
na 1945 spelen allebei een rol.
Definitie
Volgens Phillipe Pinel, 1818: ‘Een verlies van intellectuele en geheugenfuncties, gekenmerkt door
wanordelijk gedrag, oppervlakkige emoties, doelloze activiteiten en vergeten van woorden.’
Volgens Eulderink, 2004: ‘Stoornissen in korte en lange termijn geheugen, abstractievermogen,
oordeelsvermogen en stoornissen binnen corticale functies, waarbij het bewustzijn ongestoord is.’
Dementie is geen eenduidig ziektebeeld. Het is meer een syndroom: vaste combinatie van
verschijnselen op basis van verschillende oorzaken. Er zijn meer dan 50 vormen. Kenmerken zijn:
geheugenstoornissen, cognitieve stoornissen, gedragsproblemen en een impact op het dagelijks
leven. Meestal is er pas later een lichamelijke achteruitgang.
DSM-5: neurocognitieve stoornissen
Uitgebreide cognitieve stoornissen:
A. Cognitieve achteruitgang ten opzichte van eerdere niveau van functioneren:
1. Zorgen door omgeving
2. Neuro-psychologisch onderzoek
B. Belemmerend in complexe activiteiten
Let op eerst uitsluiten van:
C. Delier: geen dementie diagnosticeren
D. Niet verklaard door andere psychische stoornissen
Symptomatologie
Predisponerende factoren:
- Hoge leeftijd (is de belangrijkste)
- Risicofactoren voor hart- en vaatziekten
- Ziekte van Parkinson (helft tot driekwart zal dementie ontwikkelen)
- Genetische factoren
Symptomen:
- Geheugen: nieuwe informatie moeizaam opnemen, afspraken vergeten en dingen kwijtraken
- Taal: woordvindstoornissen, namen moeizaam ophalen, niet goed conversatie volgen en
taalverarming
- Ruimtelijk inzicht: moeite weg vinden, desoriëntatie in ruimte, autorijden is probleem
, - Complexe handelingen: financiën, koken, nieuwe situaties snappen en apraxie
- Oordeelsvermogen: verminderd begrip en abstractie vermogen, minder
aanpassingsmogelijkheden en gestoord tijdsbesef
- Denkinhoud: achterdocht, hallucinaties en wanen
- Stemming: labiel, depressief en angstig
- Gedrag: onzeker, afhankelijk, initiatiefverlies, traagheid, prikkelbaarheid en zelfverwaarlozing
Denkinhoud:
- Achterdocht: dingen kwijt → is gestolen.
- Hallucinaties: er hangen allemaal doeken bij de huizen → iedereen viert feest en heeft de
vlag uithangen.
- Wanen: alle huizen op een rijtje → verbindingen tussen de huizen met tunnels, iedereen kan
mijn huis in.
4 fasen in dementie
Bedreigde ik → angst
Verdwaalde ik → verwarring
Verborgen ik → wie ben ik
Verzonken ik → terugtrekken
Diagnostiek
Multidisciplinaire behandeling: door de huisarts, specialist ouderengeneeskunde en de geriater.
Wordt vastgesteld door:
- Anamnese
- Heteroanamnese
- Lichamelijk onderzoek
- Lab (hormonen, vitamines, ontstekingswaarden, nier- en leverfuncties)
- Beeldvormend (CT/MRI van de hersenen)
- Neuro-psychologisch onderzoek
Bij de diagnostiek van dementie zijn vier stappen te onderscheiden, drie over ziektediagnostiek en
één over zorgdiagnostiek. Vier stappen:
1. Het opmerken van signalen die kunnen wijzen op dementie.
Omdat patiënten niet altijd zelf met een hulpvraag komen, wordt ook op signalen van naasten
ingegaan. Een voor de hand liggend signaal van dementie is geheugenklachten. Andere signalen
kunnen zijn: apathie, gewichtsverlies, loopstoornissen of onverklaarde klachten.
2. DSM-IV criteria dementie
Een geheugenstoornis; en één of meer andere cognitieve stoornissen in: taal (afasie), gericht
handelen (apraxie), herkenning (agnosie), uitvoerende functies (zoals plannen, organiseren,
opeenvolgende handelen, abstraheren;
En stoornissen die een significante beperking geven in het sociaal of beroepsmatig functioneren ten
opzichte van het vroeger niveau functioneren; En er geen delier of depressie is.