Levensloopsociologie samenvatting module 2
Hoofdstuk 2 P. 31 t/m 64
2.1
Iemand vormt vanaf de geboorte het vermogen om dingen te doen, te zeggen en te denken. Bij dat
proces zijn voorbeelden, aanwijzingen, aanmoedigingen en andere vormen van sociaal verkeer nodig.
Door die interactie vormt iemand op de volgende drie vlakken het vermogen om zelf te handelen en
zich te onderscheiden:
- Op lichamelijk vlak: eieren bakken, handen schudden, autorijden
- Op communicatief vlak: weekend bespreken, intakegesprek voeren
- Op mentaal vlak: namen onthouden, hoofdrekenen.
2.1.1
Hoe iemand door socialisatie zelf leert handelen wordt binnen de sociologie doorgaans uitgelegd aan
de hand van de roltheorie. Een wederzijdse rolverwachting houdt in dat beide interactiepartijen
weten welke spel- of gedragsregels in een situatie gelden.
2.1.2
De roltheorie houdt in dat er op elk podium wederzijdse rolverwachtingen zijn. Het gaat niet om
regels die alleen buiten interactiedeelnemers bestaan, maar om regels die ze zich eigen hebben
gemaakt. Zo vormen ze de mentale bagage van iemand die in staat is tot interactie oftewel tot
zelfstandig handelen. Deze bagage bestaat uit drie onderdelen:
- Ten eerste dient iemand de regels te kennen.
- Ten tweede moet een interactiedeelnemer die rolverwachtingen kent in staat zijn om ernaar te
handelen.
- Ten derde dient elke partij bereid of geneigd te zijn om in beweging te komen en rekening te
houden met de verwachtingen.
Rolverwachtingen zijn dus bovenpersoonlijke en normatieve gedragsregels waaraan iemand zich
door socialisatie heeft leren houden.
2.1.4
Je kunt switchen tussen levensgebieden, dit hangt samen met de sociale differentiatie – de
scheiding van wonen, werken en ontspannen – die zo kenmerkend is voor de maatschappelijke
moderniteit. De reeks podia (plaatsen, gebeurtenissen) waarop iemand actief is, noemen sociologen
een position set. Role set: een term die wordt gebruikt om de reeks rollen en relaties te beschrijven
die individuen bezitten als gevolg van sociale status. Doordat tegenspelers in het ene levensgebied
meer naar je opkijken dan in het andere levensgebied, verandert je status. Dat geven sociologen
soms aan door status set te gebruiken in plaats van position set.
Toeschrijving van verwachtingen: iemands geslacht, huidskleur, leeftijd en accent roepen
verwachtingen op bij anderen.
2.1.5
In de loop van het leven verandert iemands position set. Elk levensgebied uit die set kan echter ook
veranderen. Dat brengt onder meer onenigheid met zich mee over gedragsregels en verwachtingen.
2.1.6
Mensen met veel meervoudigheid en veranderingen speelt meerdere rollen, het lijkt net op iemand
die op een druk kruispunt staat. Deze kruispuntvergelijking komt vaak terug in migratie- en
diversiteitsstudies. Die meervoudige deelname aan het sociale verkeer biedt de enkeling meer
ruimte.
, 2.2.2
Primaire socialisatie vindt plaats in het levensgebied waarin iemand woont. In dat gebied slaapt,
wast, kleedt, eet, plast en poept iemand vanaf de geboorte. De dagelijkse herhaling van die
activiteiten, waarbij ouders, zusjes en broertjes vaak in de buurt zijn, leidt tot gewoontevorming
oftewel handelingsvermogen. Er gaat invloed uit van het hele netwerk van personen, gebruiken,
voortbrengselen en spelregels waar het individu zich in bevindt. Primaire socialisatie vindt niet overal
en altijd plaats binnen een kerngezin. Dat er sociale en historische variatie in gezinshuishoudens
bestaat, is één reden. De tweede reden is dat externe factoren in mindere of meerdere mate effect
hebben op het gezin. De derde reden dat primaire socialisatie niet hetzelfde is als socialisatie in een
kerngezin is dat er ook buitenshuis geleerd wordt. De verschillen in cultuurlandschap zijn te
beschrijven met een drielagenindeling uit de sociale geografie:
- De eerste laag die de ruimte buitenshuis kenmerkt, bestaat uit de flora en fauna, de bodem en de
waterhuishouding.
- De tweede laag uit de sociaalgeografische indeling bestaat uit de verbindingen voor personen,
goederen en berichten.
- De derde laag bestaat uit woonhuizen, weilanden, akkers, kantoren fabrieken, parken, vijvers,
sportvelden en andere ontspanningsruimten.
De drie lagen zijn verbonden, want de bodem (eerste laag) beïnvloedt bijvoorbeeld het graven van
een tunnel (tweede laag) of het bouwen van een wolkenkrabber (derde laag).
Primaire socialisatie houdt dus in dat een kind vanaf de geboorte opgenomen wordt in en deel leert
nemen aan een plaats- en tijdgebonden levensgebied.
De filosoof Martin Heidegger benadrukte de band die iemand met de wereld heeft door te schrijven
over ‘in-de-wereld-zijn’. Uit die woorden en de verbindingsstreepjes ertussen moet blijken dat
iemand niet in de wieg is gelegd als een zelfstandig denken wezen. Het handelingsvermogen vormt
zich in de loop van het leven, waardoor de hulpeloosheid uit de babytijd afneemt. Door in-de-wereld-
zijn te gebruiken keert Heidegger de relatie om tussen ons bewustzijn van de wereld enerzijds, en de
wereld die we waarnemen en waarover we nadenken anderzijds.
2.2.3
Kinderen komen, bijvoorbeeld op school, in contact met vreemde personen, ongewone activiteiten
en onbekende voorwerpen. Bij dat contact merken ze dat de gang van zaken waarmee ze in de
thuiswereld vertrouwd geraakt zijn niet algemeen geldig is. Vaak is er een gebouw in het spel, dat
bereikt wordt na een autorit of het oversteken van een snelweg, zodat er letterlijk een grens wordt
gepasseerd die het domein van de primaire socialisatie omsluit. Die grenspassage is verbonden met
de sociale differentiatie. Door de verdeling in wonen, werken en ontspannen krijgen kinderen te
maken met verzorgers, leraren en opvoeders van buiten het thuisgebied, die aanvankelijk nieuw en
vreemd zijn. Dit is de start van de secundaire socialisatie. Hierbij merkt een kind dat de eigen woning
en woonbuurt behoren tot een grotere wereld. Bij secundaire socialisatie gaat een kind deelnemen
aan nieuwe levensgebieden, zodat het niet langer alleen dochter of zoon is, maar tegelijk leerling in
een school, patiënt, of lid van een sportteam. De secundaire socialisatie vindt ook plaats in de
peergroup. Het belang van de peergroup neemt toe in de leerplichtige leeftijd. Voor de input van de
socialisatie zijn dus verschillende actoren verantwoordelijk. Daarom spreken we van samengestelde
socialisatie. Onderwijzers, vrienden en sportcoaches dragen net zozeer als ouders de input aan die
het individu midden in het schema zich eigen maakt. Bovendien kom de bijdragen aan de inputzijde
niet uitsluitend van directe interactie. De groei van online communicatie en mediagebruik maakt het
soms lastig om te zeggen of input bij de socialisatie van een herkenbaar individu, een anonieme
groep of een hightechproduct komt.