Essay Burgerlijk recht I
Annotatie bij RB Gelderland 20 december 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:6012
Naam: RechtenImm
Studentnummer:
Collegejaar: 2020/2021
Werkgroep: 5
Onderwerp: Strikte bestanddeelleer of ruime
bestemmingscriterium
E-mailadres: …………..
Aantal woorden: 1988
, Annotatie
ECLI:NL:RBGEL:2019:6012
RECHTENIMM
I. In onderhavige uitspraak heeft Siza een eerste complex met zorgappartementen
laten bouwen (hierna: Eerste Gebouw). Ecovat is benaderd voor de ontwikkeling van
een duurzaam systeem voor de opslag van duurzaam opgewekte energie en levering
vanuit die opslag van warmte en koude, de Ecovat Smart Energy Solution (hierna:
ESES). Aangezien op voorhand kenbaar was dat het Eerste Gebouw eerder gereed
zou zijn dan het ESES is er voor de levering van warmte en koude als oplossing
gekozen voor de Tijdelijke Technische Ruimte (hierna: TTR). De TTR is een
zeecontainer met technische apparatuur die het Eerste Gebouw voorziet van warmte-
en koude. Naar verwachting zou de TTR twee jaar gebruikt worden om vervolgens
vervangen te worden door het ESES. Aangezien Siza later toch besluit af te zien van
het ESES, wordt Siza tegen betaling van een gebruiksvergoeding de mogelijkheid
geboden om gebruik te blijven maken van de TTR. Siza laat de facturen onbetaald,
waardoor er een conflict over de eigendom van de TTR ontstaat. Siza beroept zich
dan op het standpunt dat zij door natrekking eigenaar is geworden van de TTR die op
haar terrein staat. Zo stelt Siza dat zij ofwel door bestanddeelvorming ingevolge
artikel 3:4 lid 1 jo. 5:3 BW, ofwel door natrekking via de grond ingevolge artikel 3:3 jo.
5:20 lid 1 sub e BW eigenaar is geworden van de TTR. De Rechtbank oordeelt dat de
TTR niet naar verkeersopvattingen als bestanddeel van het Eerste Gebouw gezien
kan worden. De omstandigheid dat de TTR een tijdelijke hulpfunctie vervuld ten
aanzien van het Eerste Gebouw en bestemd was om daarna verwijderd te worden,
was doorslaggevend.
II. In deze annotatie zal ik specifiek aandacht besteden aan de vraag of men eigenaar
van deze zeecontainer, de TTR kan worden door natrekking in het licht van de strikte
bestanddeelleer ingevolge artikel 3:4 lid 1 jo. 5:3 BW en het ruime
bestemmingscriterium ingevolge artikel 3:3 jo. 5:20 lid 1 sub e BW. In het navolgende
zal ik eerst ingaan op de strikte bestanddeelleer. Vervolgens zal worden ingegaan op
het ruime bestemmingscriterium. Ten slotte zal aan de hand van beide wegen
aangegeven worden hoe de rechter naar mijn mening had kunnen oordelen.
III. Het in artikel 3:4 lid 1 BW vastgelegde ‘maatschappelijke criterium’ regelt wanneer
volgens verkeersopvatting een zaak bestanddeel wordt van de hoofdzaak. 1 Ten
aanzien van de beoordeling van dit criterium, zijn twee belangrijke aanwijzingen
ontwikkeld in het Depex/Curatorenarrest. 2 Allereerst gaf de Hoge Raad als
aanwijzing: “zijn het gebouw en de apparatuur op elkaar afgestemd?” Hierbij kan
gedacht worden aan extreme afmetingen en/of unieke vormen, maar dit hoeft niet
bepalend te zijn. De tweede aanwijzing van de Hoge Raad luidde als volgt: “moet bij
het ontbreken van de apparatuur, het gebouw als onvoltooid worden beschouwd?”
Hierbij speelt enkel de incompleetheid van een gebouw een rol en niet de functie die
de apparatuur vervult in het productieproces. 3 Bij een bevestigend antwoord op een
van de twee aanwijzingen, kan een bestanddeel onderdeel worden van de
hoofdzaak.
1
Huijgen, in: T&C BW 2019, art 3:4 BW; Reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht, 2019, p. 7.
2
HR 15 november 1991, ECLI:NL:1991:ZC0412, NJ 1993/316 (Depex/Curatoren).
3
Huijgen, in: T&C BW 2019, art 3:4 BW; HR 15 november 1991, ECLI:NL:1991:ZC0412, r.o. 3.7, NJ 1993/316
(Depex/Curatoren); HR 27 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0774, r.o 3.2, NJ 1993/317 m.nt. W.M. Kleijn
(Ontvanger/Rabobank).