Diagnostiek
SAMENVATTING BLOK 4.1
Opleiding: Master Orthopedagogiek
Academiejaar: 2021-2022
Marie Ooms
571104 |
, Werkcollege 1: IQ & Ethiek
Ponsioen, A. (2005). De waarde van een IQ-score bij kinderen met een lichte verstandelijke
beperking. Kind & Adolescent Praktijk, 4(2), 51-55
Ruiter SAJ, Hurks PPM, Timmerman ME. (2017) IQ-score is dringend aan modernisering
toe. Naar een nieuwe interpretatie en classificatie van de geschatte intelligentie. Kind
Adolesc Prakt. 16(1), 16–23.
Koster, I., Stams, GJ. & Kaldenbach, Y. (2018) Een iq-test op je slechtste moment: is dat wel
slim?. Kind Adolesc Prakt. 17, 6–13.
Werkcollege 2: Cognitie en gedragsproblemen
Boeken
- Didden, Troost, Moonen & Groen (2017) Psychiatrie en licht verstandelijke beperking. Hoofdstuk 1, 7, 17 en 18
- Dosen (2014) Psychiatrische stoornissen, probleemgedrag en verstandelijke beperking. Hoofdstuk 17
Artikelen
- Crocker, Prokic, Morin & Reyes (2013) Intellectual disability and co-occurring mental health and psychical disorders in aggressive
behaviour
- Emerson & Einfeld (2010) Emotional and behavioural difficulties in young children with and without developmental delay: a bi-national
perspective
- Goodman (1995) The relationship between normal variation in IQ and common childhood psychopathology: A clinicalstudy
- Plomin, Price, Eley, Dale & Stevenson (2002) Associations between behaviour problems and verbal and nonverbal cognitive abilities and
disabilities in early childhood
- Schuiringa, Van Nieuwenhuijzen, De Castro & Matthys (2015) Parenting and the parent-child relationship in families of children with mild
to borderline intellectual disabilities and externalizing behavior
- Kaldenbach, Y. (2015). De verstandelijke beperking
1. Wat is de samenhang tussen cognitief functioneren en gedragsproblemen?
Vaak wordt er in casussen een combinatie gezien van een (licht)verstandelijke beperking en
probleemgedrag. Hoe hangen deze twee aspecten samen en hoe kan dit verklaard worden?
Mensen met een verstandelijke beperking zijn oververtegenwoordigd in de GGZ. Dit komt
omdat methodieken, instrumenten en de zorg niet adequaat zijn + vaak wordt LVB laat of
niet herkend. Over de exacte prevalentie zijn geen eenduidige resultaten.
Didden, H7
- Gedragsproblemen: alle vormen van externaliserend probleemgedrag, variërend van
verbale/fysieke agressie tot pesten op sociale media. Bij gedragsproblemen is er vaak
sprake van sociaal disfunctioneren, waarbij in de etiologie de interactie met de omgeving
domineert. Gedragsproblemen worden dimensionaal opgevat: er wordt gekeken in welke
mate van ernst de gedragingen zich voordoen.
- Gedragsstoornissen: de oppositioneel-opstandige stoornis (ODD) (patroon van
boze/prikkelbare stemming, brutaal en ongehoorzaam gedrag of ontevredenheid in
minimaal één setting voor minstens zes maanden) en de normoverschrijdend-
gedragsstoornis (CD) (repetitief en persisterend gedragspatroon waarbij de
grondrechten van anderen of nomen/maatschappelijke regels worden geschonden) zijn
de meest voorkomende psychische stoornissen bij kinderen. Bij de stoornissen wordt
gedrag categoriaal opgevat: er wordt geclassificeerd op basis van vastgestelde
symptomen en criteria.
→ Kinderen met LVB lijken 3 tot 4 keer meer kans te hebben op ontwikkelen van
dergelijke gedragsstoornis. (prevalentie 10%)
, → Vooral als er sprake is bij problemen in emotieregulatie is de kans groot dat een
gedragsstoornis langdurig blijft bestaan. Net als bij verminderde empathie en vroege
nadelige omgevingsinvloeden.
Risicofactoren voor kinderen met VB voor het ontwikkelen van gedragstoornissen:
- Genetische afwijkingen
- Executief disfunctioneren
- Moeilijk temperament
- Lage verbaliteit
- Verminderd sociaal inzicht en sociale vaardigheden
- Armoede
- Mishandeling en verwaarlozing
- Verstoorde primaire hechtingsrelaties
- Lage sociaal economische status
- Leeftijd (jongvolwassenen)
Bij kinderen met een LVB in combinatie met problemen in de emotieregulatie is de kans
groot dat de gedragsstoornis langdurig blijft bestaan. Kenmerken van ongevoeligheid en
emotieloosheid vormen een risicofactor voor het voortduren van de gedragsstoornis.
Beschermende factoren :
- Goede affectieve relaties
- Sociale, schoolse en cognitieve vaardigheden
- Adequate copingvaardigheden
Agressief gedrag
Bij mensen met een verstandelijke beperking is de kans op agressief gedrag hoog. Agressief
gedrag is gedrag dat schade veroorzaakt bij een andere person of een ander voorwerp. Er
kan een onderscheid worden gemaakt tussen reactieve agressie (reactie op provocatie of
dreiging) of proactieve agressie (planmatige agressie om een doel te bereiken). Uit een
onderzoek onder een groep mensen met een verstandelijke beperking blijkt dat tot 40% van
de groep agressief gedrag laat zien. De prevalentie van fysieke agressie varieert van 0-25%.
Verbale agressie komt vooral voor bij mensen met een LVB.
Risicofactoren
Risicofactoren die de kans op agressief gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking
verhogen:
- Psychologische factoren
o Mannelijk geslacht
o Ernstig verstandelijke beperking
o Autismespectrumstoornis
o Beperkingen in sociale, communicatieve en adaptieve vaardigheden
o Leeftijd: jongvolwassenen laten meer agressie zien dan kinderen en ouderen
o Voorgeschiedenis gewelddadig gedrag, stemmingsproblemen, gedragsproblemen en
problemen met impulsbeheersing
- Biologische factoren
o Niet-aangeboren hersenletsel
o Epilepsie
o Genetische afwijkingen en syndromen
, Dosen, H17
Agressief gedrag komt bij mensen met een verstandelijke beperking vaker voor dan bij de
gewone populatie. Percentages uit onderzoeken variëren van 2-20%. Auto-agressief gedrag
(zelfbeschadigend gedrag) komt bij mensen met een verstandelijke beperking ook vaker
voor.
Bij mild tot matige verstandelijke beperking:
- Vooral oppervlakkige huidverwondingen of zeer ernstige, levensgevaarlijke
verwondingen
- Vaker verbale agressie, vaker gearresteerd.
- Affectief en/of doelgericht
Bij diepgaande tot ernstige verstandelijke beperking:
- Vooral zelfverwondend gedrag, ernstige lichamelijke verwondingen = autoagressief
gedrag (Prevalentie = 2-20%)
- Vaker fysieke agressie, eigendomsagressie en zelfbeschadigend gedrag.
- Vooral affectieve en impulsieve agressie.
Autoagressief gedrag = zelfbeschadigend gedrag. ➔ bij mensen met LVB vaker
huidverwoning terwijl mensen met ernstige verstandelijke beperking vaker bijv. hoofdbonken
of zichzelf slaan.
Verschillende vormen van agressie:
1. Affectieve agressie (impulsief/reactief):
Agressief gedrag als reactie op bedreiging, provocatie of frustratie en gekenmerkt door een
hoog arousal, affectieve labiliteit, kwaadheid, woede, angst en een ontremde motoriek. Deze
vorm van agressie wordt gekoppeld aan een verlaagde cognitie, soms een verminderde
geheugenfunctie en lager verbaal IQ. Bij agressief gedrag van dit type vertoont de mens een
verlaagde cognitie soms met een verminderde geheugenfunctie. In onderzoek bij kinderen
werd gevonden dat kinderen met dit soort agressie in doorsnee een lager verbaal IQ hadden,
dat ze vaker onder psychiatrische behandeling waren en dat bij hen vaker psychotische
toestanden gevonden werden.
2. Doelgerichte agressie (instrumentaal/proactief):
Ook gecontroleerde, predator-, proactieve en instrumentele agressie genoemd. Dit soort
agressie is meestal aangeleerd en wordt door bekrachtiging (beloning) in stand gehouden.
Bij agressie hebben deze personen geen cognitieve inzinking, hun arousal is laag en de
motoriek is onder controle. → Geen aanwijzingen voor lager IQ.
3. Gemengde agressie:
Heeft kenmerken van zowel affectieve als gecontroleerde agressie. Het ontstaan van dit
soort agressie is in de meeste gevallen gebonden aan de reacties van de omgeving op de
agressie van de betrokken persoon, maar het kan ook in verband staan met
ontwikkelingsaspecten en psychische en biologische aspecten van de persoon (zie later).
4. Impulsieve en gesublimeerde agressie:
Stoornis van de impulscontrole en sublimatie van fysieke agressie door impulsief stelen,
brandstichten, seksuele agressie en andere asociale activiteiten (zie later). Dit soort
agressief gedrag onderscheidt zich van andere soorten agressie vanwege het specifieke
ontstaansmechanisme en de specifieke behandeling.
5. Novelty seeking agressie door regulatiestoornis van arousal:
Sommige onderzoekers vermelden een constitutioneel bepaald hypoarousal bij personen als
oorzaak voor voortdurend zoeken van spanning en gevaar (novelty seeking). Een gevaarlijk
agressief en antisociaal gedrag kan bij deze mensen ontstaan met het doel een verhoging
van het arousal.