BK1207 WETENSCHAPSFILOSOFIE
1 INLEIDING LANGZAAM DENKEN
LECTURE 29-10-2020
DEEL 1: Filosofisch denken
Een simpel testje:
- Hockeystick & bal kosten 1 euro en 10 cent. De stick kost 1 euro meer dan de bal. Hoeveel kost de bal?
→ 5 cent
- Als 5 machines 5 producten maken in 5 minuten, hoeveel tijd kost het dan 10 machines om 10
producten te maken? → 5 minuten
Voorbeelden van vragen waar mensen meteen een antwoord te binnen schiet maar vaak onjuist. Snelle
denkers hoeven niet per se intelligent te zijn. Zie onderzoek van Daniel Kahneman: Thinking fast and slow, of in
NL: ons feilbare denken. Het boek gaat over 2 systemen in ons denken.
1. System 1: alles wat direct te binnen schiet, maar snel onbetrouwbaar.
2. Systeem 2: langzaam, maar betrouwbaar, kost meer moeite → levert meetbare fysieke effecten op,
zoals uitzetten van pupillen.
Niet altijd op je eerste ingeving vertrouwen!
Wetenschapsfilosofie: we gaan filosofisch denken ‘langzaam denken’ en ‘logisch denken’. Doel van dit vak:
fundament onder de wetenschap, hoe werkt het? Kritische houding is essentieel om wetenschappelijk te
denken. Methode = langzaam denken en kritisch denken.
- We maken gebruik van de denkers in wetenschapsfilosofie (week 2 & 3)
- Benadering in bedrijfskunde (week 4&5)
DEEL 2: Wat is wetenschap?
Onderscheid in velden:
1. Wetenschap: natuurkunde, geneeskunde
2. Pseudowetenschap: astrologie, homeopathie, etc.
Hoe onderscheid je wat wetenschap is en wat niet? = vraagstuk van onderscheid = demarcatievraagstuk.
Wetenschap = een verzameling kennis, bijv. dat metaal uitzet als je het verhit, het zegt iets over alle gevallen
van een bepaald type, het heeft iets algemeens. Wetenschap heeft iets overtuigends, zet kracht bij wat een
dokter je bijvoorbeeld aanschrijft.
Wetenschap = zekere kennis, waar we sluitend bewijs over hebben. De meest betrouwbare kennis die we
hebben, een goede reden om hierin te geloven.
Wetenschap = een methode, kennis die hieruit resulteert is dan wetenschappelijke kennis, bijv. bewijs
verzamelen over je stellingen, je moet wel in staat zijn die stellingen aan te passen als ze geen bewijs hebben
gevonden. Dat zegt iets over je houding: scepsis, logisch denken, etc.
1
,Scepsis = vaak verkeerd gebruikt. Je stelt je oordeel uit, noch eens noch oneens. Dit kan je gebruiken om
systeem 1 te onderbreken, stapje terug te zetten en langzaam te gaan denken, eerst beschouwen wat voor
bewijs je hebt. De mens is van nature geen scepticus. We maken vaak gebruik van foutieve, onware,
misleidende kennis gebruiken voor onze beslissingen.
VB. Ice tea drinken bij wedstrijden omdat het geluk brengt = bijgeloof. Als ik het niet doe en ze verliezen voel ik
me schuldig. Waarom denkt een mens zo? Wat er in mijn glas zit heeft geen invloed op wat er op het veld
gebeurt. Hoe kan dat? Onze hersenen zijn niet gemaakt om wetenschappelijke waarheden te vinden. We zijn
niet op zoek naar waarheid/ kennis. Menselijke geest zoekt naar patronen om waarheden te beïnvloeden.
Jezelf voor de gek houden dus, om controle te houden. Menselijke geest is gevoelig voor bijgeloof en
onjuistheden. Belangrijk element in onze cultuur.
Wetenschap = invloedrijke beweging, bijv atoombommen.
DEEL 3: Logica
Logica = de formele vorm van system 2. We gebruiken logica om argumenten te analyseren. Om je kritische en
rationeel denkvermogen te optimaliseren.
Een logisch argument (Aristoteles):
1. Alle mensen zijn sterfelijk
2. Socrates is een mens
3. Dus: Socrates is sterfelijk
Dit wordt in de logica een argument genoemd, ook wel een syllogisme. Het gaat niet om argumenten om
anderen te overtuigen, maar voor jezelf, om kritisch na te denken (een uitgeschreven redenatie).
Premisses = aannames (1 & 2)
Conclusie = op basis van deze aannames mogen we concluderen dat … (conclusie, 3)
Mogen we ervan uitgaan = truth preservation = bij een logisch valide argument leiden ware premisses altijd tot
ware conclusies. De waarheid blijft dus behouden, de garantie die logica je geeft.
Wat als je onware premisses gebruikt? → onware conclusie. Dus de logica van het argument klopt (de opbouw,
redenatie) maar door een onware premisse, heb je ook een onware conclusie.
- De vorm van het argument klopt = de logica. Dus dat is een VALIDE argument.
- De inhoud van het argument klopt niet = onware premisses. Dus dat zorgt voor een onware conclusie.
De vorm kan dus kloppen, terwijl de inhoud compleet niet klopt.
Ander voorbeeld van onware premisses: de conclusie kan nog steeds kloppen als 1 premisse onjuist is, bijv.
1. Alle konijnen zijn sterfelijk
2. Socrates is een konijn = onwaar
3. Dus: Socrates is sterfelijk = waar
Al deze argumenten zijn logisch valide = truth preservation. Als niet alle premisses waar zijn, weten we niet of
de conclusie waar is, dan kunnen we daar niets over zeggen.
2
,Tot zo ver valide argumenten = waar de vorm klopt. Voorbeeld van INVALIDE argumenten:
1. Alle konijnen zijn sterfelijk
2. Socrates is een mens
3. Dus: Socrates is sterfelijk
De premisses zijn waar, maar je kunt op basis hiervan geen valide conclusie trekken over de sterfelijkheid van
Socrates. Een fout in de logica = invalide argument.
Logica gaat dus over de vorm van argumenten, niet over de inhoud. Vaak maken we de inhoudelijke zinnen
met letters aangegeven duidelijker.
A = mens
B = sterfelijk
X = Socrates
1. Alle mensen zijn sterfelijk – Alle A zijn B
2. Socrates is een mens – X is een A
3. Dus: Socrates is sterfelijk – Dus: X is B
Het blijft altijd een valide argument op deze manier. Het staat los van de inhoud. Betekent niet dat de premisse
en conclusie altijd klopt.
Modus tollens vorm:
- Als A, dan B
- B is onwaar
- Dus: A is onwaar
= Valide argumenten, soms met onware premisses, maar de vorm klopte.
Bevestiging van de consequent:
- Als A, dan B
- B
- Dus: A
Dit is een voorbeeld van een INVALIDE argument, de vorm klopt niet, nog los van de inhoud. Bijv.
- Als het woensdag is, heb ik tennisles
- Ik heb tennisles
- Dus: het is woensdag
Dit zijn verleidelijke argumenten, maar ze kloppen niet. Misschien tennis je wel 2x in de week, ook op maandag
bijvoorbeeld. Het kan ook andere oorzaken hebben.
Ontkenning van de antecedent
Andere vorm van INVALIDE argumenten:
- Als A, dan B
- A is onwaar
- Dus: B is onwaar
3
, Bijv.
- Als je in Groningen bent, ben je in NL
- Je bent niet in Groningen
- Dus: je bent niet in NL
Onlogisch argument. Absurde redenatie.
Bevestiging van de antecedent = modus ponens.
Waarom handig? Op deze manier argumenten kunnen beoordelen. Argument van iemand formeel maken, met
A en B, en beoordelen of we de aannames (premisses) geloven.
2 HET LOGISCH POSITIVISME
LECTURE 4-11-2020
DEEL 1: Historische achtergrond
Debat in de wetenschapsfilosofie in de 20e eeuw. Daar zijn ontwikkelingen geweest die de belangrijkste
problemen en oplossingen heel mooi vangen.
Wetenschap v.s. religie
Wetenschap tegenovergestelde van religie: in strijd met elkaar. Genoeg wetenschappers op de brandstapel.
Ook een overlap: wetenschap komt vaak voort uit religie. In de middeleeuwen vielen filosofie, wetenschap en
religie in Europa samen.
- In de 16e eeuw: wetenschappelijke revolutie. Eerste doorbraak → 1543 → Copernicus die suggereerde
dat de aarde om de zon draait en niet andersom. Tegenstrijdig met Ptolemaeus + de kerk.
- Van het jaar 0: wetenschappelijke kennis van Grieken en Romeinen.
- Nieuwe inzichten die kennis van Grieken en Romeinen (jaar 0) konden vervangen.
DUS: tussen de opkomst van het christendom en de wetenschappelijke revolutie gebeurde niet veel! Sindsdien
veel veranderingen:
- Tegenwoordig weinig mensen die kennis over de wereld uit bijbel halen ipv wetenschap.
- Maar controversen tussen religie en wetenschap gaat niet altijd over feiten, zoals aarde is middelpunt
van het heelal. Het gaat over METHODE en ATTITUDE. Geloof vs. twijfel. Wetenschappelijk instinct = is
dat eigenlijk wel zo? Scepsis? Uitzoeken of dat wel klopt. Kerk heeft eeuwen lang dat ontmoedigd.
- Geloof = tegenovergestelde van kritisch denken.
Decartes = voorbeeld van methode van twijfel. Werk: meditaties, vanuit het idee om alle geloven over boord te
gooien en schone lei te beginnen. Wat kunnen we zeker weten? Zijn antwoord: ik denk… Dus ik ben. Je kunt
niet denken als je niet bent. Hij wist dat God bestond.
Wetenschap maakt zich los van religie als een veld waarin twijfel aan de huidige staat van kennis is toegestaan.
Andersom: kennis doet twijfel overleven. Stellingen die niet bewezen kunnen worden zijn niet
wetenschappelijk. Twijfel = middel tot kennis.
Decartes meditaties = voorbeeld van rationalisme.
4