SAMENVATTING MEDIA & LANDSCHAP
WEEK 1
LEERDOELEN:
1) JE KENT DE DRIE MEDIAREVOLUTIES EN WEET HOE DEZE ONZE SAMENLEVING VERANDEREN
D E EERSTE MEDIAREVOLUTIE : HET SCHRIFT
De eerste mediarevolutie vond plaats in de prehistorie (het tijdperk zonder schrift), dit verschilt per
omgeving wanneer dit precies was. In Nederland was dit rond het jaar 60 voor Chr. Voor het schrift was alle
communicatie mondeling. Dit heette ook wel de orale cultuur. In de orale cultuur is de communicatie
interpersoonlijk, in gesprekken kunnen de deelnemers zelf ingrijpen en van rol wisselen. De orale cultuur
maakte gebruik van gelijktijdige communicatie met veelal veel bekende ontvangers.
Orale cultuur = communicatie was gelijkmatig en kleinschalig. De communicatie was te memoriseren en te
imiteren door middel van rijmpjes, gedichten en liedjes.
Voor dat het alfabet bestond het spijkerschrift, hierna werden beeldtekens en lettertekens gecombineerd.
Daardoor ontstond het alfabet. De gevolgen van het schrift: kennis werd vastgelegd over: religie,
wetenschap, filosofie en taal. Deze vastgelegde kennis kon op een ander tijdstip opnieuw worden
teruggelezen. Hierdoor werd de communicatie ongelijktijdig, en konden mensen ook individueel teksten
bestuderen. Ook ontstond hierdoor meer individueel initiatief en zelfstandig rationeel nadenken.
Het verschil tussen de orale cultuur en de schriftcultuur:
O RALE CULTUUR S CHRIFTCULTUUR
Lokaal Globaal
Connection-oriented Connectionless communication
(gelijktijdige communicatie) (ongelijktijdige communicatie)
Memoriseren en imiteren Actief rationeel nadenken
Jagers en verzamelaars Grieken en romeinen
Collectieve orale traditie Individuele studie van teksten
D E TWEEDE MEDIAREVOLUTIE : BOEKDRUKKUNST
Boekdrukkunst werd in 1450 geïntroduceerd door Johannes Gutenberg. Door de stalen letterpers konden
teksten accuraat en snel worden gekopieerd, 150 stuks per keer. Hier spreken we van massaproductie.
De gevolgen van massaproductie waren dat meer mensen boeken konden lezen, de bouwden meer kennis
op. Maar dit had gevolgen voor de monopolie van de kerk. Er ontstonden discussies over de informatie die
de katholieke kerk gaf, en hierdoor brokkelde de macht af en ontstond de reformatie.
Reformatie = mensen realiseerden zich dat de kerk dingen anders interpreteert, en dat als er iets in een boek
staat het niet per se waar hoeft te zijn.
, Boekdrukkunst à reformatie à protestantisme door afgang van de Rooms Katholieke kerk à 80 jarige
oorlog à boekverbranding en beeldenstorm
Gevolgen boekdrukkunst (vanaf 1500 door modernisering): verspreiding van nieuwe kennis, nieuwe ideeën
en boeken in landstaal. Ook ontstond er een handelskapitalisme in boeken.
Door de boekdrukkunst werd de relatie tussen zender en ontvanger veranderd. Bij het lezen van geschreven
teksten ging het nog om het contact tussen een enkele zender en een enkele ontvanger. Bij het lezen van
gedrukte teksten zijn er veel meer ontvangers mogelijk, die voor de zender meestal onbekend zullen zijn
(broadcast). Dit verwijst naar de vergroting van de rol van ongelijktijdige communicatie (connectionless
communication).
Vanaf 1800 werden persproducten op grote schaal verspreid door middel van de industriële invoering van
stoommachines. De verspreiding van de gedrukte media zorgde voor het verbieden van kritisch denken
(censuur). Er onstond in Amerika en Europa een actieve en onderzoekende journalistiek die hun eigen
methode ontwikkelde: het onafhankelijke najaren en onderzoeken van verifieerbare feiten over actuele
gebeurtenissen.
Censuur = veel kennis werd verboden en onderdrukt door de katholieke kerk en overheid. Het drukken van
boeken was dus ook niet in elk land mogelijk. Dit mocht wel in Nederland, en in Amsterdam werd in de 17e
eeuw (1600) 50% van alle boeken ter wereld gedrukt. Dit werd ook wel het ‘Hollands Wonder’ genoemd.
Veel rijkdom (en vrijheid) van Amsterdam komt hier dus ook vandaan.
D E DERDE MEDIAREVOLUTIE : DE INFORMATIEREVOLUTIE / DE AUDIOVISUELE REVOLUTIE
Door de uitvinding van elektriciteit (1800) kon informatie op grote afstanden snel verspreid
(langsastandscommunicatie). Rond 1850 werden er veel meer apparaten ontwikkeld die bijdroegen aan
deze ontwikkeling.
De voorlopers op de digitale media waren: telegraaf, fotografie, telefoon, radio en televisie, Ze waren de
voorbereiders op de informatierevolutie. Deze mediarevolutie telt twee fases/momenten:
De eerste fase is de uitvinding van het elektrisch seintoestel: de telegraaf (1850). De werking van de telegraaf
berustte op het coderen en decoderen van seinen tekens. De telegrafie liet de eerste grootschalige
toepassing van elektriciteit op communicatiegebied zien. Het was een vorm van eenrichtingsverkeer. Het
tweede belangrijke moment van de uitvinding van telefonie in 1880, het werd technisch mogelijk om de
menselijke stem in elektrische geluidstrillingen om te zetten en bij de ontvanger te vertalen in een
verstaanbaar geluid. Telefonie is gelijktijdige communicatie en is een vorm van tweerichtingsverkeer.
Het internet is groot geworden dankzij de open elektronische omgeving, gemedieerde interpersoonlijke
communicatie en het onafhankelijk gebruik van een altijd beschikbaar multimediaal aanbod.
De overgang naar de audiovisuele media kwam door de opkomst van de beeldcultuur. Hierdoor verloor de
woordcultuur hun monopolie, doordat een foto soms meer toevoegt “a picture says more than a thousand
words”. Zowel foto, film en televisie zijn geloofwaardiger door de visueel getoonde beelden, maar beeld kan
net als schrift ook gemanipuleerd zijn, niet alles is wat het lijkt.
Belangrijke uitvindingen van deze tijd zijn: telegraaf (vanaf 1844/1850), fotografie (vanaf 1870), stomme film
(1900-1930), geluidsfilm (vanaf 1930), radio (vanaf 1930) en televisie (na 1950): video, cd en dvd.
De communicatievormen van de informatierevolutie zijn connectionless en broadcast communication.
, 2) KEN JE DE BEGRIPPEN: CONNECTION-ORIENTED, CONNECTIONLESS, POINT -TO -POINT EN BROADCAST
Communicatievormen:
Connection-oriented Connectionless
Gelijktijdige communicatie Ongelijktijdige communicatie
Point-to-point Broadcast
Kleinschalig Grootschalig
Connection-oriented communication = De ontvangers van de informatie ontvangen deze informatie op
hetzelfde moment (gelijktijdig). Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een college, de studenten horen
dezelfde informatie op hetzelfde moment.
Connectionless communication = De ontvangers van deze informatie krijgen niet op hetzelfde moment de
dezelfde informatie (ongelijktijdig). Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een serie op Netflix, de ontvanger
kan zelf kiezen wanneer zij de informatie willen ontvangen (of ontvangen het niet op hetzelfde moment als
andere ontvangers)
Point-to-point communication = Kleine groepen mensen die de informatie ontvangen, hierbij weet je als
zender ook wie de ontvangers zijn. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een vriendengroep.
Broadcast communication = Een grote groep (of een groot bereik) aan mensen die de informatie ontvangt.
Hierbij weet je als zender vaak niet wie de informatie ontvangt (vaak anoniem). Een voorbeeld hiervan is een
persconferentie.
3) JE BEGRIJPT WAAROM WE LEVEN IN HET TIJDPERK VAN DE MEDIA-EXPLOSIE
In onze moderne informatiemaatschappij hebben we media en comminicatie hard nodig om bij te blijven.
Zonder massamedia zoals internet, pers, radio en televisie zou er geen informatie of netwerkmaatschappij
zijn. Communicatienetwerken geven maatschappelijke veranderingen weer en maken ze deel uit van deze
veranderingen.
Mediaboodschappen en mediaproducten dringen door in alle hoeken en gaten van ons alledaagse leven, de
21e eeuw is zonder al deze media niet goed meer voor te stellen. We leven in de media, en zij maken enorme
ontwikkelingen door en veranderen voortdurend.
Die enorme groei is niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. De kwalitatieve verandering blijkt uit een
toenemende invloed van tweerichtingsverkeer: zender en ontvanger kunnen veel gemakkelijker elkaars
plaats innemen. Iedereen kan tegenwoordig mediaberichten produceren en consumeren. Er is reden genoeg
om het samengaan van al deze ontwikkelingen ter vergelijken met een explosie, een ware uitbarsting van
vele communicatieve mogelijkheden.
Cijfers verduidelijken het beeld van de mediaexplosie. Ruim twee miljard mensen zitten tegenwoordig over
de hele wereldbol verspreid te internetten. Hiervan zijn 15 miljoen Nederlandse gebruikers, bijna iedere
Nederlander boven de leeftijd van 10 heeft het internet gevonden. De mobiele telefoon is bij de meeste
jongeren zelfs een verlengstuk geworden van het eigen lichaam en identiteit.