Inleiding Staats- en bestuursrecht Tentamen
Probleem 1
Wat is de trias politica, hoe zie je dit terug in het Nederlandse
staatsrecht?
Een staat is een organisatie die met voorrang boven ander organisaties gezag uitoefent over
een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. Erkenning door andere staten
is geen vereiste, maar belangrijk om aan te tonen dat de staat effectief gezag uitoefent. De
mensen op het grondgebied zijn bereid de grondwaarden van de gemeenschap in leefregels
neer te leggen. Deze regels zijn door dwang te handhaven. De mogelijkheid van toepassing
van dwang ter handhaving van de gemeenschapsnormen is kenmerkend voor de staat.
Binnen een staat zijn een of meer organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang. Deze
organen zijn met gezag bekleed. De regels die betrekking hebben op de organisatie van de
met gezag bekleden organen (bijv. welke personen of groepen krijgen gezag en door wie) en
de grenzen van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht noemen. Het
staatsrecht is per staat verschillend. Ieder staatsrecht is een compromis tussen individuele
vrijheid en dwang van de gemeenschap. Individuen hebben de staat nodig om hun vrijheden
te waarborgen, maar tegelijkertijd hebben ze daardoor het gevoel dat hun vrijheden worden
beperkt.
Verhouding tussen burgers en staat: aan de ene kant zijn de burgers,
bestuurders/uitvoerders van de wil en aan de andere kant zijn zij onderworpen aan het mede
door henzelf ingestelde gedrag.
De gedachte van de scheiding van machten in de staat komt van Montesquieu. Zijn leer van
de trias politica gaat ervan uit dat de burger het best gediend is met een scheiding van
deze drie functies. Machtenscheiding dient in de eerste plaats ter voorkoming van
machtsmisbruik. Het feit dat ministers gecontroleerd worden door het parlement en dat
rechters zich moeten houden aan de wet, waarborgt echter ook dat het volk via zijn
vertegenwoordigers de teugels in handen houdt. Montesquieu onderscheidde de
staatsmachten in wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. De essentie van de
gedachte van de machtenscheiding is in het Nederlandse staatsrecht behouden. Die
essentie is, dat de staatsmacht gespreid wordt over verschillende organen, die ieder een
deel van die macht uitoefenen en elkaar wederzijds controleren en in evenwicht houden; dit
zorgt voor stabiliteit in de machtsverhoudingen. Dit heet checks and balances. De machten
functioneren dus niet onafhankelijk van elkaar, de regering in Nederland is namelijk
onderdeel van de wetgevende macht en de uitvoerende macht, maar zij moet wel
verantwoording afleggen aan het parlement. Daarnaast is de wetgevende macht niet alleen
maar het parlement, deze bevoegdheid is ook deels verleend aan regionale overheden
(gemeentes, provincies etc.).
Macht Orgaan Functie
Uitvoerende macht Regering Uitvoeren van wetten
Beslissen over onderwerpen
waar de wet niks over zegt
1
, (bijvoorbeeld aanleggen van
nieuwe wegen)
Wetgevende macht Regering Maken van wetten
Parlement Controleren regering
Rechterlijke macht Rechters en OM Controleren uitvoerende
macht
Rechter De wet toepassen in het
concrete geval
Checks and balances in de huidige rechtstaat
In onze tijd is de taak van de regering veel breder dan alleen het uitvoeren van wetten. Naast
de uitvoering van wetten, bestaat ook een zelfstandige bevoegdheid van de regering. Hierbij
gaat het om kwesties die niet nadrukkelijk in de wet zijn bepaald, bijvoorbeeld: als er beslist
moet worden of er een bepaald verdrag gesloten moet worden, het aanleggen van wegen.
Het is ook niet zo dat de drie belangrijkste organen in de staat (regering, parlement en
rechterlijke macht) onafhankelijk van elkaar opereren.
- De vaststelling van wetten is de taak van regering en parlement samen.
- Het bestuur is de taak van de regering, maar de regering staat bij de uitoefening
daarvan onder voortdurende controle van het parlement.
- De centrale overheid bestaat uit een samenstelsel van organen, die ieder slechts een
deel van de overheidstaak uitoefenen en die elkaar dus nodig hebben om te regeren.
Elk orgaan voert slechts een deel van de overheidstaak uit en dus hebben de organen elkaar
nodig om te regeren. Zo houden die organen elkaar in evenwicht en controleren zij elkaar:
‘checks and balances’. De machten zijn dus niet strikt van elkaar gescheiden. In Nederland
is er dus geen sprake van een machtenscheiding, maar een machtsevenwicht.
Een andere taakverdeling van het gezag bestaat in een territoriale splitsing. Men geeft niet
een centrale overheid alle bestuursbevoegdheid, maar men verleent een deel van die
bevoegdheid aan regionale overheden. Het stelsel van een federatieve staat of bondsstaat,
waarin de deelstaten eigen grondwettelijk gegarandeerde bevoegdheden hebben waar
federale organen niet in mogen treden, geeft een evenwicht tussen centrale en regionale
organen. Dit is het federale stelsel zoals onder andere de Verenigde Staten van Amerika,
Zwitserland en de Duitse Bondsrepubliek het kennen.
In Nederland worden bevoegdheden verleent aan gemeentelijke en provinciale organen. Zo
wordt de macht verdeeld tussen centrale en regionale overheden.
Rechters moeten onafhankelijk van de regering en van het parlement zijn. Dit is een
waarborg voor burgers dat rechters onpartijdig kunnen beslissen. De rechter mag alleen
beslissen door middel van de wet en andere rechtsbronnen. De Staat kan partij zijn in vele
geschillen, dan is het ook van belang dat de rechter op geen enkele manier afhankelijk is van
de regering.
De Grondwet voorziet in de onafhankelijkheid van de met rechtspraak belaste leden van de
rechterlijke macht door een benoeming voor het leven (art. 117 lid 1 Gw). De regering kan
een voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaar alleen ontslaan op eigen verzoek of
wanneer hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt (art. 117 lid 2 Gw en art. 64h Wrra). Ontslag
als disciplinaire maatregel of wegens ongeschiktheid kan alleen geschieden door de Hoge
Raad (art. 46a e.v. van de Wrra). Op deze wijze blijven de rechters buiten iedere politieke
pressie van de regering. Zij hoeven dus niet bang te zijn voor ontslag, wanneer zij een
uitspraak doen die ongunstig is voor de overheid.
2
,Wat zijn de uitgangspunten van een democratische rechtsstaat?
Democratische rechtstaat
Een democratie is een staatsvorm die de gelijkwaardigheid van mensen als uitgangspunt
neemt en waar iedereen recht heeft op gelijke invloed op het staatsbestuur. Er zijn twee
vormen van democratie een directe en een indirecte democratie. Bij directe democratie heeft
iedereen direct een stem. Een indirecte democratie is het kiezen van een
volksvertegenwoordiging. Een staat waarvan de organisatie erop gericht is dat burgers
beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf, noemen wij een rechtsstaat.
Aspecten democratie
- Een democratische rechtstaat heeft vrije en geheime verkiezingen. Burgers hebben
het recht om leden van de volksvertegenwoordiging te kiezen (actief kiesrecht) en om
tot lid van de volksvertegenwoordiging te worden gekozen (passief kiesrecht)
- Er moet sprake zijn van openheid van machtswisseling. Het moet duidelijk zijn
hoelang de verkozen personen hun functie kunnen uitoefenen en het moet duidelijk
zijn dat dezelfde personen niet altijd aan de macht kunnen blijven.
- Het parlement dient een centrale rol te spelen in het staatsbestel. Dat betekent dat de
volksvertegenwoordiging een beslissende stem dient te hebben bij het vaststellen
van wetgeving.
Het democratiebegrip kent vele vormen. Er zijn staatsrechtelijke minimumeisen aan een
democratie:
1. Iedereen heeft recht om via vrije en geheime verkiezingen invloed uit te oefenen op
de vertegenwoordigende colleges (actief kiesrecht). Art. 4 Gw
2. Iedereen heeft recht om zelf te worden gekozen in die colleges (passief kiesrecht).
Art. 4 Gw
3. Iedereen heeft recht op bepaalde vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid
van vereniging en vrijheid van vergadering en betoging
4. Er bestaan politieke grondrechten ter uitvoering van de gedachte dat iedereen het
recht heeft om naar politieke machtsuitoefening te streven: vrijheid van
meningsuiting, vergadering, vereniging en betoging
5. Democratie is gebaat bij een voortdurend debat en bij de mogelijkheid om het bestuur
ter verantwoording te roepen (controle van de besluitvorming)
6. Openbaarheid van besluiten en besluitvorming
7. In politieke besluitvorming geldt de meerderheidsregel: de meerderheid van de
stemmen is beslissend
8. De rechten van minderheden worden gegarandeerd (rechten van minderheden)
Aspecten rechtstaat
- De staat erkent dat individuen en particuliere instellingen een staatsvrije sfeer
toekomt. Ook een door het volk gekozen parlement moet deze ‘grondrechten’, zoals
de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy
respecteren. Minderheden worden zo beschermd tegen een tirannieke meerderheid.
- Optreden van het bestuur dat voor de burger bezwarend is, bijvoorbeeld het heffen
van belastingen, dient te berusten op een algemene regel die de bevoegdheid van
het desbetreffende orgaan omschrijft. Dit is ook wel het legaliteitsbeginsel. Dit
bevordert de rechtszekerheid en voorkomt dat burgers in vergelijkbare gevallen
ongelijk worden behandeld.
3
, - De regels waarin de bevoegdheden van een staatsorgaan zijn omschreven, moeten
zijn vastgesteld door een ander orgaan. Dit wordt bereikt met een zekere
machtenscheiding. Als een orgaan zijn eigen bevoegdheden mag uitbreiden, zou
het van geval tot geval de spelregels kunnen veranderen. Van rechtszekerheid blijft
dan weinig over.
- Geschillen tussen de burger en de staat moeten worden beslist door een
onafhankelijke en onpartijdige rechter. Alleen op die manier kan een eerlijke
afweging plaats vinden van de wederzijdse belangen.
Een staat is een democratische rechtstaat wanneer de aspecten van de rechtstaat én de
aspecten van de democratie erin verwerkt zijn.
Grondregels democratische rechtstaat
Aan deze grondregels dient een democratische rechtstaat getoetst te worden. De regels
behoren niet op alle terreinen tot het positieve recht, maar het zijn beginselen.
Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet (legaliteitsbeginsel)
Om machtsmisbruik te voorkomen is bepaald dat rechter en bestuur hun bevoegdheden
alleen mogen gebruiken, voor zover de Grondwet of de wet dat uitdrukkelijk toestaat. De
wetgevende macht (regering en Staten-Generaal) bepaalt zo de grenzen waarbinnen
bevoegdheden uitgeoefend mogen worden. Zonder voorafgaande autorisatie van de
volksvertegenwoordiging kunnen er geen dwangmaatregelen door de overheid genomen
worden. Bij rechters berusten hun bevoegdheden op een wettelijke grondslag. Een
consequentie van deze grondregel is dat het optreden van bestuursorganen en rechters op
de wet moet berusten én in overeenstemming moet zijn met de wet.
De uitvoerende macht is afhankelijk van de regels in het recht. Als het bestuur te ver gaat,
kan de rechter de onrechtmatige beslissing aantasten. De rechter wordt meestal
gecontroleerd door hogere rechters. Dwang door organen van het Rijk tegen andere
openbare lichamen kan alleen op grondslag van grondwettelijke of wettelijke regels
plaatsvinden.
In feite is iedere met dwang gepaard gaande overheidshandeling, hetzij bestuur, hetzij van
de rechterlijke macht, gebonden aan een wettelijke grondslag.
Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder
dat op die uitoefening controle bestaat
Hierbij wordt een orgaan gecontroleerd door een hoger bestuursorgaan. Ook is een orgaan
verantwoordelijk voor zijn handelingen en beslissingen. Er is een verantwoordingsplicht over
de uitoefening van bevoegdheid binnen de wettelijke perken. Het handelende orgaan moet
kunnen uitleggen waarom hij wel of niet zijn bevoegdheid heeft uitgeoefend en op welke
wijze hij dit heeft gedaan. De verantwoordingsplicht of controle kan voor ieder die
bevoegdheden uitoefent een andere vorm hebben.
Vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen:
- Politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover
vertegenwoordigende organen. De ministers moeten zich vertegenwoordigen
tegenover het parlement en de burgemeester tegenover de gemeenteraad. Deze
plicht houdt in dat het bestuurlijke orgaan inlichtingen moet verstrekken, een debat
met de volksvertegenwoordiging niet uit de weg mag gaan en moet opstappen bij
verlies van vertrouwen. De verantwoordingsplicht heeft betrekking op eigen handelen
en nalaten, maar strekt zich ook uit tot de het functioneren van de ambtelijke dienst
die aan het bestuursorgaan ondergeschikt zijn.
4