Titelverklaring: Lidy, de zus van Armanda, verdrinkt tijdens de Watersnoodramp in
Zeeland.
Motto
Er zijn twee motto’s aan het begin van de roman.
1. Het is alsof de tijd niet meer recht voor ons uitloopt, in een vervagende lijn, maar als een
bochtige draad parallel tussen ons in. ( William Faulkner, Uit: “Terwijl ik op sterven lag”).
Verklaring: De levens van Armanda en Lidy zijn als een bochtige draad met elkaar
verbonden en hun levens worden ook door elkaar heen verteld.
2. Es bellen die Hunde, es rasseln die Ketten, Die “Menschen schlafen in ihren Betten
(Wilhelm Müller/Frans Schubert, Uit: “Winterreise”)
Verklaring: In het Nederlands staat er: ‘de honden blaffen en de kettingen rammelen, maar
de mensen blijven slapen in hun bedden’. Lidy verteld in de roman dat de mensen gewoon
naar bed gingen, terwijl het water erg hoog stond en er een storm op komst was.
Thema
Een belangrijk thema dat in het boek is de dood. Lidy, Armanda, Nadja en de ouders
overlijden.
Vertelwijze / perspectief
Het verhaal heeft een alwetende verteller, want de schrijver weet van elk personage wat hij
of zij denkt en doet. Het verhaal wordt constant in de hij of zij vorm verteld.
Het hele verhaal wordt in de verleden tijd verteld. En zijn weinig dialogen in het boek en als
er een dialoog is, is die erg kort. Het verhaal wordt in twee delen verteld en die delen spelen
zich op verschillende tijdstippen af.
Tijdsduur
Het verhaal van Armanda duurt ongeveer 50 jaar en het verhaal van Lidy duurt maar 3
dagen. In het verhaal van Lidy is er één grote vertraging. De verhalen eindigen tegelijk,
terwijl de verhalen niet even lang duren. Deze vertraging heeft een belangrijke functie, want
het boek blijft hierdoor spannend tot aan het eind.
Personages
Lidy Blaauw-Brouwer
Ze is een jaar of twintig en zal nooit ouder worden. Het hele verhaal draait om haar, want zij
is verdronken. Ze is getrouwd met Sjoerd Blaauw en samen hebben ze een dochter Nadja.
Ze heeft zwart haar, tenger postuur en grote ogen. Lidy is behulpzaam, levenslustig, flexibel,
ze is gestopt met school toen ze trouwde en ze wil niet doodgaan of verdrinken. Ze is een
rond karakter.
Armanda Brouwer
Ze is in het begin van het boek een jaar of twintig en het boek gaat tot haar dood. Ze is de
zus van Lidy en speelt een belangrijke rol in het boek, omdat ze de plaats van Lidy
overneemt. Ze heeft, net als Lidy, zwart haar, tenger postuur en grote ogen. Ze voelt zich
schuldig over de dood van Lidy. Ze heeft een lief en zorgzaam karakter en ze heeft Engels
gestudeerd. Ze trouwt met Sjoerd en scheidt ook weer van hem. Samen hebben ze een zoon
Allan en dochter Violet. Ze is een rond karakter.
, Sjoerd Blaauw
Hij is eerst getrouwd met Lidy, daarna trouwt hij met Armanda, maar zij scheidden. Sjoerd is
vasthoudend, want hij blijft naar Lidy zoeken. Ook wil hij niet beseffen dat Lidy waarschijnlijk
dood is. Hij is een vlak karakter.
Samenvatting
Er zijn twee verhaallijnen: de lijn van de Watersnoodramp, waarin Lidy Brouwer terechtkomt
en de lijn na de Watersnoodramp waarin haar zus Armanda terechtkomt. In deze
samenvatting heb ik ervoor gekozen om niet per deel de gebeurtenissen te vertellen. In de
roman staan deze verhaallijnen afwisselend door elkaar. De gebeurtenissen worden daarom
per verhaallijn hieronder weergegeven.
Verhaallijn één: De Watersnoodramp
Armanda Brouwer is peettante van een nichtje in Zierikzee dat ze éénmaal per jaar op haar
verjaardag bezoekt. Dat is a.s. zaterdag 31 januari 1953. Maar ze heeft meer zin om naar
een feestje van haar vriendin Betsy Blaauw te gaan op maandag 26 januari 1953. Armanda
vraagt aan haar zus Lidy of die niet in haar plaats naar Zeeland wil gaan. Lidy wil dat wel,
omdat ze dan in de auto van haar vader mag rijden. Lidy is getrouwd met Sjoerd Blaauw, de
halfbroer van Betsy. Sjoerd en Lidy hebben een kind, Nadja.
Lidy gaat op weg naar Zierikzee en neemt de route met allerlei veerponten via Zuid-Holland
om in Zierikzee te komen. Op een van de ponten ontmoet ze een ingenieur van
Rijkswaterstaat die haar vertelt dat er storm op komst is, maar Lidy wordt er niet echt angstig
door. Ze gaat naar het feest en ondertussen komen er berichten binnen dat het hard zal
gaan stormen. Desondanks gaat Lidy (nadat er een foto genomen is van haar met haar
petekind) slapen, maar midden in de nacht wordt ze door de dijkgraaf Simon Cau gewerkt.
Hij vraagt of hij haar auto mag gebruiken om mensen te waarschuwen en de dijken te
inspecteren. Lidy wil liever zelf mee gaan en op die manier krijgt de lezer een indruk van het
snel wassende water. Ze ziet hoe de mensen hiermee omgaan: een aantal van hen gaat met
een gerust hart slapen, want ze zijn wel wat gewend. Maar ondertussen komt het water
hoger en hoger en veel mensen kunnen niet meer terug naar huis. De dijken breken en
Schouwen-Duiveland (het eiland waarop Zierikzee ligt) loopt onder water. Lidy Brouwer is op
dat moment met de dijkgraaf Simon Cau, wat familieleden die overgebleven zijn van het
feest en daarbij komen mensen die onderweg gestrand zijn en met moeite het huis kunnen
bereiken waarin Lidy voorlopig zit. Er is nog plaats op de zolderverdieping. Zo komen er een
gebochelde jongen bij, een hoogzwangere vrouw, die haar eerste weeën heeft en een
Zeeuwse boer die de avond ervoor dronken zijn vrouw in elkaar heeft geslagen. Lidy
beschrijft de personages heel goed en geen ogenblik denkt ze eigenlijk aan haar Sjoerd en
Nadja die in Amsterdam zijn achtergebleven. Ze voelt zich thuis in deze nieuwe omgeving.
Ze beleeft als het ware de belangrijkste zaken uit haar leven (de laatste 36 uur vanaf haar
vertrek naar Zierikzee) in een nieuwe familie. Ze ziet het water steeds hoger worden, delen
van huizen voorbijdrijven en dieren verdrinken. Het is een bizarre gebeurtenis dat er nieuw
leven wordt geboren in het uur van de dood. Cathrien Padmos bevalt kranig van een jongetje
en Lidy helpt zo goed als ze kan bij de bevalling.
In de namiddag van zondag 1 februari 1953 raakt het huis los van zijn fundamenten en
worden ze weggespoeld: ze komt op een stuk voorbijdrijvend rietland terecht en iedere keer
wordt daarvan een stuk losgescheurd en verdwijnt er weer een Zeeuws “familielid” uit haar
leven. Op het laatst blijft ze over met een de Zeeuwse boer Hocke, ze liggen in elkaars