Silive van der Struik, Groepsdynamiek
Hoofdstuk 3.17
HHH-formule: Hoofd, Hart, Handen
Hoofd Hart Handen
deelnem Aangesproken op Verwerking van Aanleren en
er cognitief vermogen gevoelens en oefenen van
behandeling nieuw gedrag
gevoelsmatig geladen
onderwerpen
begeleid Wilt inzichten, Niet van groot belang, Creëert
er kennis of informatie interactie tussen leersituaties om
overdragen groepsleden belangrijker deelnemers
(docent) gedrag aan te
leren
doel Deelnemer betere Eigen emotionele Positieve
keuze laten maken draagkracht versterken bijdrage
zelfbeeld en
gevoelens
Methodi Mondelinge Groepswerkmethodieken Demonstratie,
ek /schriftelijke , brainstormen, oefensituaties,
informatieoverdrach kringgespreken, spelvormen,
t, video's/foto's, etc. gezamenlijke activiteiten stimulaties
Methodiek hangt af van de groepsdoelstelling en hoe vertrouwt de
begeleider hierin is.
In Hoofd en Handen staat de begeleider meer centraal dan in Hart. In
Hartstaat interactie groepsleden centraal
Hoofstuk 5.1 t/m 1.15
3 modellen groepsontwikkeling:
Lineaire model Spiraalmodel Polariteitsmodel
vorm Ordelijke Spiraalbeweging de Op het heden
vooruitgang diepte in (thema's die gericht
groep besproken woorden,
Maakt niet uit af worden intensiever en
deze vloeiend diepgaander naarmate
of trapsgewijs groep langer samen is)
loopt
hoofdaanda Verhouding Emotionele onderstroom Wat zich tussen
cht tussen in groepen ( bewuste en personen
taakaspecten onbewuste lagen) afspeelt
en sociaal-
emotionele
aspecten
,Silive van der Struik, Groepsdynamiek
Groepen vanuit collectiviteit:
Anonieme collectieven: waarbij niemand kwalitatief telt en slechts
kwantitatief geteld kan worden, bijv. stemmer politieke partij, abonnees
van krant etc.
Groepen ontstaan na het bewust worden van hun gemeenschappelijke
belangen en onderlinge betrokkenheid. Groep blijft zich voortdurend
verder ontwikkelen en organiseren. Elke groep moet eigen structuur
vinden, als dit niet lukt gaat de groep weer terug naar de anonieme
collectieven.
Rechtstreekse communicatie
Besef gemeenschappelijk belang en einddoel
Gezamenlijk vinden en vernieuwen hoe zij deze onderneming laten
slagen
Als één van deze kenmerken niet voldoet, verdwijnt de groep
Groepen als subgroepen van groter geheel:
Betrekkingen tussen individuen via de begrippen interactie en wederzijdse
betrokkenheid:
Interactie: groepsleden hebben meer met elkaar dan personen
buiten de groep
Wederzijdse betrokkenheid: gebeurtenis die invloed heeft op één
persoon groep, heeft invloed op hele groep
Groep is dynamisch geheel waarvan afzonderlijke leden of subgroepen
wederzijds op elkaar betrokken zijn. Groep ontstaan om mogelijkheid te
geven tot het beleven en verwerken van een emotioneel conflict wat in
het groter geheel speelt, maar op groter niveau niet verwerkt kan worden
(maar wel door de groep gevoeld wordt.).
Determinanten groepsvorming
Taakgerichte: aantrekkelijkheid groepsdoelen, groepsactiviteiten en
de privédoelen die te bereiken zijn via de groep
Sociaal-emotionele: leden van groep zijn aantrekkelijk
Cohesie: taakgerichte en sociaal-emotionele determinanten samen
Mensen worden onderdeel groep omdat het tegemoetkomt aan eigen
belangen en behoeften
1. Voorfase
Groep wordt ontworpen, er worden grenzen en doelen aangegeven
waarbinnen de groes groepsbestaan zal beginnen. Onzichtbare
interventies (het formuleren van doelstelling en dit omzetten in
activiteiten, vaststellen van taakverdeling, besluiten over
groepssamenstelling en grootte) moeten plaatsvinden binnen groep,
anders zal het niet functioneren.
Speelt ook veel op gevoelsmatig niveau
2. Oriëntatiefase
Beginfase groep, begint eigen taakstructuur te ontwikkelen
Vragen en onzekerheden over eigen positie in groep
Inclusiefase: groepsleden vragen zich af of ze wel of niet bij de groep
horen
, Silive van der Struik, Groepsdynamiek
3. Invloed fase
machtsfase: meer controle/greep op wat er in groep gebeurd.
Groepslid probeert hier een zo comfortabel mogelijke positie te
bezetten. Wanneer de deze fase vermeden wordt, wordt
groepsontwikkeling vertraagd.
4. Affectiefase
onderlinge verbondenheid neemt vastere vormen aan in
relatiepatroon. Leden voelen zich vertrouwd met elkaar
vragen rondom cohesie en intimiteit: hoe persoonlijk ga je met
elkaar om?
5. Fase van autonome groep
autonome groep: heeft eigen taakstructuur, invloed verdeling en
relatiepatroon ontwikkeld. Iedereen heeft gevoel zichzelf te kunnen
zijn
6. Afsluitingsfase
1. taakgericht aspect: afsluiting
evaluatie op proces en bereiken van doelen
2. sociaal-emotioneel gericht: afscheid
Afronden affectie: laatste opleving openhartigheid
Afronden controle: dingen waar hele groep over besliste wordt nu
besloten door één persoon
Afronden inclusie: groepsgrenzen lossen op
Wat speelt er bij start groepen?
1. Onzekerheid naar andere in groep
2. Onzekerheid taak
3. Gevoel van onveiligheid
4. Fase van oriëntatie
5. Signalen afhankelijkheid en hulpeloosheid
6. Inclusievragen
7. Parallelfase
3 manieren starten groep
1. Inhoud: focus cognitief gericht
2. Procedure: structuur en handelingsfase
3. Relatieopbouw: interactie bevorderen tussen groepsleden door hun
tot elkaar te richten