Krause, dieetbehandelingsrichtlijnen en artsenwijzer diëtetiek
H26 Allergieën en intoleranties
Voedselallergie: reactie van het immuunsysteem/afweersysteem, het lichaam maakt een abnormale hoeveelheid
IgE-antistoffen aan tegen het allergeen.
Normaal gesproken beschermt het afweersysteem ons tegen lichaamsvreemde stoffen (antigenen) door antistoffen te
produceren. Bij een voedselallergie ziet het lichaam een onschadelijke stof als indringer (allergeen).
Bij het eerste contact met een allergeen zal het afweersysteem antistoffen (IgE) produceren. In deze fase treden er nog geen
klachten op, men spreekt dan van sensibilisatie. Pas bij een volgend contact met het allergeen zijn de klachten er wel, vaak
zelfs bij de kleinste hoeveelheid voedsel. Men spreekt dan van een IgE-gemedieerde voedselallergie en deze heeft dus drie
fasen. De klachten zijn persoonsgebonden en gaan van zeer mild tot zeer ernstig, met verschillende symptomen. Meestal
verschijnen de klachten binnen 15 à 20 minuten (of 1 a 2 uur) na de consumptie van het allergeen. Bij een verdenking op een
IgE-gemedieerde voedselallergie kan een huidpriktest (HPT) en bloedtest voor specifiek IgE helpen de juiste diagnose te stellen.
Bij een niet-IgE-gemedieerde voedselallergie (bv. coeliakie, atopische dermatitis, koemelkallergie) treedt de allergische
reactie op na inname van een voedselallergeen, zonder dat sensibilisatie aantoonbaar is. Een niet-IgE-gemedieerde reactie
wordt gekarakteriseerd door een vertraagde reactie (24-48 uur) van het immuunsysteem na opname of blootstelling aan het
voedselallergeen.
IgE staat voor Immunoglobuline-E en is het klassieke allergie-antilichaam. Er zijn 5 soorten immunoglobulines: IgA, IgD, IgE,
IgG en IgM.
Bij een voedselintolerantie speelt het afweersysteem geen rol. Het is een reactie van het lichaam op bepaalde bestanddelen
van voedingsmiddelen. Deze bestanddelen worden niet verteerd of opgenomen door het lichaam. De stoffen die bij een
intolerantie de klachten veroorzaken, heten 'triggers'.
Atopie = genetische aanleg voor allergie.
GALT (gut-associated lymphoid tissue) → darmgeassocieerd lymfoïd weefsel. Grootste lymfeweefsel. Speelt een grote rol in het
immuunsysteem.
Anafylaxie = anafylactische shock (epipen, adrenaline). FDEIA = food-dependent, exercise-induced anaphylaxis.
1
,OAS (oral allergy syndrome) or PFS (pollen-food syndrome) is een kruisreactie op pollen. De reactie op bepaalde stuifmeel
eiwitten in pollen zorgt ervoor dat bij een antigeen in het voedingsmiddel met dezelfde structuur dezelfde reactie wordt
opgewekt. Vaak bij mensen met hooikoorts.
FODMAP’s → koolhydraten die slecht worden verteerd en opgenomen (fructo-, oligo-, di-, and monosacchariden en polyolen)
Diagnostiek
Manieren om allergieën op te sporen zijn huidpriktest, serum antilichaam test (serologisch onderzoek) → alleen ter
ondersteuning, bloedonderzoek en eliminatiediëten.
Bij bloedonderzoek (in vitro test) wordt er gezocht naar IgE-antilichamen, als de gehaltes hoger zijn dan 0,35 kU/l dan is de test
positief en wordt er gesproken van sensibilisatie. Niet alle sensibilisatie leidt echter tot klachten.
Als na eliminatie blijkt dat de klachten niet verminderen vindt herintroductie plaats. Als er wel een vermoeden van een
allergie bestaat vindt provocatie plaats, met als doel de relatie tussen klachten en ingenomen voedingsmiddel aan te tonen of
uit te sluiten. Diagnose wordt gesteld d.m.v. een open of dubbelblinde voedselprovocatie. Gouden standaard is de dubbelblinde
placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPGVP) = orale provocatietest.
Het is lastig te diagnosticeren. Een voedselallergie komt zelden geïsoleerd voor, vaak is er sprake van andere allergische
symptomen zoals allergische rhinitis, astma of constitutioneel eczeem.
Klachten
(vnml bij zuigelingen);
- maagdarmkanaal: diarree, obstipatie, braken, kramp
- huid: eczeem, flushing
- luchtwegen: rhinitis, heesheid, benauwdheid met piepen
- algemeen: onrust, anafylaxie, huilen
Complicaties
Door het volgen van een eliminatiedieet kunnen deficiënties ontstaan, waardoor weer andere klachten kunnen optreden.
Medicatie
Bij zuigelingen
2
,Risicoprofiel
Erfelijkheid (atopische constitutie).
Navragen:
Kruisreactiviteit
3
, Coeliakie
4