Ontwikkeling babytijd tm jongvolwassenheid
Ontwikkeling babytijd
Fysiek:
Perinataal:
- Oorzaken hersenbeschadiging: zuurstofgebrek, infecties, mechanische traumata
- Lengte:
Geboorte: 50 cm
1 jaar: plus 1 derde
- Gewicht:
Geboorte: 7 pond
1 jaar: keer 3
- Zien:
Geboorte: licht-donkercontrast
Na 1 week: scherp op ongeveer 20-30 cm
Na 4 weken: scherper, maar geen details. Kleur rood
Na 3 maanden: vooral bewegende voorwerpen. Diepte en scherpte door combineren ogen.
Na 4 maanden: blauw, geel, groen. Gericht op scherp contrast
- Horen: al in baarmoeder. Blootstelling stem moeder – invloed luistervoorkeur. Beter hoog dan laag.
- Ruiken: sterk ontwikkeld
- Proeven: voorkeur zoet – biologische verklaring (moedermelk is zoet) - bitter is gevaar
- Motoriek:
Eerst: reflexen
Grove:
Na 6 maanden: zitten
Na 8-10 maanden: kruipen
Na 1 jaar: staan, lopen
- Fijn:
Vanaf 24 weken: ontwikkeling palmair greep (radiale palmair greep)
Na 4 maanden: grijpen
Na 12 maanden: ontwikkeling pincetgreep. Oog-handcoördinatie nodig.
Na 2 jaar: beker vasthouden
Cognitief:
Piaget: 6 stadia: Sensomotorisch (0-2 jaar), preoperationeel (2-7 jaar), concreet operationeel (7-12
jaar), formeel operationeel (12 jaar-volwassen)
Sensomotorisch:
- Geboorte tot 1 maand: wijzigen van reflexen in meer adaptieve, bruikbare reflexen.
- 1 tot 4 maanden: Integreren meerdere reflexen. (Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties)
- 4 tot 8 maanden: meer interesse in wereld om zich heen. Herhaling gedrag dat leidt tot plezierige of
interessante resultaten. Nog geen objectpermanentie. (Secundaire circulaire reacties).
- 8 tot 12 maanden: objectpermanentie. A-not-B-error (vb, onder bank door rollen). (Coördinatie van
secundaire circulaire reacties (intentioneel gedrag, combineren verschillende schema’s))
- 12 tot 18 maanden: begin experimenteren. (Tertiaire circulaire reacties (doelbewuste variatie acties
met doel – mini-experimenten om consequenties te ontdekken))
- 18 tot 24 maanden: deferred imitation: herhaling van andermans gedrag, tijd na dat gedrag. (Begin
van denken (vermogen tot mentale representatie en indirecte imitatie)).
,-Taal: begrip komt voor productie. Eerste woorden zijn vaak holofrasen/eenwoordzinnen. Cultuur
heeft invloed (verschillen en oovereenkomsten)
Nul tot zes weken: prelinguistische communicatie: huilen, kirren, mompelen
Na 6 weken tot 4 maanden: egocentrisch: vocaliseren
Na 4-8 maanden: egocentrisch: brabbelen
Na 8-12 maanden: sociaal brabbelen. Fase van eenwoordzinnen.
18 maanden: groei vocabulaire. Tweewoordzinnen (=vaak observaties en commentaar op
gebeurtenissen). Volgorde klopt vaak al. Telegramstijl.
Sociaal en persoonlijk:
Prenataal: na enkele maanden begin psychologische ontwikkeling.
Perinataal:
- Geboortetrauma
- Vroege moeder-kindinteractie: biologische gerichtheid.
- Hechtingsgedrag: soortspecifiek (intieme, fysieke en emotioneel gedrag tussen ouder en kind)
biologisch bepaald.
Eerste 6 maanden: op ieder gericht (draait om voedsel)
Tweede helft eerste jaar: vooral moeder – uitingsvormen: huilen bij afscheid, blij bij terugkomst,
visueel/motorisch volgen bij verdwijnen.
2 typische attachment(hechting)fenomenen: angst voor vreemden ( 6-8 maanden),
separatieangst (8-12 maanden).
2 elementaire tendensen: neiging om nabijheid te zoeken en drang om te exploreren. Rol
moeder: sensitiviteit en responsiviteit.
Ainsworth: 3 hechtingscategorieën:
1. zeker gehecht:
2. onzeker gehecht ambivalent: kind blijft in buurt van moeder en exploreert nauwelijks. Wanneer
moeder weggaat zijn ze boos en wanneer ze terugkomt stoot het kind haar af maar zoekt
tegelijkertijd troost
3. onzeker gehecht vermijdend: kind lijkt onverschillig tegenover moeder, kind wordt even makkelijk
getroost door vreemde als door moeder
7-8 maanden: gehechtheidsrelatie duidelijkst geuit. Wanneer kind in nood of stress zit en als
gescheiden wordt van gehechtheidsfiguur. Aard van hechting in babytijd is bepalend voor manier
waarop we voor rest van het leven met anderen omgaan en hoe wij reageren op momenten van
scheiden en verhoogde stress.
Lorenzen: inprenting (gedrag tijdens kritieke periode, en waarbij wezen zich hecht aan eerste
bewegende object). Hechting gebaseerd op biologisch bepaalde factoren. Vermogen om orale en
andere fysiologische behoeften te vervullen, speelt ook een rol.
Bowlby: hechting gebaseerd op behoefte aan veiligheid en zekerheid. Moederband uniek.
Hechtingsproces speelt rol bij verkennen van wereld.
- Psychosociale ontwikkeling:
Vanaf geboorte: unieke, stabiele kenmerken en gedragspatronen.
5 dimensies – Big Five: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en
intellectuele autonomie
Erikson: Vertrouwen vs fundamenteel wantrouwen. Nodig: veilige basis doordat verzorgers sensitief
met baby omgaan zodat de baby zich kan hechten
Temperament: patronen van arousal en emotionaliteit die de consistentie en duurzame
eigenschappen van een individu vormen. Gemakkelijk, moeilijk, langzame starters. Grotendeels
genetisch, vrij stabiel, maar ook afhankelijk van opvoeding. Biologisch merkbaar (VB. Verlegenheid). -
,meerdere dimensies: belangrijk zijn activiteitsniveau en prikkelbaarheid. Clusters: gemakkelijk
(positieve instelling, aanpassingsvermogen en regelmatig werkende lichaamsfuncties, nieuwsgierig
40%), moeilijk (meer negatieve buien, langzame aanpassing 10%), traag op gang (inactief, relatief
kalm reageren op omgeving, negatief gestemd, langzame aanpassing).
Langetermijnaanpassing is afhankelijk van goodness of fit (mate waarin het specifieke temperament
van het kind aansluit op de aard en eisen)
Reactie ouders belangrijk. Cultuurafhankelijk.
Lijkt relatie te zijn met hechting verzorger – door wel/niet uiten emotie.
Harlow: experiment toont aan dat emotionele steun en dergelijke van levensbelang zijn.
- Emotie: hersenen groeien. Daardoor complexere emoties mogelijk. De emoties differentiëren.
Pasgeboren: Imiteren gezichtsuitdrukkingen. Hierdoor ontwikkeling van het vermogen tot non-
verbale decodering. Vocale uitingen worden eerder waargenomen, daarna pas gezicht.
3-12 weken: Glimlachen wordt voorspelbaar en steeds specifieker. (Sociale glimlach)
4 maanden: Mogelijk al de emotie achter de gezichtsuitdrukking begrijpen.
8-9 maanden: Social referencing (= doelbewust zoeken naar info over gevoelens van anderen, om
onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen). Onduidelijk of baby de
uitdrukking alleen interpreteert, of ook emotie voelt.
10 maanden: sociale dominantie mentaal representeren.
12 maanden: Zelfbesef gaat groeien (cultuurafhankelijk).
17-24 maanden: Spiegelbeeld valt op en besef capaciteiten. Theory of mind.
18 maanden: besef gedrag van anderen heeft betekenis.
Eind tweede jaar: doelbewust glimlachen om positieve emoties weer te geven. Gevoelig zijn voor
emotionele uitingen van anderen.
2 jaar: Begin empathie. Troosten, bezorgdheid en misleiding (fantasie en ‘bedriegen’).
- Vriendschap: al vroeg reageren positief op leeftijdsgenoten en vertonen rudimentaire vormen van
sociale interactie. Voorkeur voor bekenden.
9-12 maanden: speeltjes aanbieden, sociale spelletjes (= basis voor toekomstige sociale contacten).
14 maanden: imiteren (=sociale functie)
Ontwikkeling peuter- kleutertijd
Zindelijk: 3 jaar. Discussies, NCJ nu: “geen vast tijdstip, kind moet aangeven dat het er klaar voor
is.”Pas met 12 maanden hebben kinderen controle over ingewanden en blaas, de zes maanden
daarna is die controle nog minimaal. Sommigen tussen 18 en 24 maanden al klaar voor, anderen na
minstens 30. Er is een checklist van ziekenhuis en uni Antwerpen. Als er druk achter moet: beloning,
plaswekker.
Na overdag zindelijk duurt nog maanden of jaren voor de nacht.
5jaar: 3 kwart van jongens en meeste meisjes volledig zindelijk.
Kinderen sterker door grotere spieren en stevigere botten.
Zintuigen blijven zich ontwikkelen.
Handvoorkeur: meesten rond 5 jaar. 90% rechts, meer jongens links. Linkshandigen meer kans op
ongeluk en vroeg overlijden. Verklaring onduidelijk.
Tekenen: Verwerving motorische vaardigheden, lessen (Belang van planning, zelfbeheersing en
zelfcorrectie). 5jaar: meer doel, steeds zelfde tekening opnieuw voor correctie.
Stadia:
Krabbelstadium: strepen op papier. 20 verschillende categorieën (zigzag, horizontaal).
, Vormstadium: 3 jaar. Vormen (vierkant en cirkel) en plusjes en kruisjes.
Ontwerpstadium: Maar dan één eenvoudige vorm combineren tot een complexere vorm.
Picturaal: Tussen 4 en 5 jaar: Tekeningen beginnen op herkenbare objecten te lijken. Gemotiveerd
zodat tekeningen representatief worden.
Media:
Tv en overgewicht. Games worden gezien als educatief ondersteunend – ouderlijk mediëren (regels
over inhoud en speelduur). Scherm en passief gedrag. Kleuters snappen (lange) programma’s niet
goed. Sesamstraat bevordert wel lezen, verbale en rekenkundige tests – wel te snel.
Kinderopvang:
6 op 10 kinderen van 3 maanden tot 3 jaar maken regelmatig gebruik van (in)formele opvang.
30 % maakt geen gebruik van opvang. Minder opvang van grootouders, meer kinderdagverblijf (beter
voor ontwikkeling, volgens ouders).
Gevolgen: Verbaal vaardiger, beter geheugen, begrijpen meer, hogere IQ-scores. Meer
zelfvertrouwen, onafhankelijker, weten meer over sociale wereld. Volgens onderzoek vooral goed
voor arme kinderen. Maar: minder beleefd en meegaand, minder respect volwassenen, soms
competitiever en agressiever dan leeftijdsgenoten. Empathie hoort door koestering ouders, daarna
spelen als basis voor deze ontwikkeling. Te weinig plaats voor samen spelen, fantasiespel. Vragen te
veel – stress en druk – afhankelijk van rijpingsniveau en geërfde capaciteiten, dus pushen niet nodig.
Onderwijs nodig dat gebaseerd is op gemiddelde ontwikkeling, met aandacht voor unieke
eigenschappen van specifiek kind.
- Kinderdagverblijf: tegenwoordig ook voor intellectuele stimulatie. Vooral juist sociaal en emotioneel
vlak. Hoge stabiele zorgkwaliteit. Onder toezicht overheid. HKZ-keurmerk: intern zaken goed op orde,
moet naar wet- en regelgeving verwijzen binnen pedagogisch beleid, werkt aan verbetering zorg- en
dienstverlening.
- Gastouder-/onthaalouderopvang: HKZ kan. Kleinschalige aanpak, lijkt meer op gezinssituatie.
- Peuterspeelzaal: Cognitieve en sociale ervaringen opdoen. Max 4 uur achter elkaar per werkdag.
- Voorschool: 2.5 tot 6 jaar. Doorlopende ontwikkelingslijn creëren.
Nederland leerplicht 5 jaar.
Ouders:
Steeds vaker eenoudergezin, vooral moeder. Ouders moeten warme, ondersteunende thuissituatie
bieden zodat kind gaat exploreren met anderen.
Ouderschap: Autoritair, permissief, autoritatief, onverschillig. Zie overzicht blz 308. Opvattingen zijn
cultuurafhankelijk: in westerse samenleving: voor meeste kinderen werkt autoritatief ouderschap het
beste, niet slaan voor gehoorzaamheid, kies voor time-out als straf, pas ouderlijke discipline aan
eigenschappen van kind en situatie aan, maak gebruik van routines om conflicten te vermijden.
Fysiek:
Bedreigingen van fysieke groei en motorische ontwikkeling:
- Slaap: Nachtmerries (een kwart), tegenwerken, moeite in slaap komen (20-30% van kids), pavor
Nocturnus (slaapstoornis die leidt tot versnelde ademhaling en hartslaag, dus kind wordt wakker in
intense paniektoestand, moeilijk troostbaar daarna, kan zich geen aanleiding meer herinneren en
incident ochtends ook vergeten. 1-5% van de kinderen).
- Voeding: Minder groei dus minder voedsel nodig. Vrij goed zelf te reguleren, als zij voedzame
maaltijden krijgen. Kan door aanmoediging te veel eten –obesitas. Zorg voor verschillende goede
opties op tafel (weinig vet, hoge voedingswaarde, veel ijzer, weinig natrium), laat ze een hapje
proeven ter kennismaking.