Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs, Anton Horeweg, 2015
hoofdstuk 1
1.1 Probleemgedrag
Bij gedragsproblemen komt het er eigenlijk op neer dat de leerlingen niet doen wat jij als
leerkracht graag wil. De verschijningsvormen van gedragsproblemen zijn even divers als
er kinderen zijn. Soms worden de problemen door een stoornis veroorzaakt, soms door
het gedrag van de leerkracht.
Wat is het verschil tussen een gedragsprobleem en een gedrags- (of ontwikkelings)
stoornis? Het is belangrijk om deze twee goed uit elkaar te houden. Dit is essentieel
omdat je niet op beide evenveel invloed hebt.
Stoornis: als deze niet te verhelpen is. De oorzaak zit in de genen of in de neurologie van
iemand. Het probleem zit in de aanleg of rijping van het zenuwstelsel of in de bouw van
de hersenen. Je moet hiermee leren leven.
Gedragsprobleem: een gedragsprobleem zit niet in je als je geboren wordt. Het ontstaat
door verkeerde interactie tussen kind en omgeving. Met andere woorden, het ligt aan de
situatie. Het gedragsprobleem is gebonden aan iets uit de omgeving.
Wat leerkrachten meestal probleemgedrag noemen is externaliserend gedrag. Het is
gedrag dat je opmerkt. De omgeving heeft er last van.
Externaliserend probleemgedrag:
Dwars, dwingend, onrustig, brutaal
Agressief, dominant, niet sociaal, niet eerlijk en regels schendend.
Druk, ongeconcentreerd, over bewegelijk en impulsief
Wisselende buien, onvoorspelbaar, explosief, angstig, snel beledigd.
Weinig motivatie, slechte werkhouding.
Internaliserend probleemgedrag:
Ze maken zeer moeilijk contact, zijn niet communicatief en eenzijdig gericht.
Ze zijn stil, gesloten, angstig, hebben weinig aansluiting bij de andere kinderen en
zijn passief en somber.
Of ze zijn heel onzeker, hebben weinig zelfvertrouwen, zijn heel faalangstig en zijn
dwangmatig in gewoonten.
Gedrag moet je beschrijven (operationaliseren). Wat zie je precies? Wat hoor je? Wanneer
je gedrag concreet maakt, heb je beter zicht op wat er niet goed gaat en kun je dus
effectiever proberen het te veranderen. Als een kind probleemgedrag vertoont, moet je
gaan bekijken waar dat aan ligt. Vroeger werd er gekeken wat er mis was met het kind.
Tegenwoordig wordt er meer gekeken naar het kind in zijn omgeving. Dit blijkt ook
effectiever. Als je op deze manier kijkt gebruik je het transactionele model en het
ecologische model. Je kijkt niet alleen of het kind zijn gedrag moet veranderen, maar ook
wat er in de omgeving moet veranderen.
Niet alleen deze modellen kijken naar meer dan alleen het kind. Ook het meervoudig
risicomodel van Van der Ploeg gaat ervan uit dat in de omgeving van het kind een aantal
factoren een extra risico vormt en het probleemgedrag kan veroorzaken. Vaak is een
gedragsprobleem een interactieprobleem. Er is een mismatch tussen de leerkracht en de
leerling.
,1.2 De rol van de leerkracht
Veel probleemgedrag blijkt te verminderen door een veranderde houding van de
leerkracht. Het kind is het hetzelfde als zijn gedrag. Je moet het gedrag apart zien van het
kind. Een kind met vervelend gedrag is dus geen vervelend kind.
Ook is het belangrijk dat je inzet op de relatie met kinderen. Om goed te kunnen leren
moeten kinderen zich veilig voelen bij jou en moeten ze het naar hun zin hebben. Dit wil
zeggen dat je met de kinderen moet gaan praten. Het gaat dan voornamelijk om
gesprekjes die niet over school gaan.
Goed gedrag erkennen is ook essentieel. Ook moet je als leerkracht ongewenst gedrag
kunnen relativeren. Let als leerkracht op je taalgebruik. Woorden zoals altijd, nooit,
iedereen en niemand moeten uit je vocabulaire. Als leerkracht moet je ervoor zorgen dat
je voorspelbaar bent. Vertel wat je gaat doen en doe dat dan ook.
, Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs, Anton Horeweg, hoofdstuk
2
2.1 ADHD bestaat niet. Of toch wel? De maatschappelijke discussie in vogelvlucht.
Presentaties van ADHD:
ADHD gecombineerde presentatie;
ADHD overwegend onoplettende presentatie;
ADHD uitgesproken onoplettende presentatie;
ADHD overwegend hyperactieve/impulsieve presentatie.
ADHD is de meest besproken stoornis van dit moment. Bastra schrijft in haar boek onder
andere dat ADHD geen ziekte is en dat de afwijking in de bouw van de hersenen en de
neuro chemische afwijking die anderen waarnemen, geen afwijkingen zijn, maar
verschillen die bovendien slechts voorkomen in een groep en niet bij elk individu. Ook
maakt zij zich zorgen over de naar haar mening onterechte en te gemakkelijk gestelde
diagnoses.
Vermeiren, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, deelt wel haar mening op het gebied
van te snel labelen. Hij vindt wel dat ADHD een ziekte is, Bastra niet. Bastra geeft aan dat
je niet met ADHD geboren wordt, maar met een genetische aanleg die kwetsbaar is voor
het ontwikkelen van ADHD. Bastra pleit voor minder etiketten.
2.2 Kenmerken.
ADHD is een ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel (neurodevelopmental disorder).
De pijlers ervan zijn volgens DSM-5: aandacht te kort, hyperactiviteit en impulsiviteit.
Deze symptomen moeten voor het twaalfde levensjaar te zien zijn in meerdere
verschillende situaties. ADHD wordt ook wel een rijpingsstoornis genoemd, vanwege de
langzamere rijping van het centraal zenuwstelsel. Ook is er een aantoonbare afwijking in
de bouw van de hersenen vastgesteld. Het corpus callosum is gemiddeld kleiner en ook
de prefrontale cortex is minder ontwikkeld. Volgens Barkley is het kernprobleem een
gebrekkige inhibitie.
Een gebrekkige inhibitie: niet kunnen remmen van gedrag.
ADHD is een veelvoorkomende stoornis. De stoornis komt voor bij 3 tot 5 procent van de
kinderen en jongeren. In de volwassenheid is dat gedaald tot 1 tot 1,5 procent. ADHD
komt twee tot drie keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Hierbij moet je wel in je
achterhoofd houden dat er bij meisjes sprake is van onderdiagnostiek. Bij meisjes wordt
het pas later vastgesteld. Ze beginnen dan vast te lopen op organisatie en planning. Het
niet onderkennen van de stoornis bij meisjes is zorgelijk, omdat zij vaker risicovol gedrag
vertonen dan meisjes zonder de stoornis.
Positieve eigenschappen ADHD:
Enthousiaste kinderen
Dol op sport en beweging
Hyperfocus (sterk concentreren)
Spontaan en open
Gevoel voor humor
Zorgzaam
Ondernemend
Altijd in voor iets nieuws
Veel fantasie
Sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.
Kinderen met ADHD vallen op in de klas. Je ziet en hoort het. ADHD heet daarom ook wel
een externaliserende stoornis. De kinderen zelf hebben er ook last van, maar de
omgeving lijdt vaak mee. Veel gedragingen gaan vanzelf en hebben te maken met
gebrekkig werkende executieve functies. In het kort gezegd zijn de executieve functies
circuits in de hersenen die je gedrag aansturen en controleren.