Samenvatting: gedragsproblemen in de klas
(in het basisonderwijs)
Boek van: Anton Horeweg, 1e druk
H1 – ADHD
2.1 ADHD bestaat niet. Of toch wel? De maatschappelijke discussie in
vogelvlucht
ADHD is geen ziekte, er zijn alleen verschillen in de bouw van de hersenen die voorkomen
in een groep en niet bij elk individu. Er worden helaas ook veel gemakkelijke en
onterechte diagnoses gesteld. De criteria in de DSM-5 voor het diagnosticeren van ADHD
zijn erg rekbaar.
2.2 kenmerken
Het is een ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel. Volgens de DSM-5 zijn de
pijlers aandachttekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Dit moet voor 12 jaar
aanwezig zijn en in meerdere situaties.
2.2.1 hoe vaak komt het voor (prevalentie)?
Het komt bij 3 tot 5% van de kinderen/jongeren voor. Bij volwassenen is dit 1-
1,5%. Het komt ook 2-3x vaker voor bij jongens, al wordt het bij meisjes vaak ook
veel later ontdekt.
2.2.2 positieve eigenschappen
Niet allemaal zijn ze bij elk kind met ADHD aanwezig: enthousiast - dol op
sport/bewegen - soms juist hele goede concentratie hyperfocus - spontaan en
open - gevoel voor humor - vaak heel zorgzaam - heel ondernemend - vaak in
voor iets nieuws - vaak veel fantasie - sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.
2.2.3 ADHD en gedrag
Kinderen met ADHD vertonen acting out-gedrag, het heet dus ook wel een
externaliserende stoornis. Veel gedragingen hebben te maken met een
gebrekkige werking van de executieve functies. Kinderen met ADHD hebben een
grote drang om te bewegen vooral kleuters, in bovenbouw meer wriemelen
en wiebelen. Het zijn vaak drukke praters, ze hebben een slechte
impulsremming en kunnen eigen functioneren in een sociale situatie slecht
inschatten. Hierdoor dringen ze zich vaak op en vertonen verstorend gedrag.
Vanwege het slecht kunnen vasthouden van aandacht ontstaat er eerder
taakvermijdend gedrag. Ze kunnen zelf heel slecht tegen uitstel en alles moet
nu meteen, anders worden ze boos en geïrriteerd. Ook hebben een slechtere
emotieregulatie en hebben ze vaak het gevoel overspoeld te worden door
emoties. De verschillende emoties kunnen zich elkaar ook snel opvolgen. Hun
interne spraak is verstoord en dus minder ontwikkeld. Dit is bij het besluiten
of je iets gaat doen overleggen met jezelf over mogelijk te volgen acties. Verder
is er ook minder innerlijke motivatie. Hier kunnen ze echter niks aan doen,
want ze zijn minder gevoelig voor dopamine.
Meer gedrag die ze vertonen:
Vaker gevaarlijk gedrag, want ze zijn vaak op zoek naar prikkels.
Moeite met tijd.
Moeite met automatiseren, i.v.m. minder goed werkend werkgeheugen.
Slecht in het organiseren en overzien van hun werk.
1
, 2.3 comordbiditeit (samen voorkomen) met andere leer- en
gedragsstoornissen
ADHD komt zelden alleen voor en dus lopen deze kinderen tegen meer
moeilijkheden aan. Het gaat vaak samen met ODD of CD en ook wel met
autisme, angststoornissen, depressie en leerstoornissen, zoals dyscalculie,
dyslexie of dysorthografie.
2.3.1 comorbiditeit met oppositional defiant disorder (ODD)
Kinderen met ODD hebben moeite met het aanvaarden van gezag. Als iets niet
mag dan willen ze het juist en zijn dus expres ongehoorzaam. Het is van groot
belang dat je werkt aan de relatie met het kind en maak consequenties van
tevoren duidelijk.
2.3.2 comorbiditeit met ASS (autismespectrumstoornis)
Kinderen met autisme hebben angst voor veranderingen en zijn daardoor weinig
flexibel. Kinderen met ASS en ADHD willen in de klas dus een grote
voorspelbaarheid. Veranderen in de klas kun je dus het beste van tevoren
aankondigen.
2.3.3 comorbiditeit met een motorische stoornis, bv. DCD
DCD – Developmental Coordination Disorder – is een ontwikkelingsdyspraxie. Ze
hebben een houterige motoriek en een slecht evenwichtsgevoel, maar ook een
slechte taalvaardigheid en ze zijn chaotisch. Ze kunnen dus beter een op een
laptop e.d. werken.
2.4 signalering
Kleuters: moeite met stilzitten, luisteren naar juf en goed samen spelen met
andere kinderen.
Groep 3: vermoeden van ADHD ontstaat, want moet nu echt stilzitten, opletten,
gedrag remmen, etc.
Voor vermoedens bevestigen korte versie van CTRS – Conners Teachers Rating
Scale - invullen (na overleg met ouders), maar je stelt geen diagnose en stuurt zo
nodig door naar een gespecialiseerd deskundige.
2.5 wat kun je doen in je klas?
Kinderen met ADHD missen allemaal veel vaardigheden die nodig in de
schoolsituatie en benodigde vaardigheden ontwikkelen zich ook langzamer.
Organisatorische en didactische aanpassingen in de klas zijn dus nodig, maar
kinderen met ADHD zijn niet allemaal gebaad bij dezelfde aanpak.
2.5.1 algemeen
Sluit aan op de goede eigenschappen van deze kinderen. Voor meer begrip van
andere kinderen kan je de klas vertellen over ADHD. Zo kunnen andere kinderen
de leerling eventueel ook helpen en begrijpen ze het beter. Hier is wel een veilig
klassenklimaat voor nodig. Om een conflict te voorkomen is een goede relatie
met het kind belangrijk. Wees duidelijk over het gedrag dat je verwacht en
bevorder dit gedrag met positieve feedback. De hele dag moet
voorgestructureerd zijn. Negatief gedrag negeer je zoveel mogelijk, het kind is
namelijk erg impulsief en probeert zijn foute gedrag wellicht al zelf te herstellen.
Inschatten wanneer je mag kletsen, overleggen of stil moet zijn kunnen deze
kinderen minder goed. Regels hiervoor zijn dus belangrijk. Wees hier consequent
in en beloon of straf meteen. Geef ze veel individuele aandacht en zorg ook dat
ze af en toe even kunnen bewegen.
2