Week 1 – Mediation en 'lastige' partijen.
Toolkit Mediation – 343-369.
H2 – Impasse effectief doorbreken.
1.1 – Kenmerken van een impasse.
Impasse = situatie dat een proces vastloopt en moeilijk op te lossen is.
Een impasse in een onderhandeling of mediation kan zich uiten in:
- Geen stap voorwaarts maken, in cirkeltjes draaien.
- Niet tot overeenstemming komen.
- Communicatie die ongecoördineerd en moeizaam verloopt.
- Emoties die hoog oplopen, die niet (meer) productief zijn en niet te
normaliseren.
- Terugkerende argumenten of thema’s.
- Hardnekkige weerstand tegen jou of het proces.
1.2 – Oorzaken van een impasse.
Communicatie.
Een impasse die zijn oorzaak vindt in de communicatie, ontstaat
doordat partijen onvoldoende effectief kunnen communiceren. Vaak
spelen andere factoren mee, beide partijen hebben andere
informatie of gaan uit van andere aannames.
Relatie.
Impasses die worden veroorzaakt door een relatie, ontstaan vaak in
langdurige relaties. Ze ontstaan door disfunctionele
communicatiepatronen die zich in de loop van de tijd hebben
ontwikkeld. Het gaat dan om terugkerende negatieve interacties,
zoals agressie of oud zeer. Ook persoonlijke meningsverschillen
kunnen een relationele impasse veroorzaken.
Financieel.
Vastlopen op financiële aspecten hangt veelal samen met een fixed
pie assumption. Partijen gaan uit van de hoeveelheid, dus hoe meer
de een krijgt, hoe minder er voor de ander overblijft. Andere
prioriteiten voor de financiële middelen kunnen ook een impasse
veroorzaken.
Juridisch.
Een impasse op technisch-juridische argumenten ontstaat
bijvoorbeeld door een andere verwachting van het antwoord op de
vraag of iedereen zich aan de voorgeschreven regels of procedures
heeft gehouden of door een andere interpretatie van een uitspraak.
Emoties.
, Emotionele impasses ontstaan doorgaans doordat een partij wordt
overheerst door emoties en daardoor niet meer naar (andere) opties
kan kijken, waardoor geen goede communicatie meer mogelijk is.
Wantrouwen.
Partijen in een conflict denken dat de andere partij niet te
vertrouwen is. Daarnaast is er in veel onderhandelingen sprake van
een verborgen agenda die pas ter sprake wordt gebracht als het
vertrouwen weer hersteld is.
1.3 – Technieken en methoden.
1.3.1 – Tussenevaluatie van het mediationproces.
In fase nul en het begin van fase 1 van de mediation (voorbereiding
en opening).
- Zijn de 7 V’s aan de orde gekomen?
- Is er weerstand bij de partijen of de partijadviseurs?
In fase 1 en in het begin van fase 2: de openingsstatements en de
eerste uitwisseling tussen partijen en inventarisatie.
- Heeft elke partij voldoende tijd gehad om een eigen uiteenzetting te
geven?
- Heeft de mediator de uiteenzetting van de partijen goed
samengevat, zodat het voor iedereen duidelijk is waarover het
geschil gaat?
- Is het duidelijk wat elke partij verwacht van de mediation?
In fase 2: de exploratie.
- Is de communicatie tussen partijen weer op gang gekomen?
- Is het duidelijk wat de blocking issue is?
- Zijn de achterliggende belangen en vraagpunten besproken?
- Ben je adequaat omgegaan met emoties?
In fase 3: generen van opties en onderhandeling.
- Heb je voldoende aandacht besteed aan de machtsbalans en
empowerment van partijen?
- Zijn er andere opties? Hebben beide partijen bijgedragen aan het
zoeken naar een oplossing?
- Komen de opties tegemoet aan de subjectieve criteria?
In fase 4 & 5: overeenstemming bereiken, afsluiting en afstemmen
met de achterban.
- Heb je voldoende aandacht besteed aan het beperken van
gezichtsverlies?
- Is er sprake van achterbanproblematiek? Heb je de betrokkene
ondersteund bij de afstemming met de achterban?
,1.3.2 – Technieken.
Impasse door personen.
Hercontextualiseren = reframen van wat gezegd is. De mediator kan
dit zelf doen, maar partijen kunnen ook hun eigen taalgebruik aanpassen.
Je kunt de voortgang reflecteren door partijen te laten inventariseren wat
er besproken is en bereikt is. Je kan dit als mediator ook zelf doen.
Niet ingrijpen in een impasse kan een goede interventie zijn. Het hangt
van de fase van de mediation af.
Impasse over de inhoud.
- Structureer het mediationproces.
- Beland niet te snel in details en ga niet te snel naar een oplossing.
- Probeer thema’s in een ander of breder denkkader te plaatsen.
- Stel circulaire vragen of spiegel.
- Reflecteer op de impasse of de voortgang.
- Ga na of er voldoende objectieve criteria zijn uitgewerkt.
- Ga over een ander thema in gesprek of probeer eerst
overeenstemming te krijgen op andere punten.
- Ga na of partijen meer informatie of meer tijd nodig hebben om aan
een voorstel te wennen.
- Doe reality testing, gebruik de WATNA(slechtste uitkomst),
RATNA(meest realistische uitkomst), of Zopa(zone van
overeenkomst).
H2 – Verschillende percepties.
2.1 – Verschillende percepties bij elkaar brengen.
Je kunt op meerdere manieren partijen helpen verschillende percepties bij
elkaar te brengen:
1. Je kunt met betrokkenen actief op zoek naar informatie die het
tegendeel van een bepaalde zienswijze zou kunnen bewijzen.
2. Je kunt de partijen zich laten inleven in het perspectief van de
ander.
2.2 – Ladder of inference.
2.2.1 – Ontstaan van verschillende percepties.
Een verschillende perspectief kan worden verklaard met de ladder van
inference. Iedereen neemt een situatie op zijn eigen manier waar, trekt
daaruit eigen conclusies en gaat op grond daarvan over tot actie. Doordat
elke partij een andere gevolgtrekking kan maken of conclusie kan trekken,
kunnen misverstanden ontstaan.
1. Selectie uit de veelheid van indrukken.
2. Assumpties, veronderstellingen.
3. Gevolgtrekking, conclusie trekken.
, 2.2.2 – Technieken.
Hoe kun je de partijen die beide op een ander deel van de ladder staan,
weer samen laten afdalen?
- Herken dit proces. Controleer aannames.
- Ondersteun de partijen, zodat ze duidelijk en concreet zijn.
- Stel vragen over hoe een partij tot haar conclusies komt, op welke
feiten ze gebaseerd zijn en hoe die feiten worden geïnterpreteerd.
2.3 – Verhelderen van verschillende percepties is mogelijk.
2.3.1 – Cognitieve dissonantie.
Als er een verschil ontstaat tussen de eigen zienswijze en de feiten of
waarnemingen, proberen mensen dit te vermijden of weg te redeneren.
Het wegwerken van de discrepantie wordt cognitieve dissonantie
genoemd. Mensen hebben de neiging te zoeken naar argumenten die hun
eigen zienswijze versterken.
Cognitieve dissonantie kan worden gecorrigeerd door:
- Vaststellen dat de conflicterende informatie niet van belang is.
- Zoeken naar andere waarnemingen of overtuigingen die de balans
kunnen herstellen.
- Iets doen waardoor het conflict verdwijnt. Bijvoorbeeld gedrag
veranderen of zorgen dat je de conflictsoorzaak kwijtraakt.
2.3.2 – Naïef realisme.
De partijen gaan meestal ervan uit dat de wereld is, zoals zij die zien. Je
gelooft dat de eigen overtuigingen zijn gebaseerd op een relationele
interpretatie van die werkelijkheid en dat je acties hiermee in
overeenstemming zijn. Als anderen een andere kijk op de wereld hebben,
denk je dat dat komt doordat die andere bepaalde zaken of
gebeurtenissen niet goed waarnemen.
2.4. – Disfunctioneel handelen.
Fixed-pie- assumption = de betrokkenen zien datgene waarover wordt
onderhandelt, figuurlijk gezien, als een stuk taart van een bepaalde
afmeting en deze taart moet verdeeld worden tijdens de onderhandeling.
Daarbij is iedere onderhandelaar geneigd te denken: hoe meer de ander
krijgt, hoe minder en voor mij overblijft.
Irrationele escalatie van commitment = (te) veel geïnvesteerd
hebben in een onderhandeling, standpunt of eigen gelijk, waardoor je
tegen beter weten in verdergaat op de ingeslagen weg.
Anchoring = zodra een getal of voorstel op tafel ligt, wordt dit het
vervolg van het gesprek of gebruikt als referentiekader.
Verliesminimalisatie = mensen doen harder hun best om verlies te
voorkomen dan om iets te kunnen winnen.
Cognitieve dissonantie = mensen hebben de neiging te zoeken naar
argumenten die hun zienswijze versterken.