Samenvatting Portaal Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs
Uitgeverij Coutinho
Harry Paus en Adri van den Brand
ISBN 978-90-469-0576-0
Hoofdstuk 1 Taalonderwijs
1.1 Waarom (taal)onderwijs?
Taal speelt een cruciale rol in ons leven. Taal zorgt voor expressie en contact → 2 primaire
menselijke behoeften: jezelf kunnen uiten en jezelf verbinden aan anderen. Via taal nemen we
kennis op en ontwikkelen we onszelf. Taal is verbonden met onze persoonlijkheid en identiteit.
1.1.1 Kernfuncties
Ieder kind heeft recht op goed taalonderwijs. Onderwijs levert een belangrijke bijdrage aan de brede
taalontwikkeling van het kind. De basisschool heeft hier een sleutelrol in. Kleuters ontwikkelen zich
tot tieners die steeds meer autonomie en zelfbeschikking willen en eisen.
Uit het bovenstaande kun je kernfuncties van onderwijs afleiden. Deze vatten we samen in 3
functies:
• Kwalificatie: het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen
kwalificeren voor het leven in onze multiculturele samenleving en het uitoefenen van
hun toekomstige beroep. Voor taalonderwijs gaat het dan om basale kennis van taal en
de vaardigheden spreken, schrijven, lezen en luisteren.
Kwalificatie is een belangrijke functie van het onderwijs. In het basisonderwijs leren de
leerlingen de eerste basiskwalificaties → ofwel: basale kennis en vaardigheden die we
allemaal nodig hebben. Naarmate het kind ouder wordt, zal het steeds meer specifieke
keuzes maken in kennis en vaardigheden (bijvoorbeeld het volgen van een
beroepsopleiding). Elk beroep eist andere taalvaardigheden.
• Socialisatie: het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met eigen
tradities, gewoonten, regels en praktijken. Socialisatie is het proces waarbij iemand
bewust en onbewust cultuurkenmerken van een groep overneemt. Op de basisschool
leren de kinderen over de Nederlandse cultuur.
• Subjectivering: de vorming van een persoon. Het is een filosofische aanduiding voor
persoonsvorming waarbij de mens als subject wordt gezien en niet als object waarover
andere mensen beslissen wat ze met dat ‘ding’ (object) willen doen. Het gaat over
menselijke individualiteit en subjectiviteit.
De basisschool draagt eraan bij dat leerlingen zich bewust worden van hun
verantwoordelijkheid en dat ze ruimte krijgen om zich aangesproken te voelen door hun
omgeving, die een moreel appel op hen doet.
Subjectivering betreft niet alleen ‘dit is wat ik wil’, maar ook ‘ik én mijn wereld’.
1.1.2 Kernfuncties en taalonderwijs
Taalonderwijs staat duidelijk in dienst van de genoemde functies: kwalificatie, socialisatie en
subjectivering. Taalonderwijs geven we om leerlingen beter te leren spreken en luisteren, schrijven
en lezen. We laten leerlingen hiermee oefenen en stellen bepaalde kennis aan de orde. Leerlingen
worden zo betere taalgebruikers en kunnen daardoor ook kennis van andere vakken verwerven en
vergroten zij hun kennis van de wereld.
1
,Taalonderwijs is een belangrijk element in onze cultuur. Taal is het instrument waardoor wij als mens
verschillen van andere levenssoorten op de wereld. Tot slot geven we taalonderwijs omdat leerlingen
door taal zichzelf leren kennen en uitdrukken.
1.2 Visies
Het handelen van een leerkracht wordt gestuurd door zijn visie op leren en zijn visie op
taalonderwijs.
1.2.1 Visies op leren
Als je (taal)onderwijs geeft doe je dat vanuit opvattingen over hoe dat het best kan.
Die opvattingen blijven soms impliciet (verborgen) → een bepaalde methode wordt strak gebruikt,
zonder dat de leerkracht heeft nagedacht waarom nu juist deze leerstof is gekozen en op deze
manier wordt aangeboden.
Vaak denken de leerkrachten wel na over het onderwijs wat ze geven. De visie op het onderwijs
wordt dan expliciet (uitdrukkelijk) geformuleerd → op de website van de school of in het schoolplan.
Scholen richten onderwijs in op grond van aannames over hoe onderwijs het best gegeven kan
worden en hoe leerlingen leren. Die aannames zijn gebaseerd op verschillende leertheorieën die in
de loop der jaren zijn ontwikkeld:
• Behaviorisme
• Cognitief
• Constructivistische/sociaal-culturele leertheorieën
Tegenwoordig zijn constructivistische theorieën populair. Het constructivisme stelt de interactie
tussen de lerende en de leeromgeving centraal: leren is een actief proces van kenniswerving, waarbij
de kennis ontstaat in interactie met anderen.
Naast de theorieën zijn er maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de visie op
onderwijs. Een voorbeeld is een emancipatorische ideologie → kinderen moesten hun gedachten,
ideeën en meningen goed leren verwoorden: communicatie en expressie gingen een belangrijke rol
spelen in het onderwijs. Er kwam ook aandacht voor de aansluiting bij de leefwereld en het milieu
van de leerlingen.
Tegenwoordig gaat er ook meer aandacht naar de technologische ontwikkelingen. Informatie wordt
gedigitaliseerd en de communicatie verloopt sneller. Worden de leerlingen hier wel voldoende op
voorbereidt in het huidige onderwijs?
1.2.2 Visies op taalonderwijs
Het maakt uit vanuit welke visie een leerkracht taalonderwijs geeft. We bespreken 8 belangrijke
visies op taalonderwijs:
Traditioneel taalonderwijs
Het traditionele taalonderwijs wordt gezien als een belangrijke drager van onze cultuur. Taal bestaat
uit een aantal deelvaardigheden die in het onderwijs geïsoleerd aangeleerd worden.
De nadruk ligt op schriftelijke vaardigheden, en daarbinnen op vormaspecten.
Een goede beheersing van de grammatica leidt tot een betere taalbeheersing. Bij schrijven ligt een
sterk accent op de vorm van taal, met name op spelling. Bij lezen ligt een nadruk op de techniek van
het lezen: leestechniek, leesbegrip en leesbeleving. Er is weinig aandacht voor de domeinen spreken
en luisteren.
2
,Voordeel: het is overzichtelijk: verdeeld in deelaspecten die los van elkaar zijn te bekijken en te
analyseren.
Nadeel: de aandacht voor de verschillende domeinen van het taalonderwijs is niet evenwichtig. Er
wordt veel aandacht besteed aan technisch lezen en spelling, terwijl schrijven en mondelinge
vaardigheden achterblijven.
Het geleerde wordt door de leerling vaak niet als betekenisvol ervaren. De meeste scholen houden
zich niet strak aan deze visie.
Thematisch-cursorisch taalonderwijs
Uitgangspunt van thematisch-cursorisch taalonderwijs is dat leerlingen vooral taal leren door taal te
gebruiken in zinvolle gebruikssituaties. Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde thema’s
met taal, vaak afkomstig uit andere vakken. Een leraar kan hierbij zelf opdrachten bedenken.
Naast thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten waarbij leerlingen vak onderdelen
oefenen die wel belangrijk worden geacht, maar die niet in het kader van een thema kunnen worden
geleerd of geoefend → bijvoorbeeld bij technisch lezen, spelling en grammatica.
Er zijn cursorische elementen die wel kunnen worden geoefend aan de hand van een thema →
bijvoorbeeld interviewen. De leraar stuurt het onderwijsproces.
Voordeel: leerlingen zijn met thema’s bezig en zullen deze activiteiten als zinvol ervaren.
Nadelen: thematisch werken kost veel tijd, waardoor moeilijk een balans is te vinden tussen
thematisch en cursorisch werken. Voor een leraar is het lastig om greep te krijgen op datgene wat de
leerlingen hebben geleerd.
Deze visie kwam op aan het einde van de jaren 70. In de samenleving kwam toen een accent te
liggen op individuele zelfontplooiing en maatschappelijke bewustwording. De visie werd door
taalmethoden opgepakt en zijn tot op de dag van vandaag nog steeds terug te vinden in moderne
taalmethoden.
Taal bij alle vakken
Bij de visie taal bij alle vakken wordt ervan uitgegaan dat taal meer is dan materie die geleerd moet
worden en dat je door middel van taal kunt leren.
Taal gebruik je om nieuwe kennis op te doen en voor het verkrijgen van nieuwe inzichten. Om taal
voor dat doel zo goed mogelijk in te zetten, is de leerkracht sterk gericht op de interactie in de groep.
Leerlingen moeten de gelegenheid krijgen om te leren in klassikaal verband of in groepjes door te
praten over een onderwerp → bijvoorbeeld over een natuurkundig verschijnsel. De leerkracht
probeert met goede instructies en goed omschreven taaltaken het denkproces bij leerlingen te
ontwikkelen.
Voordeel: leerlingen gebruiken taal in een situatie voor hen betekenisvol is, maar ook
transferproblemen worden voorkomen. Aangeleerde strategieën kunnen bij meerdere vakken
worden ingezet.
Nadeel: bepaalde taalonderdelen komen niet goed uit de verf, omdat deze beter systematisch
aangeleerd kunnen worden → zoals bij spelling.
Taal bij alle vakken is zowel in het basisonderwijs als voorgezet onderwijs erg populair.
Communicatief taalonderwijs
Bij deze visie staat centraal dat leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren.
De aandacht gaat minder naar de correctheid van het taalgebruik, maar meer naar het tot stand
3
, komen van de communicatie en het overbrengen van de bedoeling van de spreker/schrijver. De
aandacht ligt op het leren spreken, luisteren, schrijven en lezen vanuit de gedachte:
Zender(s) → boodschap (de tekst) → ontvanger(s)
De leerkrachten die vanuit deze visie werken, creëren reële communicatieve situaties zoals die zich
ook buiten school zouden kunnen voordoen.
Voordeel: leerlingen raken gemotiveerd door de gekozen situaties.
Nadeel: als de situaties elke keer door de leerkracht gekozen worden, het er onnatuurlijk uit kan
gaan zien. Niet alles kan in een reële communicatieve situatie worden aangeboden en daarnaast zal
onderwijs is deelgebieden zoals spelling wenselijk zijn.
Whole-languagebenadering
Deze visie gaat ervan uit dat het voor leerlingen onnatuurlijk is om taal op te delen in aparte
domeinen die apart aangeleerd worden. Taal wordt daarom als geheel aangeboden. De oorsprong
van deze visie ligt in Amerika en werd door de stichting Taalvorming opgepikt.
De stichting Taalvorming hecht grote waarde aan wat leerlingen te vertellen hebben en hoe ze dat
zowel mondeling als schriftelijk het beste kunnen doen. Alle leerlingen moeten iets kunnen vertellen,
de keuze van het onderwerp is dus van belang.
Je kunt op verschillende manieren werken met deze visie. Je kunt leerlingen bijvoorbeeld eerst iets
laten vertellen en daarna op laten schrijven. De leerkracht kan deze teksten weer bespreken en
aanvullingen geven. Kinderen leren taal door taal te gebruiken.
De uitgangspunten van deze benaderingen zijn ook terug te vinden in de wijze waarop leerlingen
zakelijke teksten leren schrijven.
Strategisch taalonderwijs
Deze visie is erop gebaseerd dat leerlingen voor het uitvoeren van communicatieve taken strategieën
moeten leren beheersen. In het taalonderwijs worden de belangrijkste strategieën uitgelegd,
gedefinieerd en aangeleerd.
Voordeel: leerlingen krijgen zo de beschikking over een middel om greep op de taal te krijgen.
Nadeel: leerkrachten wisselen weinig af in strategieën, leerlingen zich kunnen gaan vervelen.
Strategieën worden dan een doel op zich in plaats van een middel om de teksten te begrijpen of een
tekst te schrijven.
Taakgericht taalonderwijs
Taakgericht taalonderwijs gaat uit van het idee dat leerlingen niet alleen een taal leren om er taken
mee te kunnen uitvoeren, maar dat ze taal leren ook taal leren door de taken uit te voeren.
Onderwijs vindt plaats vanuit taken die leerlingen zelf interessant vinden. In de taak is een ‘kloof’
ingebouwd dat er taal nodig is om de taak goed uit te voeren.
De bedoeling van taakgericht taalonderwijs is dat leerlingen gemotiveerd genoeg zijn om die kloof te
overbruggen en al doende in interactie met anderen taalvaardiger wordt. Aanhangers zeggen
hierover: wat leerlingen zelf ontdekken, blijft hangen en leidt tot fundamenteel leren.
Deze visie kent dezelfde voor- en nadelen als communicatieve taalonderwijs en taal bij alle vakken.
Interactief taalonderwijs
Het Expertisecentrum Nederlands (opgericht 1996), stelde aan het begin van zijn bestaan
uitgangspunten van goed taalonderwijs op. Deze zijn te zien als een voorlopig sluitstuk van de
hiervoor behandelde visies op taalonderwijs. Op basis van deze uitgangspunten werd de visie
‘interactief taalonderwijs’ ontwikkeld.
4