Europese Economische Integratie
Hoorcollege 1: Ontwikkeling van Europese economische integratie
Agenda voor vandaag:
• Korte economische geschiedenis
• Integratie
• Verbreding en verdieping
• ‘’Fiscal Federalism’’
Aanloop tot de EEG (EG, EU):
• Marshall hulp (1947-1951)
- 1. Liquiditeit (om Amerikaanse import te betalen)
- 2. Kredieten
- 3. OESO coördinatie (intergouvernementeel) (voorwaarde voor Marshall hulp)
• Europese BetalingsUnie (1950-1958)
- Liquiditeit (om Europese handel te betalen) (er was weinig liquiditeit)
• Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1952-2002) (supra
gouvernementeel)
- Een hogere autoriteit mocht onder andere de prijzen en hoeveelheden van kolen
en staal vaststellen
- Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië
Economische Integratie:
• Economische Theorie:
• 1. Vrijhandel
- Vrijhandelsakkoord
• 2. Douane Unie
- Deel soevereiniteit opgeven
- Geen importtarieven voor lidstaten
- Gezamenlijke importtarieven voor niet-lidstaten (gezamenlijk buitentarief)
- Verminderde handelsbelemmeringen
- Grotere landen meer in te brengen dan kleinere landen
- Stemmen met unanimiteit aan het begin
• 3. Gemeenschappelijke Markt
- Verdere vorm van integratie
- Geen handelsbeperkingen tussen lidstaten
- Opstellen van standaarden waaraan producten moeten voldoen (harmonisatie)
- Frictionele barrières wegnemen
• 4. Economische Unie
- Opstellen van bijvoorbeeld belastingregels
• 5. Monetaire Unie
- Eenheidsmunt
1
,Europese Unie:
• 1. Vrijhandel (X)
• 2. Douane Unie
• 3. Gemeenschappelijke Markt
• 4. Economische Unie (X) (Lidstaten bepalen zelf bijvoorbeeld belastingtarieven)
• 5. Monetaire Unie
• Economische Unie? (Na het invoeren van een Monetaire Unie?)
Economische Integratie:
• Soms expliciet beleid en afspraken
- Rome (1957), EEA (1986), Maastricht (1992)
• Soms (onverwachte) consequenties
- Uitspraken Hof van Justitie; nieuwe beperkingen tonen zich
- Er zijn bepaalde consequenties als gevolg van bepaalde besluiten: gemaakte
besluiten leiden tot nieuwe besluiten
Verdrag van Rome (1957) I:
• Europese Economische Gemeenschap (EEG)
• Vier vrijheden:
- 1. Vrij verkeer van goederen
- 2. Vrij verkeer van diensten
- 3. Vrij verkeer van mensen
- 4. Vrij verkeer van kapitaal
• Supranationaal (besluiten door Raad van Ministers) (Meerderheidsbesluiten ging
in 1966 niet door vanwege Frankrijk)
• Subsidiariteit (zoveel mogelijk besluiten maken op een zo laag mogelijk niveau)
• Zes landen (Benelux, Duitsland, Frankrijk, Italië). Het Verenigd Koninkrijk gaf
voorkeur aan intergouvernementeel
Verdrag van Rome (1957) II:
• Realiseren van douane unie (1969):
- Tarieven
- Douaneclassificaties (afspraken voor categoriseren van producten)
- Grensformaliteiten (moesten worden gestroomlijnd/worden opgeheven waardoor
bijvoorbeeld vrachtauto’s niet gecheckt hoefden te worden binnen EU-landen,
werd pas bereikt in 1993)
• Vervolg vrij verkeer van goederen
- Wegnemen niet tarifaire handelsbelemmeringen en positieve integratie
o Harmonisatie (regelgeving voor producten) en wederzijdse erkenning van
technische standaarden etc. (product wat erkend wordt in lidstaat A, wordt ook
erkend in lidstaat B)
o Harmonisatie van BTW (om grensoverschrijdende BTW-fraude tegen te gaan)
• Van douane unie naar gemeenschappelijke markt
2
,Europese Eenheids Akte (1986):
• Aankondiging interne markt
• Terugkeer naar vier vrijheden (alleen vrij verkeer van goederen was bereikt):
- 1. Vrij verkeer van goederen
- 2. Vrij verkeer van diensten
- 3. Vrij verkeer van personen (vrij verkeer van diensten en personen met elkaar
verweven)
- 4. Vrij verkeer van kapitaal
o Wegnemen kapitaal beperkingen
o Vrijgeven grensoverschrijdende toetreding en wederzijdse erkenning nationaal
toezicht
o Als er vrij verkeer van kapitaal is, dan moet er ook gemeenschappelijk
monetair beleid zijn. Dit leidde tot de eenheidsmunt en de Europese Centrale
Bank (het één leidt tot de ander). Ook leidde dit tot financiële, bank en
wisselkoers crises)
Verdrag van Maastricht (1992):
• Europese Gemeenschappen → Europese Unie
• Aanzet tot het realiseren van een monetaire unie
• Drie pijler structuur
- 1. Economische samenwerking (1e pijler)
- 2. Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
- 3. Politionele en justiële samenwerking
• Naast het overdragen van nationale bevoegdheid over monetaire macht naar een
supranationaal orgaan (ECB) zijn er nog meer nieuwe dingen bij gekomen
- 1. EU-burgerschap
- 2. Versterkte EU-samenwerking op niet-economische gebieden
- 3. Versterking van de macht van het Europees Parlement
Successen in de jaren 1970:
• Verbreding en verdieping
• Uitbreiding (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken)
- Verenigd Koninkrijk begrotingsbijdrage (Verenigd Koninkrijk was een groot land,
dus moest een grotere geldbijdrage leveren, maar ontving weinig, want het had
een kleine landbouwsector)
- Handel tussen lidstaten nam toe, handel met 3e landen nam af
- Groei EEG-landen hoger dan groei Verenigd Koninkrijk voordat Verenigd
Koninkrijk toetrad. Frankrijk hield lidmaatschap Verenigd Koninkrijk tegen.
Uiteindelijk trad Verenigd Koninkrijk in 1973 voorwaardelijk toe. In 1975 stemden
de Britten voor het blijven in de EEG
• Nieuwe begrotingsregels
- Eigen middelen (o.a. tarieven)
- Aandeel BTW (1%)
3
, Successen in de jaren 1980 en 1990:
• Uitbreiding (1981: Griekenland & 1986: Spanje en Portugal)
- Regionaal Beleid (om deze nieuwe lidstaten te steunen in hun ontwikkelingen)
• EEA (1986)
• Verdrag van Maastricht (1992)
• Uitbreiding (1995: Oostenrijk, Finland en Zweden): ging redelijk makkelijk want
het waren landen met wie het economisch goed ging en ze waren al verweven
met de EU
• Monetaire Unie (1999):
- Monetair Beleid bij Europese Centrale Bank (ECB)
Successen (en mislukkingen?) in de jaren 2000:
• Uitbreiding (2004: Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slovenië,
Slowakije, Hongarije, Malta, Cyprus & 2007: Roemenië en Bulgarije & 2013:
Kroatië)
- Nieuwe lidstaten moeten voldoen aan bepaalde criteria (soms werd een beetje
door de vingers gekeken)
- Criteria:
o 1. Politieke stabiliteit van instanties die democratie, de rechtstaat,
mensenrechten en respect voor en bescherming van minderheden
garanderen
o 2. Een functioneerde markteconomie
o 3. Acceptatie van alle economische en politieke regels van de EU en het
vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen
• Lissabon 2010 agenda
- Ambitie: EU meest concurrerende duurzame economie ter wereld in 2010 (niet
gelukt)
• ‘’Grondwet’’ 2005
- Afgewezen in Nederland en Frankrijk
• Verdrag van Lissabon 2009
- Alternatief voor grondwet 2005
Heeft de EU te ver gereikt?
• Wanneer nationaal; wanneer supranationaal?
• ‘’Fiscal Federalism’’
- 1. Lokale Voorkeuren
- 2. Lokale Informatie
- 3. Schaalvoordelen
- 4. Externe effecten
- 5. Democratie
- 6. Juridische competentie
4