Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief – Ido Weijers (5 e druk)
Deeltoets B
Inhoud
Hoofdstuk 10 – De leeftijdsgrenzen........................................................................................................1
Hoofdstuk 11 – Jongvolwassenen en jeugdstrafrecht............................................................................3
Hoofdstuk 20 – De justitiële jeugdinrichting...........................................................................................5
Hoofdstuk 21 – De rechtspositie van jeugdigen in JJI’s.........................................................................11
Hoofdstuk 9 – Nadelige gevolgen van een strafrechtelijke veroordeling: VOG- en DNA-regelgeving. .19
Hoofdstuk 13 – De rechtspositie van de jeugdige verdachte op ZSM...................................................25
Hoofdstuk 17 – De verdediging van jongeren.......................................................................................28
Hoofdstuk 18 – Het verhoor van minderjarige verdachten..................................................................33
Hoofdstuk 19 – Ouders in de jeugdstrafrechtspleging.........................................................................36
Hoofdstuk 16 – De pedagogische opgaven van de jeugdstrafzitting vanuit kinderrechterlijk en
gedragswetenschappelijk perspectief..................................................................................................39
Hoofdstuk 22 – Nederland in Europa: de jeugdstrafprocedure in vergelijkend perspectief.................43
Hoofdstuk 10 – De leeftijdsgrenzen
Let op: In JSR H10 wordt General Comment no. 10 (2007) nog als uitgangspunt genomen, General
Comment no. 24 (2019) is niet verwerkt.
Inleiding.
- Consensus dat kinderen onder een bepaalde leeftijd te jong zijn om verantwoordelijk gesteld
te kunnen worden voor strafbare feiten. artikel 40 IVRK
- Toch laait er voortdurend discussie op en dat gebeurt meestal als er zich uitzonderlijke
gruwelijke zaken voordoen waarbij minderjarigen betrokken zijn.
- De laatste jaren is er sprake van een opmerkelijke stijging van het aantal minderjarigen dat
betrokken is bij levensdelicten.
- Door de hele geschiedenis zien we aandacht voor een aparte behandeling van jonge
delinquenten.
Een gedragswetenschappelijk perspectief.
- De cognitieve vermogens van kinderen nemen sterk toe tijdens de adolescentie. Gemiddelde
zijn adolescenten tussen hun 15e en 17e levensjaar in cognitief opzicht te vergelijken met
volwassenen.
- Echter, om adolescenten qua verantwoordelijkheid voor hun handelen te kunnen vergelijken
met volwassenen moet ook rekening worden gehouden met hun psychosociale
vaardigheden.
o Beïnvloeding door leeftijdsgenoten
o Meer gericht op korte termijn uitkomsten
o Nemen meer risico en onderschatten risico
o Vatbaarder voor impulsen
o Jongeren die vaker in aanraking komen met justitie hebben vaak stoornissen en
ontwikkelingsachterstanden.
- Het merendeel van de minderjarigen die met het jeugdstrafrecht in aanraking komen, zeker
bij wie dat herhaaldelijk het geval is, is in cognitief opzicht nog niet vergelijkbaar met de
‘gemiddelde volwassene’, waar het strafrecht vanuit gaat.
1
,Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief – Ido Weijers (5 e druk)
Deeltoets B
- Ook blijkt de doorsneejongere pas rond 14 jaar in staat te zijn tot het vormen van een
adequaat begrip van het strafrechtproces en tot een adequate proceshouding.
o De jeugdige delinquent heeft in elk geval hulp nodig om zo volwaardig mogelijk te
kunnen participeren in het strafrechtproces.
- Conclusie
o 12 jaar (sinds 2007) is het absolute minimum gedragswetenschappelijk onderzoek
suggereert eerder nog 14 of 15 jaar.
o Bovengrens niet lager dan 18 en geen uitzonderingen voor ernstige delicten, omdat
deze jongeren vaak ernstige ontwikkelingsachterstanden en stoornissen hebben.
Een mondiaal perspectief.
- Extreme contrasten wat betreft de ondergrens in verschillende landen/staten.
o Sommige staten VS hanteren geen ondergrens
o België hanteert 16 jaar, maar vanaf 12 kunnen ze wel langdurig in instelling worden
opgesloten
- In China en Afghanistan zijn er weliswaar leeftijdsgrenzen, maar worden toch jongere
kinderen gestraft of naar een straf-/heropvoedingskamp gestuurd (ook in Japan).
- Wereldwijd ligt het Europese gemiddelde duidelijk hoger dan in de rest van de wereld, en in
dat bredere mondiale perspectief ligt de ondergrens in Nederland weer iets boven het
gemiddelde.
- Ook betekent de minimumleeftijdsgrens niet overal hetzelfde. Niet overal is het de leeftijd
waarop vervolgt kan worden.
o Doli incapax = strafrechtelijke verantwoordelijkheid uitgesloten, tenzij het
tegenovergestelde aannemelijk is, dit betekent dat leeftijdsgrens bijvoorbeeld zoals
in Ierland op 10 staat, maar dat het doli incapax criterium geldt tot 14 jaar.
o Dolus = een zekere geestelijke rijpheid en ervaring
- In sommige landen bestaat de tendens om de minimumleeftijdsgrens van strafrechtelijke
verantwoordelijkheid te omzeilen en om kinderen die deze leeftijdsgrens nog niet hebben
bereikt en delicten plegen, niet via kinderbeschermingsmaatregelen op te vangen, maar hen
via justitie met sancties aan te pakken. Met name in Engeland (geïnspireerd op broken
windows theorie), maar ook in Nederland en Nieuw-Zeeland.
o Engeland straat- en buurtverboden voor kinderen onder 10 jaar en punitieve
maatregelen voor ouders en kind.
o Nederland Stop-maatregel = Halt-achtige sanctie van max 10 uur maatregel
van de baan door onvoldoende effectiviteit.
o Nieuw-Zeeland kinderen onder 10 kunnen een officiële waarschuwing krijgen,
verplichte schriftelijke excuses, taakstraf, herstelactiviteit, leerstraf of een verbod.
- Eigenlijk allemaal in strijd met artikelen uit IVRK en VN-Comité voor de Rechten van het Kind.
- Hoewel Nederland een hogere minimumleeftijdsgrens kent dan Ierland, Schotland en
Zwitserland, wordt er bij ons in feite eerder strafrechtelijk gereageerd. In die landen wordt
de echte vervolging pas op latere leeftijd ingezet.
De bovengrens omlaag.
- 16/17 jarige kunnen berecht worden via het gewone strafrecht
o De ernst van het misdrijf
o Persoonlijkheid dader
o Omstandigheden waaronder het misdrijf is begaan
- Ook kunnen jeugdstrafzaken toch met open deuren plaatsvinden
Verenigde Staten.
- Ruim 1/5 van alle minderjarigen wordt via het commune strafrecht vervolgd.
2
,Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief – Ido Weijers (5 e druk)
Deeltoets B
- Jeugddetentie is duurder dan de gewone gevangenis.
- Het principe van de bescherming van het privéleven wordt op grote schaal geschonden.
- Minderjarigen kunnen extreem zware straffen opgelegd krijgen.
Europa.
- Flexibel model; een beweeglijke bovengrens wordt gekoppeld aan relatief lage maxima
binnen het jeugdstrafrecht.
o De meerderheid van de minderjarigen is verzekerd van een relatief laag
strafmaximum. Maar er zijn uitzonderingen voor de zeer ernstige gevallen.
(NL BE FR ENG WALES)
- Strikt model; een vaste bovengrens wordt gekoppeld aan relatief hoge maxima binnen het
jeugdstrafrecht.
o Berechting van minderjarigen volgens het gewone strafrecht wordt dus uitgesloten.
Alles blijft binnen het jeugdstrafrecht. (DU OOS ZWI)
De bovengrens omhoog.
- Daders die ten tijde van het delict 18-21 waren kunnen via het jeugdstrafrecht worden
berecht.
o Persoonlijkheid dader
o Omstandigheden waaronder het feit is begaan
- 2014 adolescentenstrafrecht (toepassing verruimd tot 23 jaar)
Hoofdstuk 11 – Jongvolwassenen en jeugdstrafrecht
Inleiding.
- Adolescentenstrafrecht = 18/23 jarige kunnen via jeugdstrafrecht worden berecht. Maar het
is niet de standaardreactie. Jeugdstrafrecht tenzij… geldt niet. Biologische leeftijd blijft
richtinggevend.
Achtergrond.
- ‘Emerging adulthood’ jongvolwassenheid jongvolwassenen experimenteren met
volwassen rollen maar hoeven daarvoor nog niet volledige verantwoordelijkheid te nemen.
- Ook vanuit criminologisch perspectief kan jongvolwassenheid als een ‘experimentele’
levensfase worden beschouwd.
- De leidende gedachte in het adolescentenstrafrecht is dat onder de jongvolwassen daders
een beperkt aantal personen voorkomt die eigenlijk nog niet als volledig verantwoordelijke
volwassenen kunnen worden beschouwd. Zij lijken in hun gedrag eerder op adolescenten en
zouden dan ook als zodanig moeten worden berecht.
- Voordelen
o Lichtere sancties, pedagogisch karakter en accent op maatwerk
o Bescherming in het strafproces
o Mogelijkheid om civielrechtelijk te reageren (wordt vaak over het hoofd gezien)
- De realisering van de mogelijkheid van het adolescentenstrafrecht vereist bijzondere kennis
en bijzondere oplettendheid bij de betrokken professionals in de strafrechtketen.
Wegingskader.
- Er is een wegingskader ontwikkeld voor de advisering door de reclassering (aan OvJ en de
rechter-(commissaris)); het Wegingskader adolescentenstrafrecht 18- tot 23 jarigen.
o Geen besluitvormingsinstrument maar hulpmiddel.
3
, Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief – Ido Weijers (5 e druk)
Deeltoets B
o De reclasseerder vult per item ja, nee of ? in, hij kan aangeven of een bepaald item in
zijn opinie zwaar weegt en hij geeft zijn bron aan (justitiedossier, quickscan politie,
de RISc en het LIJ).
o Na de voorlopige weging moet worden gekeken naar enkele aanvullende gegevens
die kunnen leiden tot wijziging van het voorlopige advies. bijv. welk type
strafrecht.
Drie momenten in de afweging ‘jeugd’ of ‘volwassen’.
- Er zijn drie momenten van belang waarop advies wordt uitgebracht over de persoon van de
verdachte. Daarmee kunnen de gevallen die hiervoor mogelijk in aanmerking komen tijdig
richting behandeling van de zaak via het jeugdstrafrecht worden voorgesorteerd.
- 1. Eerste zeef OM/ZSM; aangezien 95% van de zaken binnenkomt bij ZSM, zal daar de eerste
schifting gemaakt moeten worden. De officier van justitie beoordeelt aan de hand van de op
dat moment beschikbare informatie of een zaak mogelijk in aanmerking komt.
politieverhoor/quickscan.
o Er zijn vraagtekens bij de effectiviteit van de eerste zeef, mede gezien het grove
karakter. Veel zal afhangen van de alertheid en inzet van het OM en de politie.
- 2. Tweede zeef reclassering; hiervoor is de vragenlijst van het wegingskader ontwikkeld. En
informatie wordt dus uit de hiervoor genoemde 4 bronnen gehaald.
- 3. Derde zeef NIFP; enerzijds de mogelijkheid een voorgeleidingsconsult af te laten nemen
waaruit onder meer een indicatie van een geschikte detentieplek kan volgen. En anderzijds
een persoonlijkheidsonderzoek. Maar verdachten vrezen dat medewerking hieraan hen
gemakkelijk in de TBS terecht doet komen, waardoor lang niet alle jongvolwassenen bereid
zijn om mee te werken aan dergelijk onderzoek.
- Uiteindelijk neemt de rechter de beslissing of het adolescentenstrafrecht wordt toegepast!
- De eerste zeef werkt voorsorterend op de tweede zeef.
- De OvJ kan in de voorfase kenbaar maken dat hij denkt aan adolescentenstrafrecht, maar
anderzijds hoeft de OvJ geen gehoor te geven aan eventuele signalen uit de drie zeven. Dit
probleem wordt in de praktijk vooral zichtbaar en benoemd wanneer ‘de ernst van het feit
conflicteert met de persoon van de verdachte’.
Kritische reflectie.
- Een van de onduidelijkheden betreft de vraag naar proportionaliteit, ofwel de verhouding
tussen de ernst van het misdrijf en de strafrechtelijke sanctie. Want in de toelichting bij het
wetsvoorstel is gezegd dat ASR vooral zou moeten worden toegepast bij ernstige misdrijven,
maar zou het niet eerder bij doorsneecriminaliteit moeten?
- Verdere bezinning op ‘ernst van het feit’ is bij de introductie van ASR achterwege gebleven.
- Wat doen we met de ‘kinderlijke’ jongvolwassenen die we aantreffen op de verschillende
gemeentelijke top-zoveel-lijsten? In de praktijk blijkt ASR in ongeveer net zoveel gevallen te
worden toegepast bij recidivisten, geharde routiniers of tough guys als om die reden juist te
worden afgewezen.
- Dilemma van paternalisme; stemt de verdachte zelf in met de toepassing van het
jeugdstrafrecht. Het feit dat de verdachte negatief kan staan tegenover toepassing van
jeugdstrafrecht speelt nu nauwelijks een rol in de afweging van de rechter, terwijl er vanuit
het oogpunt van effectiviteit gegronde reden bestaat om te twijfelen over het nut van deze
sanctie, die immers bovenal resocialisatie beoogt te bevorderen.
- Deze (en andere) onduidelijkheden hebben er ongetwijfeld aan bijgedragen dat de
effectiviteit van de toepassing van ASR richting voorkomen van recidive en snelle
resocialisatie niet positief is. Recidive is bij jeugdsancties groter dan bij volwassen sancties in
dit geval.
4