Samenvatting aansprakelijkheidsrecht
Werkcollege 3
T. Hartlief e.a., nrs. 95-153
Kwalitatieve aansprakelijkheid (afdeling 6.3.2.)
Aansprakelijkheid voor zaken en stoffen
Ex art. 6:173, 6:174, 6:175, 6:176, 6:177, 6:178, 6:179 BW.
Dit zijn kwalitatieve aansprakelijkheden en vinden hun rechtvaardiging in de gedachte dat het
telkens gaat om bronnen van verhoogd gevaar. Wetgever heeft zich hier laten inspireren
door het profijtbeginsel wanneer je voordeel haalt van het gebruik van goederen en
diensten dan moet je hier ook voor betalen.
Het gaat te ver om te zeggen dat iedere schade die door een zaak of stof is veroorzaakt af te
wentelen op de aansprakelijke persoon. Om dit te voorkomen zijn er drie begrenzingen
aangebracht.
- Art. 6:173 BW, hierin staat dat zaken gebrekkig moeten zijn;
- Art. 6:175 BW, hierin staat dat de stoffen gevaarlijk moeten zijn;
- Art. 6:179 BW, hierin staat een voorwaarden, deze voorwaarden luidt: dat de schade
oorzaak moet vinden in het onberekenbare gedrag van het dier.
Er wordt de aansprakelijke persoon een aantal verweermiddelen gegeven. In art. 6:173,
6:174 en 6:179 BW gaat het om de tenzij regeling. Voor art. 6:175-177 BW is gekozen om dit
te regelen in art. 6:178 BW.
De aard van de aansprakelijkheid speelt een rol in art. 6:98 (causaliteit), art. 6:101 (eigen
schud) en in art. 6:109 (matiging).
Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken
Ex art. 6:173 lid 1 BW (criteria):
- Roerende zaak;
Bomen vallen, ook nadat zij uit de grond zijn losgeraakt, niet hieronder.
Bloedplasma infusievloeistof en dergelijke wel
- Bekend is, dat zij, zo;
Heeft geen betrekking op het concrete gebrek maar ziet op de aan de zaak
verbonden gevaren in geval van gebrekkigheid.
Het gaat erom dat bekend is dat indien aan de zaak in kwestie een
desbetreffend gebrek zou kleven, dit een bijzonder gevaar voor personen of
zaken zou kunnen opleveren.
Beslissend is dus of het op het moment dat de schadeveroorzakende
gebeurtenis plaatsvond het gebrek en het daaraan verbonden gevaar kenbaar
waren.
Het gaat om objectiveerde onbekendheid.
Als het bekend is, moet je je onthouden van het gebruik van de zaak, gebruik je
de zaak wel dan levert het aansprakelijkheid krachtens art. 6:162 BW op.
- Niet is voldaan aan de daaraan te stellen eisen;
Intrinsiek gebrek of een abnormaal kenmerk of een eigenschap die de zaak niet
behoort te hebben.
Als de zaak niet de veiligheid biedt die onder de gegeven omstandigheden mag
worden verwacht.
Veiligheids- en zorgvuldigheidsnormen spelen hier een rol
De vraag of er een gebrek is, hangt af van de omstandigheden van het geval zo
hangt dit af van de aard en de functie van de zaak, de grootte van de kans op
verwezenlijking van het aan de zaak verbonden gevaar en de mogelijkheid en
bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
, Bij art. 6:162 staat het gedrag van de persoon centraal, bij 6:173 staat
verwachtingspatroon van de zaak centraal.
Brengt zij door een ongelukkige plaatsing schade teweeg, dan leidt dat niet tot
aansprakelijkheid krachtens deze bepaling.
- Een bijzonder gevaar oplevert voor;
Niet het algemene gevaar dat vrijwel aan iedere zaak kleeft.
Het gevaar hier is niet aan de zaak inherent gevaar, maar dient voort te vloeien
uit het feit dat de zaak gebrekkig is, oftewel een afwijkende eigenschap vertoont.
- Personen of zaken.
Het gevaar voor personen of zaken moet zich hebben verwezenlijkt.
Letsel- en zaakschade komen in aanmerking voor een vergoeding. Ook zuivere
vermogensschade kan vergoed worden mits deze is veroorzaakt door zaak- of
letselschade
De vordering kan altijd sluiten op art. 6:98 BW of art. 6:163 BW
Tenzij
De aansprakelijke personen kan de verweermiddelen die hij in geval van aansprakelijkheid
krachtens art. 6:162 BW zou hebben kunnen voeren ook in het kader van art. 6:173 BW in
stelling brengen. Dat betekent dat hij beroep kan doen op:
- Rechtvaardigingsgronden;
- Afwezigheid van relativiteit ex art. 6:163 BW;
- Overmacht.
De aansprakelijkheid uit art. 6:173 BW dient niet verder te gaan dan art. 6:162 BW. Denk
hierbij aan de omvang van causaal verband, de vergoedbaarheid van schade en matiging.
Onbekendheid met het gebrek levert geen verweermiddel op. subjectieve onbekendheid met
het gevaar komt voor risico van de aansprakelijke persoon, dat geldt ook als het gebrek door
de schuld van een ander is teweeggebracht.
Aansprakelijke persoon
Wie is dit? Dit moet in boek 3 worden opgezocht.
Degene die onroerende zaak onder zich heeft, wordt vermoed deze zaak voor zichzelf te
houden (art. 3:109 BW) en daarmee bezitter te zijn (art. 3:107 BW). Meestal is bezitter dus
eigenaar.
Er zijn uitzonderingen:
- Art. 6:180 BW: meerdere personen medebezitter
- Art. 6:181 BW: bedrijfsmatig gebruik van de zaak
- Art. 7A:1790 BW: bruikleen
Verhouding tot productaansprakelijkheid (lid 2)
Aansprakelijkheid van de producent gaat voor
Het gebrek in een zaak kan reeds hebben bestaan op het tijdstop dat deze door de
producent in het verkeer werd gebracht, in dit geval is de producent aansprakelijk voor de
daardoor geleden schade.
Producent is niet aansprakelijk
Het moet wel gaan om een gebrek als bedoeld in afdeling 6.3.3. is hiervan sprake? Dan zal
de producent in beginsel aansprakelijk zijn. Hier zijn uitzonderingen op: Als het blijkt dat de
producent niet aansprakelijk is, omdat hij zich heeft kunnen verweren op 6:185, is de bezitter
ook niet aansprakelijk. Als producent niet aansprakelijk is, kan de benadeelde zich terug
keren tot de bezitter. Producent is o.g.v. 6:185 e.v. niet aansprakelijk voor zaakschade
beneden €500,-, dan is de bezitter dus zelf aansprakelijk.
, Stelplicht en bewijslast
De eiser zal moeten stellen en bij tegenspraak moeten bewijzen dat de zaak niet voldeed
aan de daaraan te stellen eisen.
De rechter heeft de vrijheid, krachtens de algemene regels van bewijsrecht, om uit
omstandigheden van het geval af te leiden dat bepaalde feiten zozeer aannemelijk zijn dat
de wederpartij het tegendeel moet bewijzen.
Uitgezondere zaken
Art. 6:173 BW is niet van toepassing op dieren, schepen en luchtvaartuigen. Voor dieren is
art. 6:179 BW er.
Aansprakelijkheid voor opstallen
Inleiding en ratio
Ex art. 6:174 BW, beslissend is of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de
gegeven omstandigheden mag stellen. Is dat niet het geval en ontstaat daardoor schade aan
personen of zaken dan is de bezitter aansprakelijk.
Ook is in art. 6:174 BW de aansprakelijkheid van de wegbeheerder opgenomen, in lid 2.
Het derde lid gaat over de aansprakelijkheid voor gebrekkige ondergrondse werken
verduidelijkt.
Wat is opstal
De begripsbepaling staat in lid 4 en in samenhang met lid 2 en 6.
Een gebouw hoeft niet voltooid te zijn om onder de werking van dit artikel te vallen. Maar
‘’naar aard en inrichting ertoe bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven’’ dus vallen
tijdelijk bouwconstructies hier niet onder.
Opstallen zijn niet beperkt tot onroerende zaken.
Onder weguitrusting vallen mede voorwerpen die op, naast of boven de verkeersbaan zijn
aangebracht en die samenhangen met de verkeersfunctie van de weg, zoals: vangrails,
lichtmasten, reflectorpaaltjes, bewegwijzeringen, verkeersborden en verkeerslichten.
Ook onderdelen van een gebouw als liften, roltrappen, dakpannen, brandladders en riolen
vallen eronder.
Art. 6:174 BW heeft betrekking op kunstmatige bouwsels. Bomen en natuur worden er niet
door bestreken.
Bij opstal is menselijk ingrijpen vereist.
Gebrek vereist
De schade waarvan o.g.v. art 6:174 vergoeding wordt gevorderd, dient het gevolg te zijn van
een gebrek in de opstal. Vast moet komen te staan dat de opstal op het moment dat de
schade ontstond niet voldeed aan de eisen die daaraan uit het oogpunt van veiligheid in de
gegeven omstandigheden mochten worden gesteld, waardoor een gevaar voor personen of
zaken is ontstaan dat zich ook heeft verwezenlijkt.
Art. 6:174 kan worden ingeroepen zowel bij schade t.g.v. slecht onderhoud (moeilijk
bewijsbaar) als bij schade door instorting. Opstal kan ook gebrekkig worden doordat zich
daarop voorwerpen bevinden die daar niet thuishoren.
Bij de vraag of er een gebrek is, spelen veiligheids- en zorgvuldigheidsnormen een rol. Het
antwoord op de vraag of sprake is van een gebrekkige toestand hangt af van verschillende
omstandigheden zoals: de aard van de opstal, de functie van de opstal, de fysieke toestand
van de opstal ten tijde van de verwezenlijking van het aan de opstal verbonden gevaar,
alsmede de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.