WEEK 1: ALGEMEEN
Arm’s lengthbeginsel
Een verrekenprijs is de prijs die door het ene segment van een multinationaal opererend
concern in rekening wordt gebracht aan een ander segment van hetzelfde concern voor de
levering van een goed of een dienst, de verkoop of de beschikbaarstelling van een intangible
of het uitlenen van een geldsom
Op de plekken waar waarde wordt toegevoegd moet door een passend verrekenprijssysteem
de winst van de MNE terecht komen. Een mondiaal gelijk systeem is hierbij zeer belangrijk
gelet op het feit dat landen het liefst zoveel mogelijk winst willen belasten, en dubbele
(non)heffing mede daardoor op de loer ligt
De bepaling van dit passende verrekenprijssysteem gebeurt aan de hand van het arm’s
lengthbeginsel
Het ALB is gedefinieerd in art. 9 OESO modelverdrag, en sinds 2002 in art. 8b Vpb
Het uitgangspunt is dat gelieerde ondernemingen voor fiscale doeleinden worden
verondersteld onderling onder dezelfde voorwaarden te handelen als onafhankelijke partijen
onder vergelijkbare omstandigheden zouden doen. Dat betekent dat een resultaat dient te
worden bereikt waarin de fiscale winst die gelieerde ondernemingen behalen op hun
onderlinge transacties vergelijkbaar is met de winst die onafhankelijke ondernemingen onder
vergelijkbare omstandigheden met vergelijkbare transacties zouden behalen.
De wijze waarop dit moet worden toegepast is uitgewerkt in de TPG, die volgens de
staatssecretaris in beginsel directe werking hebben in de Nederlandse rechtspraktijk.
Separate entity approach en vergelijkbaarheid
Het arm’s lengthbeginsel leunt op splitsing van de MNE in afzonderlijke entiteiten die geacht
worden onderling zakelijk te handelen als waren zij ongelieerde ondernemingen.
De voorwaarden van hun transacties moeten worden vergeleken met de voorwaarden van
vergelijkbare transacties tussen ongelieerde partijen teneinde te kunnen bepalen of er
sprake is van zakelijk handelen.
Indien de voorwaarden van de vergelijkbare ongelieerde transactie dient zoveel mogelijk een
aanpassing van de prijs, en mogelijk een aanpassing van de onzakelijke voorwaarden, plaats
te vinden.
Kritiek op het arm’s lengthbeginsel en het mogelijke alternatief
Het arm’s lengthbeginsel is ooit ingevoerd met de gedachte dat door het aanvaarden van het
beginsel onafhankelijke ondernemingen en gelieerde ondernemingen voor de belastingheffing op
een gelijke wijze behandeld worden, en dat ook in de meeste landen hetzelfde. In de overgrote
meerderheid van de gevallen werkt het beginsel effectief in toerekenen van de winst waar de waarde
wordt gecreëerd. Kritiek neemt de laatste jaren echter toe:
Kritiekpunten op ALB an sich:
o Moeilijk toepasbaar indien een vergelijkingsmaatstaf ontbreekt (wat vaak zo is)
o Verrekenprijsmismatches: dubbele (non-)heffing
o Vergelijking van gelieerd met ongelieerd: appels met peren vergelijken? schaal en
synergievoordelen
o Geen exacte wetenschap: MNE’s kiezen gunstigste uitkomst, die wellicht niet volledig
recht doet aan waardecreatie
o Transacties die tussen ongelieerden niet voorkomen
o Ontwikkelende landen: op basis van TPG moeten wij vaak genoegen nemen met
routinematige beloning, waarbij restwinst naar rest van de wereld vloeit. Winst moet
meer toegerekend worde aan de landen met marktpotentie en arbeidspotetieel
Mogelijk alternatief: Formulary Apportionment
, o Wereldwijd geconsolideerde winst van een MNE gealloceerd aan de hand van een
vooraf bepaalde formule. Er wordt niet langer gekeken naar transacties op zich.
Formule aan de hand van activa/omzet/personeel etc.
o Veel voordelen, maar nog meer nadelen dan ALB
o Europees voorstel voor CCTB is hier een variant op
Kritiek als gevolg van digitale economie
o Het ontbreken van voldoende nexus in landen van afzet door Techbedrijven is 1,
maar als er sprake is van een belaste aanwezigheid, is er dan op basis van ALB wel
winst toe te rekenen in landen waar de uiteindelijke consument gevestigd is?
o Relevante functies worden daar niet per definitie verricht
o Dient erbij belastingheffing van multinationals niet alleen aandacht te zijn voor
aanbod (functies, activa en risico’s), maar ook voor de vraag (user participation,
marktvraag)?
o BEPS 2
BEPS 1 (artikel M. De Wilde)
Actiepunten 8-10
o Waardecreatie vindt volgens de OESO plaats op de locatie waar de functies worden
uitgeoefend, risico’s worden beheerst en waar de bezittingen van de onderneming
worden gebruikt.
o De richtlijnen legden nog te veel nadruk op de contractuele toerekening van deze
functies, risico’s en bezittingen. Om dit op te lossen bevatte actiepunten 8 t/m 10 op
drie gebieden aanpassingsvoorstellen van de TPG:
Immateriële activa: juridisch eigendom niet van belang. Locatie waar
relevante functies met betrekking tot intangible worden uitgeoefend
dominant voor winsttoerekening.
Risicoallocatie: risicoallocatie afhankelijk van ‘control’ over risk
Other-high-risk-areas: bijvoorbeeld geen vergoeding voor cash box, naast
routinematige beloning
o Actiepunten 8-10 hebben ervoor gezorgd dat de winsttoerekening verschuift van de
contractuele toerekening, naar toerekening aan de hand van functies en
risicocontrole
Actiepunt 13
o Aanvullende documentatieverplichting als hulpmiddel voor belastingdiensten om
een efficiëntere risicoselectie voor verrekenprijzen te kunnen uitvoeren (zie
documentatie)
Kritiek van M. De Wilde op BEPS (TP actiepunten in het bijzonder)
o Oplossingen voor BEPS vooral gezocht in bestaande internationale
belastingheffingsmodel. Met als gevolg: problemen als gevolg van dat model niet
opgelost.
o Probleem dat economische voordelen die voortvloeien uit de beslissing om bepaalde
functies juist binnen concern uit te oefenen en niet te outsourcen met arm’s length
niet te pakken zijn te krijgen, omdat ALB deze beslissingen negeert.
o Volgens DW moet hiervoor een oplossing buiten het bestaande model gevonden te
worden: zoals Unitary Taxation: mondiale fiscale eenheid met winstverdeling
vergelijkbaar met formulary apportionment
Verrekenprijzen vanuit management-controlperspectief
Transfer pricing is niet alleen van belang voor fiscale doeleinden, maar ook vor het bedrijf zelf. Het is
vanuit de doelstellingen van het management belangrijk om verrekenprijzen vast te stellen die recht
doel aan de rollen en verantwoordelijkheden van de segmenten, omdat deze prijzen een grote
,impact hebben. Met behulp van deze verrekenprijzen zijn managers namelijk in staat hun bedrijf aan
en bij te sturen.
Functies van transfer pricing vanuit management-controlperspectief
o Ex ante stuurfunctie: budgetten, verrekenprijzen moeten incentives bevatten die
bewerkstelligen dat de concerndoelstellingen worden nagestreefd en gehaald
o Ex post beoordelingsfunctie: performance evaluatie
o Goal congruence: prijsmechaniek zorgt voor uitkomst waarop de manager wordt
beoordeeld en zorgt ervoor dat mensen het juiste gedrag gaan vertonen
Verschil tussen fiscale en management-controlperspectief
o Management wil verrekenprijzen die ertoe leiden dat de onderdelen van het concern
zo gaan handelen dat de doelstellingen gehaald worden.
o ALB gaat uit van een vergelijking met ongelieerde transacties.
o Deze twee hoeven niet overeen te komen: denk aan transacties met als gevolg
synergievoordelen
Overeenkomst tussen fiscale en management-controlperspectief
o Vanuit het idee dat verrekenprijzen een bedrijf dienen doordat verschillende
activiteiten van het bedrijf beoordeeld kunnen worden, en dat het succes of falen
van een onderdeel mede tot uiting zal komen in de financiële performance en vaak
mede de basis vormen van het door middel van bonussen toekennen van extra
beloningen aan verantwoordelijke medewerkers, ligt het voor de hand dat het
gekozen systeem overeen zal komen met het fiscale verrekenprijssysteem dat de
winsten en verliezen toerekent aan de onderdelen waar de waarde gecreëerd wordt.
Integratie
o Volgens Hans van Egdom zou het systeem vanuit management en control
geïntegreerd benaderd moeten worden om te voorkomen dat ongewenste
incongruenties ontstaan met als risico dubbele belastingheffing door fiscale
verrekenprijscorrecties. Alleen als blijkt dat bonussen etc. op andere indicatoren zijn
toegewezen, kan dat een aanwijzing zijn dat de toegevoegde waarde niet door de
winst wordt weerspiegeld.
o Een brug tussen het fiscale en bedrijfseconomische verrekenprijssysteem is gunstig,
opdat niet twee verschillende systemen hoeven te worden gehanteerd.
Horizontaal toezicht
Er is een ontwikkeling gaande waarbij de handelswijze van de Belastingdienst wijzigt in een
vorm van horizontaal toezicht
De basis van horizontaal toezicht is wederzijds vertrouwen tussen bedrijven en fiscus: op
basis van dit wederzijds vertrouwen onderkent de belastingplichtige zijn fiscale risico’s en
treedt hij in overleg met de belastingdienst op een transparante wijze
Bedrijven nemen in dit kader in hun jaarsverslagen een Tax Control Framework op:
beheersing van de risico’s in het licht van hun fiscale positie
WEEK 2: GELIEERDHEID
Aandeelhoudersrelatie, bestuurdersrelatie of toezichtrelatie kan leiden tot verticale dan wel
horizontale gelieerdheid (art. 8b lid 1 en 2)
Geen minimum mate van aandelen, besturing of toezicht vereist: dit brengt het risico van
manipulatie met zich mee
Doorslaggevend is dat de aandeelhouder, bestuurder of toezichthouder voldoende
zeggenschap heeft om invloed uit te kunnen oefenen ten aanzien van de vaststelling van de
prijzen die tussen de betrokken lichamen plaatsvinden
Uitoefenen van normale toezichtstaken door een commissaris of bank in het kader van een
kredietverstrekking, leidt niet tot gelieerdheid
, Zekerheid vooraf mogelijk
WEEK 2/3: MATERIËLE INVULLING VAN HET ARM’S LENGTHBEGINSEL
1. Karakterisering van de transactie (accurate delineation of the actual transaction)
2. Bepalen van de tested party
3. Bepalen van de transfer pricing methode
4. Vergelijkbaarheidsanalyse
5. Benchmarkstudie
Karakterisering van de transactie (accurate delineation of the actual transaction)
Een verrekenprijsanalyse is gebaseerd op een goed beeld van de rol van ieder onderdeel van
de MNE en de commerciële en financiële relaties tussen deze onderdelen en de transacties
waarin die relaties tot uitdrukking komen
Voordat de prijs van een bepaalde transactie tussen gelieerde partijen kan worden
vastgesteld dient de feitelijke transactie als zodanig gekarakteriseerd te worden
Dit vereist een analyse van de relevante economische kenmerken van de transactie,
bestaande uit:
o De contractuele voorwaarden
o De functionele analyse (uitgeoefende functies, gelopen risico’s en activa)
o Kenmerken van de goederen en diensten
o Economische omstandigheden
o Businessstrategieën
Het uitgangspunt bij het karakteriseren van de transactie is de transactie zoal die tussen de
gelieerde partijen is vormgegeven met contractuele voorwaarden in de onderlinge
overeenkomst(en). Deze informatie dient vervolgens te worden aangevuld met een analyse
van de andere economische relevante kenmerken van de transactie.
Al deze informatie tezamen verschaft inzicht in de feitelijke transactie. Indien het feitelijke
niet overeenkomst met de contractuele vormgeving, zal het feitelijke gedrag bepalend zijn
voor de karakterisering van de transactie (substance over form)
Functionele analyse: functies, risico’s en activa
Wat zijn de uitgeoefende activiteiten (functies)
Bepaling van welke functies worden uitgeoefend door wie bij de transactie om zo inzicht te
krijgen in het relatieve belang van een onderdeel in de totale value chain van de
onderneming
Algemene regel:
o Complexe kernfuncties krijgen een beloning toegekend die een nauwe relatie heeft
met het succes of falen van de onderneming, terwijl routinematige functies juist een
routinematige beloning krijgen, die niet afhankelijk is van het succes of falen van de
onderneming
Kernfuncties (key value drivers) zijn per segment verschillend (marketing? R&D?)
Aan de hand van een analyse van de verschillende functies kan grip worden gekregen op de
kernactiviteiten, value drivers en kritische succesfactoren
o Centraal of decentraal?
o Per functie analyseren: aard en omvang activiteiten, waar vinden de activiteiten
plaats, wat is het relatieve belang in verhouding tot de value chain etc.
o Welke activa worden daarbij gebruikt? (activa)
Risicoanalyse