100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
College aantekeningen Ontwikkelingspsychopathologie €3,99
In winkelwagen

College aantekeningen

College aantekeningen Ontwikkelingspsychopathologie

 1 keer bekeken  0 keer verkocht

College aantekeningen Ontwikkelingspsychopathologie

Voorbeeld 4 van de 43  pagina's

  • 14 januari 2022
  • 43
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • Van beek
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (8)
avatar-seller
annabel2000
OPP

Diagnostiek = besliskunde  het gaat vooral om het stellen van goede vragen, het goed onderbouwen van keuzes en conclusies en
afwegingen daarbij
 Handelingsgerichte diagnostiek  wat heeft Tim nodig?
o Interventie gericht
o Systematisch en transparant
o Samen met kind, ouders en leerkrachten
o Transactioneel perspectief  kinderen ontwikkelen in een constante interactie met hun omgevingsfactoren
o In onderwijs
- Het positieve van de leerling, leraar/mentor, groep/klas en ouders is van groot belang
- Diagnosten werken samen met de leerling, school en ouders
- De onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerlingen staan centraal
- Leraren en ouders doen ertoe, evenals hun ondersteuningsbehoeften
- De werkwijze is doelgericht
- Het referentiekader is transactioneel
- De werkwijze is systematisch en transparant

Diagnostische cyclus
 Intake met handelingsgerichte diagnostiek (aanmelding + klachtanalyse)
o Persoonsgegevens, reden aanmelding
o Klachten expliciteren
o Positieve aspecten
o Wensen en verwachtingen betrokkenen, attributies over oorzaak
o Relevante voorgeschiedenis en genomen maatregelen
o Hulpvragen, vertaling hulpvraag/wensen naar vraagstelling
(beschrijvend, verklarend of indicerend), diagnostisch scenario 
bespreken en afspraken maken met betrokkenen
- Onderkennend = wat is er met mij aan de hand?
- Verklarend = wat is oorzaak van probleem?
- Indicerend = hoe kan dit kind het best geholpen worden?
 Aanmelding
o Rechtsposities
- Jonger dan 12 jaar, beide ouders
- 12-16 jaar, ouders maar ook adolescent
- 16-18 jaar, adolescent en met diens toestemming ook ouders
o Informatieplicht ouders
o Toestemming vragen voor opvragen informatie elders
o Klacht reëel en bij juiste instelling/diagnosticus
o Betrokkenen bereid tot afspraken over hun inbreng
 Klachtanalyse
o Door gerichte vragen de klachten en hulpvragen van alle betrokken expliciteren a.d.h.v. concrete voorbeelden en
specifiek gedrag in specifieke situaties
o Controleren of je een juiste vertaalslag maakt, samenvatten
o Met een betrokken en professionele houding, goede gespreksvaardigheden, en waarborg van privacy en rechten
 Probleemanalyse
o Het vertalen van de klachten van de cliënt naar professionele beschrijvingen van die problematiek
o Clusteren
- Bij elkaar zetten van probleemgedragingen uit zelfde ontwikkelingsdomein
- Nut = verbindingen met ontwikkelingspsychologische kennis m.b.t. leeftijdskenmerken
- Nut = OWP kennis over mogelijke verklaringen voor problemen
- Nut = eventuele classificatie systemen (DSM5)
- Clusters beschrijven specifiek waarneembaar gedrag dus geen cognities, want die kan je niet
waarnemen en dat zijn vaak de mogelijke verklaringen voor het gedrag
- Ook moet het gaan om het gedrag van de cliënt  gepest worden hoort daar dus niet bij, want is meer
verklarend
- Probleemclusters = leerproblemen, problemen met werkhouding, probleem in de taalontwikkeling,
angstklachten, stemmingsproblemen, opstandig oppositioneel gedrag, agressie, risicogedrag,
impulsiviteit, hyperactief, aandachtsproblemen, motorische problemen, slaapproblematiek, somatische
klachten, gewichtsproblematiek, eetproblematiek, sociale problemen met leeftijdsgenoten
- ASEBA clusters: angstig/depressief, teruggetrokken/depressief, regelovertredend gedrag,
aandachtsproblemen, denkproblemen
o Ernsttaxatie
- Is er sprake van een probleem, en zo ja, hoe ernstig?
- Bij de leeftijd passend? Mate van, frequentie, duur? Hardnekkigheid? Verstoringen functioneren
(sociaal, school, ontwikkeling)? Situatiegebonden of algemeen? Past het bij culturele achtergrond? Op
zichzelf staand of reactie op gebeurtenis? Voor wie een probleem (kind, gezin, maatschappij)? Is
gedrag specifiek voor een bepaalde stoornis?
o Onderkennende hypothese
1. Hypothesen opstellen
 Formuleer hypotheses m.b.v. probleemgedragsclusters = de problematiek in gedrag x en y
wijzen op stoornis z
 Welke DM5 omschrijving beschrijft de problematiek het best?
2. Indicaties en contra-indicaties uit intake
 Hoever kom ik met de informatie die ik al heb?
 Indicaties = aanwijzingen van de hypothese dat hij waar is
 Contra-indicaties = gedrag wat je niet zou verwachten, tegen je hypothese



1

, 3. Welke informatie nog nodig?
 Je twijfelt over meerdere opties, je wil een instrument met specifieke leeftijdsnormen, ASEBA
lijsten niet volledig (zeker niet over bepaalde stoornissen), je hebt nog niet alle DSM5 criteria
getoetst
4. Alle criteria toetsen
 Toetsen = onderzoekshypothesen met heldere toetsingscriteria  wanneer neem je
hypothese aan? En conclusie
 Nooit conclusie baseren op 1 instrument of op 1 informant  multi-method
 Bij alle soorten instrumenten vooraf toetsingscriteria vaststellen
 Vooraf moet duidelijk zijn of het verzamelde materiaal leidt tot het antwoord ja/nee op de
onderzoeksvraag
o Eventuele classificatie
- Doel = overeenstemming creëren, bruikbaarheid in de klinische praktijk en voor onderzoek

Type instrumenten
 Psychologische instrumenten (COTAN)  test of vragenlijst met subschaal
 Communication-references materiaal  gesprekken, observaties, speldiagnostiek

ASEBA = achenbach system of empirically based assessment
 Meestal wordt vroeg in de diagnostische cyclus ASEBA lijsten ingezet om de meest voorkomende probleemgedragingen
systematisch uit te vragen
 Clusters
o Worden clusters van probleem gedrag gemaakt  angstig/depressief, teruggetrokken depressief, agressie, regel
overtredend gedrag, aandachtsproblemen en denkproblemen
o De criteria voor klinisch en subklinisch bij de ASEBA probleemclusters geven ook indicatie van ernst  boven
bepaalde score voor deze leeftijd en deze seks = past niet bij leeftijd
o Factor analyses gedaan op grote groepen kinderen
o Brede band clusters = globaal, externaliserend of internaliserend
o Smalle band clusters = specifiekere syndroom clusters, angstig/depressief etc
o Ook worden er clusters gemaakt die verwijzen naar mogelijke DSM-classificaties (indicaties)  ADHD
 Waarom ASEBA?
o Informatie van de betrokkenen is meestal niet volledig
o Of er kan een vertekening zitten in de waarneming van problematiek of het belang dat daaraan wordt gehecht
o Of niet iedere betrokkene heeft hetzelfde beeld, dan kan het verstandig zijn om screeningslijsten in te zetten
 CBCL – ouders TRF – leerkracht YSR – jeugdige zelf (11-18 jaar)
 Je telt de 0,1,2 scores voor de probleemgedragingen bij elkaar op
 Voor elk van die totalen zijn cut-off punten bepaald, voor jongens en meisjes andere normen

DSM4 vs DMS5
 De vijf assen zijn verdwenen
 Veranderingen bij ASS en ODD
 Nieuwe stoornissen = skin-picking en verzamelwoede
 Meer dimensioneel op functioneren en hulpbehoefte
 Beperking DSM
o Beperkte interbeoordelaars betrouwbaarheid
o Categorisch: wel/niet  wat doe je als een kind ‘net niet’ voldoet aan alle criteria?
o Nog te weinig gericht op K&J  beperkte beschrijving hoe uitingsvormen over de leeftijd kunnen verschillen

HC1. Welkom en inleiding ontwikkelingspsychopathologie H1/3 08-02-2021

Ontwikkelingspsychopathologie
 The investigation of the origins, course, changes, and continuities in disordered or maladaptive behaviour over a person’s
lifespan
 Developmental psychopathology is the study of the developmental processes that contribute tot he formation of, or resistance
to, psychopathology

Ontwikkelingspsychologische benadering
 Afwijkend vs normaal zijn geen echte categorieën
 Vaak meer een schaal van meer of minder succesvol aangepast aan een specifieke context en preventie van problematiek is
ook heel belangrijk
 Problematische ontwikkeling is een variant van de ontwikkeling
o Sowieso veel individuele variatie in de ontwikkeling
o En ontwikkeling is zelden zonder problemen
o Het gaat om te veel, te weinig, te traag, niet leeftijdsadequaat
o Met negatieve gevolgen voor welzijn, functioneren en verdere ontwikkeling
 Ontwikkeling is een transactioneel proces, met positieve en negatieve invloeden

Leeftijd is belangrijk
 Kinderen veranderen in vaardigheden (transities)
 Meeste problemen ontstaan in transities
o Wat gaat er daarbij mis en waarom?
o Jongens en meisjes vertonen verschillen in de ontwikkeling, en dus ook in het ontstaan van problematiek
 Kenmerken van problemen kunnen leeftijdsspecifiek zijn
o Sommige kenmerken kunnen pas ontstaan op latere leeftijd, bijv. vanwege cognitieve capaciteit
o Of kinderen uiten problematiek anders als ze jong zijn




2

,HC2. Autisme Spectrum Stoornis H5 + DSM5 ASD 15-02-2021

Autisme spectrum stoornis (ASS)
 Incidentie = 3,6 – 60 per 10.000 kinderen. Jongens:meisjes 4,4:1
 Biologische oorzaken
- Genetische factoren
- Genetische syndromen die intellectuele beperkingen geven
- Mutaties, o.a. in sperma
- Veel genen bij ASS zijn betrokken bij synaptische functies, o.a. oxytocine receptor gen
- Abnormale ontwikkeling amygdala
- Amygdala aanvankelijk groter bij jonge kinderen, geeft angst en stress  stress hormoon cortisol beschadigt
neuronen in de amygdala
- Hoe groter de amygdala hoe groter problemen in joint attention en emotieherkenning
- Ander verloop van hersengroei
- Bij geboorte kleinere hersenomvang  eerste jaren snellere groei waardoor juist grotere hersenomvang  op
2/5 jaar maximum, daarna neemt de groei weer af
- In adolescentie/volwassenheid grootte niet meer verschillend van normaal
- Door te snelle groei uitlopers verlopen selectieprocessen op basis van ervaring niet goed met als gevolg
disorganisatie en gebrek aan samenwerking tussen hersendelen
- Bij minder ernstig autisme is er sprake van minder extreme groei
 Kenmerken verklaren?  verstoringen in diverse cognitieve ontwikkelingen  cognitieve ontwikkelingsproblemen – specifiek
- Aandachtsprocessen
- Scannen personen niet sociaal
- Verwerken informatie gezicht niet met daarin gespecialiseerd deel van de hersenen, maar met hersendeel voor
object verwerking  aanleg of onvoldoende ontwikkeling
- Moeite met theory of mind
- Niet begrijpen dat iemand anders andere kennis, wensen en overtuigingen kan hebben dan jijzelf
 Cognitieve ontwikkelingsproblemen – breed
- Moeite met verwerken zintuigelijke informatie
- Alle details even belangrijk
- Overgevoelig voor prikkels – koppeling aan angst
- Moeite met betekenis verlenen aan complexe informatie  centrale coherentie
- Moeite met categoriseren, generaliseren, assimileren, symboliek  daardoor focus op details
- Executive functions
- Met name stapsgewijs plannen, set-shifting  flexibel, aanpassen, overzicht houden op proces
 Waarom dan sociale problemen?
- Je moet wel naar de juiste signalen kijken om adequaat te kunnen reageren
- Je moet wel snappen dat iemand anders niet perse hetzelfde weet, voelt, denkt en wil als jij
- Je moet uit verschillende bronnen relevante informatie halen en er de juiste betekenis aan geven
- Veel in communicatie is niet expliciet en symbolisch
- Betekenis hangt af van type relatie, historie
- Je moet wel je gedrag kunnen aanpassen op gedrag van de ander
 Kenmerken afhankelijk van leeftijd
- Baby: oogcontact en nonverbale reacties, joint attention
- Peuter: taalontwikkeling, doen alsof spel, in de ander verplaatsen
-
Kind:




vriendschappen, empathisch gedrag, samenwerken, spelen, hang aan routine, letterlijkheid, begrip abstracte
woorden, grappen/sarcasme, pragmatiek
- Adolescent/adult: weinig tot geen interesse in relaties
 Echolalie = papegaaien  komt vaker voor bij AA  lijkt dus meer vertraging in taalontwikkeling en niet perse ASS kenmerk
 Prognose bij ASS


3

, - Minder dan 10% doen het goed in volwassenleeftijd, 30% wel werk, 50% redelijk goede taalvaardigheid, 60% blijft
afhankelijk
- Als er geen spraak is ontwikkeld voor de 5 jaar en het IQ lager is dan 60 dan is het vooruitzicht slecht en kans op
epilepsie is vrij groot

ASS (DSM5)!!!
 Persistente beperkingen in sociale communicatie
- Beperkingen in sociale emotionele wederkerigheid
- Beperkingen in nonverbale gedragingen
- Beperkingen in het ontwikkelen, onthouden en begrijpen van relaties
 Beperkte, zich herhalende patronen van gedrag, belangstelling of activiteit
- Abnormaal sterke focus op bepaalde interesse of op bepaalde voorwerpen
- Vasthouden aan vaste routines, moeite met veranderen
- Stereotype en herhaalde motorische gedragingen
- Hypo- of hypersensitiviteit voor sensore stimuli; overgevoeligheid geluid, likken etc.
 Vroeg in ontwikkeling aanwezig zijn  voor de basisschoolleeftijd

Verschil met DSM4  daar werden talige en niet-talige aspecten van kenmerk 1 apart beschreven en je had meer aparte classificaties
(autisme, asperger, PDD-NOS)  het is niet zo specifiek, het moet worden samengenomen, het is een dimensioneel geheel, veel
overlap in oorzaken

DSM-4  Stoornis van Asperger  belangrijkste verschil met autistische stoornis
 Geen algemene achterstand in de taalontwikkeling
 Geen vertragingen in de cognitieve ontwikkeling
 Asperger bij ASS, met mate van ernst
1. Heeft hulp nodig
2. Heeft aanzienlijke hulp nodig
3. Heeft zuur substantiële hulp nodig

DSM-4  Pervasieve ontwikkelingsstoornis PDD-NOS
 Restgroep van kinderen met tekortkomingen op 1 of meerdere gebieden, maar die net niet voldoen aan alle criteria
 Bij gebrek aan kenmerk 2 = beperkte, zich herhalende patronen van gedrag, belangstelling of activiteit  sociale
(pragmatische) communicatiestoornis

Temple Grandin  vrouw met ASS  maakt koeien rustig zoals ze dat bij zichzelf doet  moeite met categoriseren
 Trucjes waardoor ze haar beperkingen kan compenseren
 Vroeger aloof en nu active-but-odd
 In DSM4 = autisme

Wie hebben meer kans op positieve ontwikkeling en wie minder (denk aan co-morbiditeit)?
 Intelligentie  heeft ook een risico, zeker in de adolescentie  besef van ‘anders’ zijn werkt depressie in de hand
 In adolescentie kan veel veranderen, ten goede (meer begrip en cognitieve compensatie) en ten kwade (meer epilepsie en
terug- of stilvallen)

Aloof, passive of (active-but-)odd  type afwijkingen in sociale interactie, kan veranderen
 Aloof = geen sociaal initiatief en geen reactie, zelfs weerstand
 Passive = geen eigen initiatief, maar volgt wel instructies en reageert (hoewel kwalitatief afwijkend)
 Active-but-odd= wel reactie (en soms veel) initiatief, maar vreemd en weinig aangepast aan partner

Problemen in spraak  75%
 Syntax (grammatica): vrij normaal
o Bij normale intelligentie meestal geen syntax probleem
 Prosodie (intonatie): monotoon, formeel/pedant, vragerig, vreemde intonatie
 Semantiek (begrip): nemen alles letterlijk, moeite met grappen, sarcasme, overdrachtelijk taalgebruik, jij-ik
 Pragmatiek (sociaal doel): praten tegen iemand i.p.v. met iemand
o Praten over dingen die ze zelf weten of interessant vinden (geen rekening houden met interesse of voorkennis van
de ander)
o Gesprek gaat meer over kennis overdracht dan over relatie opbouw
o Niet gespreksondersteunend d.w.z. aansluiten op datgene wat de andere zegt en nieuwe info geven, zodat de
ander daar weer op in kan gaan
o Op gesloten vragen uitsluitend ja of nee antwoorden, zonder verdere info, of papegaaien

Problemen bij diagnostiek en prognose
 Diversiteit: enorme inter-individuele variabiliteit: van extreem aloof (in zichzelf gekeerd) tot vreemde professor, kan gedurende
ontwikkeling nog sterk veranderen
 Co-morbiditeit: met intellectuele stoornis 38%, met neurologische aandoeningen, giles de la tourette, tics, soms met ADHD
 Vanwege beperkt inzicht in eigen emoties, frustraties, niet makkelijk om over gevoelens te praten

Central coherence theorie = moeite met betekenis verlenen aan complexe informatie, moeite met categoriseren, generaliseren,
assimileren, symboliek  daardoor focus op details (geen betekenis kunnen verlenen)
 Afwijkingen in verwerken en betekenis verlenen aan complexe binnenkomende informatie
- Moeite met assimilatie (nieuwe info koppelen aan oude)
- Generaliseren over situaties
- Moeite met categoriseren (patronen, regels, ordenen), hoofd- en bijzaken
- Moeite met coherent geheel maken, de strekking van een verhaal
- Geen baat bij contextuele informatie, maar juist beter in taken waarbij context genegeerd moet worden
- Moeite met symbolen (en fantasie) en ‘doen alsof’ (meta-cognitie)
- Tragere verwerking, snel overprikkeld
- Omdat ze niet naar het geheel kunnen kijken zien kinderen met ASS vooral de details



4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annabel2000. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd