GOEDEREN- EN INSOLVENTIERECHT
OG 1 – Beperkte genotsrechten
1. Wat zijn beperkte genotsrechten?
Een beperkt recht is een afgeleid recht uit een meer omvattend recht, dat met
het beperkt recht is bezwaard. Beperkte rechten kunnen worden onderverdeeld
in zekerheidsrechten genotsrechten. In deze OG gaan we op dat laatste in.
Een genotsrecht geeft de beperkt-gerechtigde een recht op feitelijk gebruik van
het goed waar het genotsrecht op rust.
a. Welke genotsrechten bestaan er? Waarop kun je vestigen?
Waarvoor kun je ze gebruiken? Wat is de duur? Bestaat er een
vergoedingsplicht?
- Het recht van vruchtgebruik
- Het recht van gebruik en bewoning
- Het recht van erfdienstbaarheid
- Het recht van erfpacht
- Het recht van opstal
- (Appartementsrecht)
1. Het recht van vruchtgebruik, artikel 3:201 BW
Vestiging: Het recht van vruchtgebruik kan op alle (on)roerende zaken en
rechten wordt gevestigd of ontstaat door verjaring, artikel 3:202 BW. Het kan op
een of meer mensen gevestigd worden. Dit kan op twee manieren: er wordt
tegelijk een recht op twee mensen gevestigd of de een volgt de ander op.
Doel: Het geeft het recht om andermans goederen te gebruiken en daarvan de
vruchten te genieten (hetzelfde als recht van erfpacht maar dan niet op
onroerende zaken).
Duur: De duur van het vruchtgebruik is beperkt tot het leven van de
vruchtgebruiker (artikel 3:203 lid 2). Het kan ook op twee personen worden
gevestigd (moet tegelijk bij vestiging), dan bestaat de duur van het
vruchtgebruik tot het overlijden van de langstlevende vruchtgebruiker. Indien
de vruchtgebruiker een rechtspersoon is, vervalt het recht van vruchtgebruik bij
ontbinding of in ieder geval na dertig jaar, artikel 3:203 lid 3 BW.
Bestemming van vruchtgebruik mag niet van bestemming worden veranderd,
tenzij de hoofdgerechtigde hier uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.
Vergoeding: Nee, niet letterlijk in de wet. Je kan het wel afspreken via de akte.
2. Het recht van gebruik en bewoning, artikel 3:226 BW
Vestiging: Door vestiging of verjaring, artikel 3:226 lid 1 jo. 3:202 BW. Kan
worden gevestigd op een woning die een ander in eigendom toebehoort.
Doel: Een beperkt vruchtgebruik op een huis. Het recht om een huis te
gebruiken en/of te bewonen (artikel 3:226 lid 2 en 3 BW). Het heeft een sterk
persoonlijk karakter, alleen de rechthebbende heeft de bevoegdheid hiervan te
genieten.
,Duur: Volgens artikel 3:226 lid 1 BW heeft het dezelfde bepalingen als recht op
vruchtgebruik, dus ook zolang de gebruiker leeft.
Vergoeding: Ja
Het recht van erfdienstbaarheid, artikel 5:70 BW
Vestiging: Vestigen op een erf waarbij je het duld dat iemand gebruik maakt
van jouw erf. Door middel van een notariële akte (vestiging) of door verjaring
(doordat iemand het bijvoorbeeld jarenlang heeft geduld, duurt ongeveer 10-20
jaar), artikel 5:72 BW. Het recht van erfdienstbaarheid gaat over op eventuele
rechtsopvolgers.
Doel: Een last waarmee een onroerende zaak (het dienende erf) ten behoeve
van een andere onroerende zaak (het heersende erf) is bezwaard. De eigenaar
van het diende erf moet iets dulden of niet doen en de eigenaar van het
heersende erf heeft daar baat bij. Kan niet van dezelfde persoon zijn. Voorbeeld:
gebruik maken van iemands erf of dulden dat balken of balkons over je tuin
heen hangen van de andere tuin.
Duur: De duur kan worden afgesproken in de notariële akte, maar kan ook voor
een onbepaalde tijd worden gevestigd. Dan stopt het recht totdat dit recht wordt
opgeheven of wanneer er afstand van wordt gedaan.
Het recht van erfdienstbaarheid kan door de rechter gewijzigd of opgeheven
worden, artikel 5:78 BW. Dit kan wanneer er:
- Onvoorziene omstandigheden zijn waardoor het onredelijk en onbillijk is
om de erfdienstbaarheid in stand te laten.
- Strijd met het algemeen belang die reeds twintig jaar of langer bestaat
Vergoeding: Ja (retributie)
Het recht van erfpacht, artikel 5:85 BW
Vestiging: Het recht van erfpacht wordt gevestigd middels een akte van
vestiging op een onroerende zaak. Hierin kan de erfpachter eventueel de
verplichting opgelegd worden om soms een canon (een geldsom) te betalen.
Doel: Een beperkt recht, waarbij het eigendom in handen van de
oorspronkelijke eigenaar blijft, terwijl een aantal rechten in handen van een
ander komen. Iemand mag een onroerende zaak van een ander houden en
gebruiken (waaronder bouwen).
Bestemming mag je niet zonder toestemming wijzigen, artikel 5:89 lid 2 BW.
Duur: Het recht van erfpacht eindigt niet bij overlijden. Het is erfbaar. Het kan
op de volgende manieren eindigen:
- Opzegging door de erfpachter (moet wel in de akte staan) (opzegtermijn
één jaar);
- Opzegging door de eigenaar wanneer de erfpachter twee
achtereenvolgende jaren zijn canon niet heeft betaald (opzegtermijn één
maand);
- Opzegging door eigenaar wanneer de erfpachter ernstig tekortschiet in
de nakoming van andere verplichtingen (opzegtermijn één maand);
, - Erfpacht verloopt door termijn in de akte;
- Onvoorziene omstandigheden
Kan worden opgezegd middels een exploot.
Na het eindigen heeft de erfpachter recht op een vergoeding van de nog
aanwezige gebouwen en zake die hij heeft neergezet.
Vergoeding: Ja, de canon kan betaalt worden. Na het verstrijken van dit recht
moet juist een vergoeding aan de erfpachter worden betaald.
Het recht van opstal, artikel 5:101 BW
Vestiging: Het recht van opstal wordt gevestigd bij de notaris door een akte of
door verjaring (in ieder geval 10 jaar te goeder trouw en anders 20 jaar). Wordt
gevestigd op een onroerende zaak in, op of boven een onroerende zaak die
iemand anders in eigendom heeft.
Doel: Een recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander,
gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te verkrijgen. Ze kunnen dus
eigenaar worden van een zaak, zonder de grond in eigendom te hebben.
verschil afhankelijk recht en zelfstandig recht
Wat is het verschil?
Afhankelijk recht is afhankelijk van een ander recht, het zit aan een ander recht
vast. Zelfstandig recht is een recht dat je plaats zonder de bijkomstigheid van
een ander recht.
De natrekking wordt hierbij doorbroken (een verschil met de erfpacht). Meeste
regels zijn van overeenkomstige toepassing met erfpacht, artikel 5:104 BW.
Duur: Recht van opstal eindigt door opzegging, door het verstrijken van de
termijn van het recht, of door de rechter. Dezelfde voorwaarden als bij recht van
erfpacht met betrekking tot de opzegtermijnen en opzeggingsmogelijkheden bij
wanbetaling of tekortschieten.
Vergoeding: Ja, artikel 5:101 lid 3 BW, er kan een retributie worden bepaald.
Appartementsrecht, artikel 5:106 BW
Vestiging: De splitsing van het recht in verschillende appartementsrechten
dient te geschieden middels een notariële akte (splitsingsakte).
Appartementsrecht is een recht op een (deel van een) onroerende zaak.
Doel: Een recht op het exclusieve gebruik van een gedeelte van een gebouw
(een appartementsrecht). Een rechthebbende kan zijn recht op een gebouw
splitsen in verschillende appartementsrechten.
Duur: Appartementsrecht eindigt door opzegging
Vergoeding: Ja (canon), kan eenmalig of periodiek.
2. Hoe kan je beperkte rechten vestigen?
Het vestigen van een beperkt recht is een rechtshandeling waarbij er een
afgeleid recht wordt gevestigd op iemands eigendom. Een beperkt recht mag
alleen door de eigenaar van de zaak worden gevestigd. Een beperkt recht moet
, altijd via de notaris worden gevestigd middels een vestigingsakte. De notaris
stuurt vervolgens de inschrijving van het beperkte recht naar het Kadaster.
3. Wat is de werking van genotsrechten tegenover derden?
(prioriteitsregel en zaakgevolg. Niet kijken naar
derdenbescherming!)
Zaaksgevolg (droit de suite): een recht volgt een zaak. Het maakt hierbij niet uit
wie het goed onder zich heeft, maar het genotsrecht blijft op dit goed rusten.
Ook als het goed niet meer bij de oorspronkelijke rechthebbende is. Wanneer
bijvoorbeeld een huis met een erf wordt verkocht waar een recht van
erfdienstbaarheid op rust, gaat dit mee naar de nieuwe verkoper en mag de
erfpachter gewoon over het erf blijven lopen.
Prioriteitsbeginsel (droit de priorité): Op een goed kunnen meerdere beperkte
rechten rusten. In beginsel gaat dan het oudere recht voor het jongere recht. Dit
is voornamelijk belangrijk bij een faillissement, wie er eerder recht heeft op
vergoeding. Degene die als eerst een genotsrecht heeft gevestigd, heeft eerder
recht op geld dan iemand met een jonger genotsrecht.
4. Hoe zit het wanneer je op de grond van een ander bouwt? Wie
wordt de eigenaar van zo’n gebouw?
In beginsel is de eigenaar van de grond, ook eigenaar van de gebouwen en
werken die duurzaam met dat stuk grond herenigd zijn, artikel 5:20 lid 1 sub e
en f BW. Er kan echter wel een recht van opstal gevestigd worden om dit te
voorkomen.
Door een recht van opstal krijgt iemand het recht om in, op of boven een
onroerende zaak (hier dus de grond) van een ander gebouwen, werken of
beplantingen in eigendom te verkrijgen, artikel 5:101 BW. Op grond van dit
artikel wordt degene die het recht van opstal is verschaft dus wel eigenaar van
het gebouw dat hij op de grond bouwt, maar geen eigenaar van de grond.
5. Welke verbintenisrechtelijke alternatieven bestaan er voor
beperkte rechten in het bijzonder voor de erfdienstbaarheid?
De erfdienstbaarheid gaat over iets dulden, iets laten door iemand dat al jaren
gebeurd of is vastgelegd in een notariële akte. Een verbintenisrechtelijk
alternatief hiervoor is:
- Een kwalitatieve verplichting van de eigenaar van het diende erf: hij heeft
dan de verplichting om iets te dulden. Dit is meestal opgenomen in een
contract.
- Kettingbeding (wordt zelden meer gebruikt voor iets dulden). Iedereen
die opvolgt, moet dan de overeenkomst overnemen.
Portacabin-arrest
Rechtsvraag: Is een portacabin door natrekking onroerend geworden nu het niet
duurzaam met de grond is verenigd?
HR: Een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd zijn zoals bedoeld in
artikel 3:3 BW, wanneer het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam