Samenvatting Formeel Belastingrecht
Collegejaar 2021/2022
Edessa Inan
Inhoudsopgave
H1: Inleiding ............................................................................................................................................... 2
H2: Wijzen van heffing ................................................................................................................................ 3
H3: Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing .............................................................................. 14
H4: Abbb’s en fiscale vaststellingsovereenkomst ....................................................................................... 25
H6: De fiscale vaststellingsovereenkomst .................................................................................................. 34
H7: Fiscaal procesrecht ............................................................................................................................. 36
Tax & technology (WFR 2017/165) ............................................................................................................ 44
H9: De fiscale bestuurlijke boete ............................................................................................................... 48
H11: Invordering ...................................................................................................................................... 58
,H1: Inleiding
1.1 De verhouding van de AWR tot de Awb
Startpunt voor de bestudering van het formele belastingrecht is de AWR. Daarin zijn de
algemene regels voor de heffing van belastingen opgenomen.
Het belastingrecht is een speciale vorm van het bestuursrecht. Dat betekent dat uitgangspunt
is dat de Awb voor het belastingrecht geldt. In de Awb staan dus de hoofdregels en de AWR
geldt als lex specialis. Dit betekent dat er bij verschil, de AWR voor gaat. Dat geldt o.a. voor
het boeterecht (Hoofdstuk VIIIA AWR). Daarnaast zijn in de AWR ook onderwerpen geregeld
die niet voorkomen in de Awb, zoals strafrechtelijke bepalingen (art. 68 e.v. AWR)
De belangrijkste afwijking van de Awb die in de AWR te vinden is, ligt in de vormgeving van de
rechtsbescherming. De Awb voorziet in een open stelsel van rechtsbescherming. Dat betekent
dat tegen elk besluit van een bestuursorgaan, bezwaar en beroep openstaat. Het stelsel van
rechtsbescherming in belastingzaken is gesloten. In art. 26 lid 1 AWR is daartoe bepaald dat,
in afwijking van art. 8:1 lid 1 Awb tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit,
slechts beroep kan worden ingesteld als het een belastingaanslag betreft of een voor bezwaar
vatbare beschikking (art. 26 lid 2 AWR).
1.2 De reikwijdte van de AWR
Voor de reikwijdte zijn in de eerste plaats art. 1 en 2 AWR van belang.
Volgorde (chronologisch) behandeling formeel belastingproces:
- Verschil in heffingssystemen:
o Aangifte (art. 6-10 AWR)
o Aanslagbelasting (artt. 11-16 AWR)
o Aangiftebelasting (artt. 19 en 20 AWR)
- Informatieplicht (47-55 AWR)
- Abbb (H3 Awb) + fiscale vaststellingsovereenkomst (§26 BFB)
o Vertrouwensbeginsel
o Evenredigheidsbeginsel
o Zorgvuldigheidsbeginsel
- Bezwaar (H6 en H7 Awb, artt. 22j-25 AWR en BFB)
- Beroep (H6 en H8 Awb, artt. 26-30 AWR en BFB)
- Boeten (H5 Awb, artt. 67a-67q AWR en BBBB)
- Invordering (Invorderingswet)
2
,H2: Wijzen van heffing
2.1 Inleiding
Materieel belastingrecht (inhoudelijk): wie & wat is belast en voor hoeveel.
Formeel belastingrecht (spelregels): hoe wordt de belastingplichtige belast. Welke termijnen,
regels en bevoegdheden gelden er?
Begrip materiele belastingschuld: vloeit voort uit de wet (legaliteitsbeginsel) en (nog) niet
invorderbaar (want dat is pas bij de formalisering).
Verschil tijdstip- en tijdvakbelastingen:
- Tijdstip belasting = erfbelasting, schenkbelasting. Dit is een belastbaar feit op een
moment.
- Tijdvakbelasting = IB, Vpb, OB. Belastbare feiten gedurende een periode. Pas wanneer
die aanslag komt ben je verschuldigd.
Begrip formele belastingschuld: formalisering van de materiële belastingschuld. Er geldt vanaf
de formalisering een betalingsverplichting. Wederom verschil tijdvak en tijdstip.
2.1.1 De aangifte
2.1.1.1 De definitie
Hoofdstuk 2 AWR bevat een algemene regeling voor het doen van aangifte. Let op: deze
regeling ziet zowel op de aangifte- als de aanslag belastingen. De in H2 opgenomen bepalingen
voorzien erin dat de inspecteur een aangifte kan uitkeren aan degene die vermoedelijk
belastingplichtig is. Degene aan wie de aangifte is uitgereikt, moet die aangifte inleveren (art.
8 AWR lid 1). Aan de hand van die ingeleverde aangifte stelt de inspecteur vervolgens de
aanslag vast (= formalisering, art. 11 lid 1 AWR). Dit is anders bij aangiftebelastingen, waar de
belastingplichtige zelf de belastingschuld formaliseert. Op grond van art. 19 AWR moet hij de
belasting dan overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger betalen.
2.1.1.2 Functie van de aangifte
Zoals hierboven al kort belicht is, neemt de aangifte bij de aanslagbelasting en de
aangiftebelasting niet dezelfde plaats in.
Bij de aanslagbelastingen is de aangifte primair een hulpmiddel voor de inspecteur om de
aanslag vast te stellen. Het is een hulpmiddel omdat de inspecteur niet verplicht is om de
aangifte te volgen (art. 11 lid 2 AWR: afwijking of ambtshalve mogelijk).
Bij aangiftebelastingen is sprake van een zogenoemde doe-het-zelfheffing, oftewel self-
assessment. De belastingplichtige formaliseert hierdoor zelf de belastingschuld. Op grond van
art. 19 AWR moet hij de belasting dan overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger betalen.
2.1.1.3 De uitnodiging tot het doen van aangifte
Het begin van het aangifteproces wordt gemarkeerd door de uitnodiging tot het doen van
aangifte (uda). De inspecteur kan degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig
of inhoudingsplichtig is, uitnodigen tot het doen van aangifte (art. 6 lid 1 eerste volzin AWR).
De wijze waarop het uitnodigen tot het doen van aangifte geschiedt, wordt geregeld in art. 4a
Uitvoeringsregeling AWR (door aangiftebrief toezenden). De uitnodiging heeft een verplicht
karakter. De belastingplichtige die niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte, kan echter
3
, niet achteroverleunen. Voor de aanslagbelasting geldt het volgende. Op grond van art. 6 lid 3
AWR jo. Art. 2 lid 1 en 4 Uitv. Reg. AWR is degene die niet binnen zes maanden na het tijdstip
waarop de belastingschuld is ontstaan, is uitgenodigd tot het doen van aangifte, verplicht om
de inspecteur te verzoeken om een uitnodiging. Dat verzoek moet hij doen binnen twee
weken na afloop van die termijn (zes maanden). Voor de aangiftebelasting is vergelijkbare
regeling opgenomen in art. 3 Uitv. Reg. Het niet nakomen van de verplichting om, om een
uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken, kan worden bestraft met een bestuurlijke
boete van ten hoogste €5.514 (art. 67ca AWR).
Op grond van art. 3a lid 1 AWR wordt in afwijking van art. 2:14 lid 1 Awb in het verkeer tussen
belastingplichtigen en de inspecteur een bericht uitsluitend elektronisch verzonden. In art.
2:14 lid 1 Awb is de regeling voor elektronische verzending facultatief geformuleerd en dus
niet verplicht. Art. 3a lid 3 AWR bepaald dat bij ministeriele regeling berichten en groepen
kunnen worden aangewezen waarvoor het berichtenverkeer kan plaatsvinden op andere
wijze dan langs de elektronische weg. Het betreft voornamelijk groepen van personen
waarvoor de technische voorzieningen nog niet bestaan om elektronisch berichten te
ontvangen, zoals wettelijke vertegenwoordigers.
2.1.1.4 De inhoud van de aangifte
In art. 7 AWR is bepaald dat in de uitnodiging tot het doen van aangifte opgave wordt verlangd
van gegevens en dat daarin overlegging of toezending kan worden verlangd van bescheiden
en andere gegevensdragers, waarvoor de kennisneming voor de heffing van de belasting van
belang kan zijn.
De eisen van art. 8 AWR
Op grond van art. 8 lid 1 onderdeel a AWR moet de belastingplichtige de in de uitnodiging
gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud invullen. Ook moet de aangifte
worden ondertekend. Er is uitdrukkelijk niet gekozen om in art. 8 AWR ook de eis op te nemen
dat de aangifte naar waarheid wordt ingevuld. De wetgever achtte dat overbodig omdat in de
met het huidige art. 69 lid 2 AWR overeenkomende bepaling, het onjuist of onvolledig doen
van aangifte strafbaar is gesteld. Om slechts te voldoen aan art. 8 AWR hoeft de aangifte dus
niet juist te zijn. Dat is van belang bij de (bestuurlijke) sanctionering, omdat de verzuimboete
van art. 67a AWR wel kan worden opgelegd als geen aangifte is gedaan, maar niet als er wel
een aangifte is gedaan, maar die aangifte niet juist is.
2.1.1.5 Termijnen voor indiening van de aangifte
Termijn voor indiening aangifte bij aanslagbelastingen
Ingevolge art. 9 lid 1 AWR bedraagt die termijn ten minste een maand. Op grond van art. 9 lid
2 AWR kan de inspecteur die termijn verlengen. Hij kan daartoe voorwaarden stellen. De
inspecteur kan niet eerder dan na verloop van de gestelde termijn, de belastingplichtige
aanmanen volgens lid 3 van art. 9 AWR.
Termijn voor indiening aangifte bij aangiftebelastingen
Voor de aangiftebelastingen is in art. 10 AWR een vrijwel met art. 9 AWR overeenkomende
regeling opgenomen. Let op: deze regeling ziet alleen op de aangifte en niet ook op de betaling
van de belasting. De HR heeft namelijk geoordeeld dat het doen van aangifte en het betalen
van de belasting twee verschillende verplichtingen zijn.
4