Rosalie Zwarthoed
Belanghebbende
Mr. H. von der Quatsch
B-straat 00
0000 BB AMSTERDAM
Rechtbank Noord-Holland (Haarlem)
Sector Bestuursrecht
Afdeling Belastingzaken
Postbus 1621
2003 BR HAARLEM
Datum: 22 januari 2019
Uw kenmerk: 9876.54.321.H.01.0000
Onderwerp: Beroep tegen uitspraak op bezwaar
Edelachtbare vrouwe, heer,
1. Inleiding
Mevrouw Klaassen (hierna: ‘belanghebbende’), wonend en gevestigd met haar onderneming te A-
weg 00 (1111 AA) Amsterdam, heeft op 21 januari 2019 kennisgenomen van de uitspraak op
bezwaar, met dagtekening 23 december 2018 en kenmerk 9876.54.321.H.01.1111, van de inspecteur
van de Belastingdienst, zijnde de heer Wolzak (hierna: ‘de inspecteur’). Een afschrift van dit besluit
treft u als bijlage aan (bijlage 1). Bij de uitspraak van bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar niet-
ontvankelijk verklaard. Hierbij stel ik, mevrouw H. von der Quatsch (hierna: ‘gemachtigde’) als
gemachtigde van belanghebbende, bij uw rechtbank beroep in tegen deze uitspraak. Dit alles ziet op
de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari
2012 tot en met 31 december 2016, gedateerd op 30 september 2018 met aanslagnummer
9876.54.321.H.01.0000 (bijlage 4). Het bezwaarschrift alsmede de machtiging treft u tevens in bijlage
aan. Dit zijn bijlage 2 respectievelijk bijlage 3.
2. Aanslagregeling
Op 5 september 2017 is aangekondigd dat het boekenonderzoek zal plaatsvinden. 5 oktober 2017
was de eerste dag van het onderzoek. Het rapport dat hierbij is opgemaakt dateert 1 augustus 2018.
Het rapport van het boekenonderzoek is in bijlage 5 bijgevoegd.
Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is met dagtekening 30 september 2018 een
navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aan belanghebbende opgelegd
over het tijdvak 01-01-2012 t/m 31-12-2016 bedragende € 35.000.
Tevens is een vergrijpboete van 50% opgelegd wegens opzet, welke vanwege de familiaire
omstandigheden van belanghebbende is gematigd met 5% tot 45%. De opgelegde vergrijpboete
bedraagt € 17.500.
, Rosalie Zwarthoed
Belanghebbende
Op 12 november 2018 heb ik, als gemachtigde, namens belanghebbende een bezwaarschrift
ingediend tegen deze navorderingsaanslag en de opgelegde boete. Ik heb hierbij tevens verzocht om
kostenvergoeding. Dit bezwaarschrift is ingediend binnen de termijn van 6 weken.
Met dagtekening 23 december 2018 is vervolgens uitspraak op het bezwaarschrift gedaan, waarbij
belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard in haar bezwaar. De inspecteur was ambtshalve
van oordeel dat de correcties in stand blijven.
3. Ontvankelijkheid
Dagtekening van de navorderingsaanslag: 30 september 2018
Dagtekening van het bezwaarschrift: 12 november 2018
Datum van ontvangst van het bezwaarschrift bij de inspecteur: 14 november 2018
Dagtekening van de uitspraak op het bezwaar: 23 december 2018
Datum verzending beroepschrift: 22 januari 2019
3.1 Bezwaarschrift
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is in beginsel volgens art. 6:7 van de Algemene
wet bestuursrecht (hierna: ‘Awb’) 6 weken. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift
vangt ex art. 6:8 Awb aan met ingang van de dag na die waarop het (te bestrijden) besluit op de
voorgeschreven wijze bekendgemaakt is. Bekendmaking van besluiten op de voorgeschreven wijze
geschiedt in beginsel door toezending of uitreiking ervan aan de belanghebbende. De dag na die van
de verzending zal de eerste dag van de termijn zijn.
In casu is de dagtekening van de navorderingsaanslag 30 september 2018. Belanghebbende heeft het
besluit 1 oktober 2018 ontvangen, waardoor zij met haar dagtekening van 12 november 2018 de
termijn van 6 weken niet overschrijdt.
Bovendien, wanneer de verzending per post via PostNL geschiedt is het bezwaarschrift tijdig
ingediend, indien het voor het verstrijken van de bezwaartermijn is verzonden, op voorwaarde dat
het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 lid 2 Awb).
Belanghebbende heeft het bezwaarschrift per aangetekende post toegestuurd en het is 14 november
2018 ontvangen bij de inspecteur.
Belanghebbende is, gelet op het bovenstaande, ex art. 6:6 sub a Awb dus ontvankelijk in haar
bezwaar. Van verzuim is derhalve geen sprake.
3.2 Beroepschrift
Het beroepschrift is ook op tijd, aangezien de termijn van 6 weken ex art. 6:7 Algemene wet
bestuursrecht (hierna ‘Awb’), niet is overschreden. Van verzuim is derhalve geen sprake.
Mocht belanghebbende echter haar beroepschrift na deze 6 weken hebben ingediend en zij was niet
in verzuim geweest, dan zal mogelijk sprake zijn geweest van een verschoonbare
termijnoverschrijding in de zin van art. 6:11 Awb. De reden hiervoor is dat de uitspraak op bezwaar