Welke type spieren zijn er?
1. Glad spierweefsel: onbewuste spier, wordt aangetroffen in de wanden van de meeste
bloedvaten en organen, zorg voor samentrekken of ontspannen van de gladde spier ->
bloedstroom wordt gereguleerd of verplaatsen voedingstoffen (organen).
2. Hartspierweefsel: wordt alleen in het hart aangetroffen, onbewuste spier, stuurt zichzelf met
minimale besturing vanuit het zenuwstelsel en endocriene systeem.
3. Skeletspieweefsel: bewuste spieren, meeste spieren zitten aan het skelet vast,
dwarsgestreept spierweefsel.
Wat is het bewegingsapparaat?
De botten van het skelet + de spieren.
Hoe wordt inspanning bereikt?
Door contractie van skeletspieren.
Hoe ziet de opbouw van de spier, van buiten naar
binnen, eruit?
Epimysium: houdt alles in de spier bij
elkaar.
Fasciculus: kleine bundels van vezels,
omhuld door een schede van bindweefsel.
Perimysium: de bindweefselschedes
rondom elke fasciculus.
Spiervezels: individuele spiercellen,
spiercellen hebben meer kernen.
Endomysium: een schede van bindweefsel om de spiervezels.
Myofibril: een eiwitketen, dat uit de eiwitten actine en myosine bestaat, opgebouwd uit de
contractiele eenheden van de skeletspieren: de sarcomeren.
Sarcomeer: de functionele basiseenheid van een myofibril en de basiseenheid voor
samentrekken van een spier.
Hoe ziet de opbouw van een spiervezel, van buiten naar bunnen, eruit?
Plasmalemma: hiermee wordt de spievezel omgeven (buitenste laag).
Aan het einde van elke spiervezel gaat het plasmalemma over in de
pees, die aanhecht op het bot. Het heeft plooien die verdwijnen als de
vezel wordt uitgetrokken, door de plooien kan de spiervezel verlengd
worden, het helpt bij het handhaven van het zuur-basenevenwicht en
het transporteren van het capillaire bloes naar de spiervezel.
Sarcolemma: dit bestaat uit het plasmalemma en de basaalmembraan.
Het is een dun elastisch membraan om elke spiervezel.
Satellietcellen: zit tussen het plasmalemma en de basaalmembraan in. Deze cellen zijn
betrokken bij de groei en ontwikkeling van skeletspieren en bij het aanpassingsproces in
spieren bij beschadiging, immobilisatie en training.
Sarcoplasma: het vloeibare deel van de spiervezel, het cytoplasma. Het bevat opgeloste
eiwitten, mineralen, glycogeen, vetten en benodigde organellen. Bevat veel glycogeen en
myoglobine.
, Transversale tubuli (T-tubuli): een uitgebreid netwerk van buizen in het sarcoplasma, ze
lopen door de myofibril en zijn onderling verbonden -> zenuwsignalen worden ontvangen
door en plasmalemma en snel verzonden naar de individuele myofibrillen.
Sarcoplasmatisch reticulum (ER): membraneuze kanalen die evenwijdig aan de myfibrillen
lopen en ze omringen, het dient als oplsag voor calcium (Ca)
Pezen zijn gemaakt van vezelige bindweefselkoorden. Ze geven de krachten die door de spiervezels
zijn opgewekt door aan het bot, waardoor beweging ontstaat. Zo is uiteindelijk elke individuele
spiervezel met het bot verbonden via de pees.
Hoe ziet de opbouw van een sarcomeer eruit?
Elke myofibril is samengesteld uit vele, bij de Z-lijnen aan elkaar
geregen sarcomeren.
Een I-band (lichte zone)
Een A-band (donkere zone)
Een H-zone (in het middel van de A-band)
Een M-lijn in het midden van de H-zone
De rest van de A-band
Een tweede I-band
Welke soorten eiwitfilamenten zijn er?
Actine: de dunnere filament. Actinefilament bestaat
uit drie eiwitmoleculen: actine, tropomysoine en
troponine. Tropomyosine is een buisvormig eiwit dat
om de actinestrengen is gewikkeld en dat past in de
groef tussen de strengen. Troponine is een complexer
eiwit dat op vaste afstanden vastzit aan zowel
actinestrengen als tropomyosine. Ze zorgen samen
met calciumionen voor het ontspannen of juist voor
contractie van een myofibril. Elk dun filament heeft
een uiteinde aangehecht in elke Z-lijn en het andere
uiteinde ligt tussen de dikke filamenten en reikt naar
het centrum van de sarcomeer. Elk dun filament bevat
actieve plekken waar myosinekoppen kunnen binden.
Actine vormt het skelet van het filament.
Myosine: de dikkere filament. 2/3 van al het
skeletspiereiwit is mysoine. Het bevat ongeveer 200
myosinemoleculen. Het is samengesteld uit twee
eiwitstrengen die om elkaar heen zijn gedraaid, één
kant van elke streng is in een bolvormige kop
gevouwen, de myosinekop. Elk dik filament bevat meerdere van zulke koppen. Ze steken uit
het dikke filamen en kunnen dwarsverbindingen maken.
Nebuline, een verankeringseiwit voor actine, is verbonden met actine en lijkt een regulerende rol
te spelen bij de wisselwerking tussen actine en myosine.
Er is een serie fijne filamenten, gemaakt van titine, die het myosinefilament stabiliseren.
Titinefilamenten strekken zich uit van de Z-lijn tot de M-lijn.