Thema 1, basiskennis verslavingskunde
Samenvatting, week 1 (= paragraaf 17.1 t/m 17.3); algemene gedragsverslaving.
Gedragsverslaving (= een gedragsverslaving laat zich vooral karakteriseren als een verlies van
controle over een bepaald gedrag, met negatieve consequenties tot gevolg).
- Gedragsverslaving volgens Kerssemakers et al., 2008 (= gedrag dat een ‘kick’ geeft heeft de
neiging zich te settelen en tot een verslaving uit te groeien. Het rationele deel van de cortex
functioneert niet meer genoeg om het verlangen te beheersen, vooral bij genetische aanleg;
gedrag dat iemand niet kan laten, waarover hij geen controle heeft, zich ertoe gedwongen voelt,
ook al is het schadelijk voor relaties en gezondheid).
- Gedragsverslaving volgens Grant et al., 2010 (= niet kunnen stoppen met een bepaald gedrag dat
op kort termijn belonend is, terwijl je je bewust bent van de zware negatieve gevolgen ervan).
Voorbeelden (= internetverslaving, sociale mediaverslaving, (online) gokverslaving, video
gameverslaving, eetverslaving, seksverslaving inclusief online pornografie, koopverslaving,
sportverslaving en werkverslaving, relatieverslaving).
DSM-IV (= middelen afhankelijk als er in afgelopen jaar 3 van 7 symptomen hebben voorgedaan).
1) Ontwikkeling tolerantie, ofwel de behoefte aan duidelijke toenemende hoeveelheden.
2) Last hebben van onthoudingsverschijnselen bij stoppen.
3) Meer en gedurende langere tijd gebruiken dan het plan is.
4) Aanhoudende wens of mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
5) Veel tijd besteden aan het verkrijgen van het middel, het gebruik ervan en het herstellen ervan.
6) Minder aandacht besteden of opgeven van sociale contacten, hobby’s en werk.
7) Doorgaan met gebruik ondanks de wetenschap aangeeft dat er problemen zijn die door het
gebruik veroorzaakt zijn of verergeren.
Geschiedenis moderne verslaving (= na de verlichting; met verdwijnen van religie in de twintigste
eeuw en de opkomst van een materialistische cultuur en het media- en technologietijdperk is het
terrein van normen en waarden verschoven naar de wetenschap en gezondheidszorg). Zo ontstaan
er bijvoorbeeld nieuwe verslavingen door vernieuwde technologie.
- Verslaving ‘wijkt af van het normale’.
- Wat tegenwoordig (ab)normaal (verslaafd) gedrag is, hangt samen met culturele opvattingen en
inzichten vanuit de neurowetenschappen, psychologie, filosofie, technologie en media.
- Medicalisering (= aan het gedrag ligt een stoornis ten grondslag) van gedrag heeft de plaats
ingenomen van religie.
Processen in het brein:
- Verslaving beïnvloedt de huishouding van neurotransmitters (= stoffen die doorgifte van prikkels
in de hersenen beïnvloeden); voldoende niveau aan neurotransmitters levert prettig gevoel.
- Net als drugs kan gedrag zorgen voor een dopaminepiek; dopamine als genotsmiddel.
- De emotionele hersenen worden geactiveerd en het beloning centrum in de hersenen (=
nucleus accumens) trakteert op kortstondig genot.
- Het geeft een kick; dat prettige gevoel gaat een steeds grotere plek in het geheugen innemen.
Het rationele deel van de cortex functioneert bij verslaafden minder goed; verlangen worden niet
beheerst en impulsen worden niet weerstaan; gedrag wordt als het ware automatisch (=
frontaalkwab speelt hierdoor geen rol meer; gedrag kan niet meer worden gestuurd).
Algemene signalen:
- Verandering gedrag, verandering in geestelijke gesteldheid, lichamelijke signalen, herhaalde
momenten van verlies van impulscontrole, giechelen/ woede-uitbarstingen/ huilbuien/
impulsieve of geplande diefstalletjes, desinteresse, down/passief, snelle wisselingen van humeur.
,- Sociaal isolement, dalende werk, school- of sportpresentaties, verlies van vrienden/verandering
vriendenkring, nalatigheid van afspraken, veel hoofdpijn, en vermoeidheidsklachten,
vermindering zelfzorg, veelvuldig praten over en denken aan gamen, concentratieproblemen,
relatieproblemen, financiële problemen.
Criteria verslaving, diversie theorieën:
- Tolerantie (= het meer willen/ moeten doen om hetzelfde gevoel te ervaren).
- Terugval (= ondanks je wilt stoppen, lukt het niet).
- Stemming beïnvloeden (= bijvoorbeeld korte termijn vrolijk, lange termijn somberder of angstig).
- Onthoudingsverschijnselen (= komt minder voor in verhouding met middelen, maar kan wel).
- Preoccupatie (= constant er in je hoofd mee bezig zijn).
- Conflict (= ruzies, bijvoorbeeld op je werk of thuis).
Factoren problematisch gedrag:
- Laag zelfbeeld (= als je negatief over jezelf denkt, ben je gevoeliger voor problematisch gedrag).
- Ontbreken van regels (= als je zelf vroeger weinig grenzen hebt gehad, heb je dit nooit geleerd).
- Weinig aandacht en controle (= geen nee zeggen tegen je impuls, impulscontrole is belangrijk).
- Startleeftijd (= hoe jonger je begint, hoe groter het risico op problematisch gedrag).
- Geslacht (= mannen hebben een hoger risico op gedragsverslaving dan vrouwen).
Hulpverlening:
- Proces van signaleren (= 1) Ontstaan van vermoedens (= waarnemen, herkennen, interpretatie).
2) Onderbouwen van vermoedens (= toetsen, combineren van signalen). 3) Bevestigen van
vermoedens (= gesprek, analyse).
Richtlijnen (= duidelijk uitgangspunten rond signaleren en begeleiden, open houding/ willen
en durven zien, algemene en specifieke kennis over, toetsen bij collega’s over dit
onderwerp).
- Preventie (= zorgen dat men gezond blijft door hun gezondheid te bevorderen en beschermen).
- Behandeling (= de zorg die je krijgt wanneer je ziek bent).
__________________________________________________________________________________
Samenvatting, week 1 (= link 1, hoofdstuk 1 t/m 3):
Gedragsverslavingen blijken bij de meeste instellingen niet zo specifiek te worden geregistreerd. Van
een universele geprotocolleerde registratiemethode zoals bij de meer ‘traditionele’ vormen van
verslaving, is vooralsnog geen sprake.
- Meer inzicht krijgen op de ontwikkelingen van het vóórkomen van gedragsverslavingen.
DMS-5 DSM-5 Griffith’s DSM-5 Hyperseksuali Seks
middel Gokverslav Compon Internet- teit addictio
gebond ing ent gameversla (Fong/Reid) n
en model ving (Goodm
stoornis an)
Interferentie met X X X X X X
sociaal en
psychologisch
functioneren; werk en
privé.
Controleverlies; X X X X X X
escalatie en terugval,
Tolerantie. X X X X X X
Onthoudingsverschijn X X X X X
, selen.
Preoccupatie en X X X X X
overmatige aandacht.
Stemming X X X X
beïnvloeding/ coping.
Liegen over gebruik. X X
Onveilige situaties. X
Sterk verlangen X
(craving).
Achtervolgen van X
verliezen.
Op anderen leunen X
voor financiering.
Gokken, internet-gamen, social mediagebruik, seksverslaving en eetverslaving; ontwikkeling dat het
daadwerkelijk als een gedragsverslaving wordt gezien; voorgestelde diagnoses lijken op elkaar.
- Eetverslaving uitzondering, omdat het meer vergelijkbaar is met middel gebonden verslavingen.