Samenvatting Groepsdynamica
Hoofdstuk 3 en 4
Drie essentiële processen om individuen te transformeren tot groepsleden:
Inclusie; individuen veranderen van buitenstaanders naar insiders door zich bij een groep
aan te sluiten, belangrijk omdat:
Need to belonging; (Baumeister en Leary) mensen hebben de behoefte om bij een groep te
horen
Eenzaamheid; cognitieve en affectieve malaise en wordt ervaren wanneer iemands
persoonlijke relaties als te weinig of onbevredigbaar worden ervaren
- Emotionele eenzaamheid; wanneer een gebrek aan lange termijn, betekenisvolle,
intieme relatie met de ander is
- Sociale eenzaamheid; wanneer mensen zich afgesneden voelen van hun relaties
Ostracisme; uitsluiten van een of meer personen uit een groep door contact te verminderen
Buitengesloten; info missen die relevant is voor de sociale of taakactiviteiten van de groep
Tend-and-befriend response; (Taylor) fysiologische, psychologische en interpersoonlijke
reactie op stressvolle gebeurtenissen gekenmerkt door toegenomen verzorgend,
beschermend en ondersteunend gedrag en aangaan/versterken van relaties
meer geneigd bij vrouwen, mannen eerder flight-flight reactie
Gevoel om erbij te willen horen evolutionair bepaald, vanwege overlevingskansen
Sociometer theorie; (Leary) mate van in- en uitsluiting in sociale groepen identificeren
Collectivisme; leden beginnen over goede van de groep als geheel na te denken in plaats van
het voordeel van de groep voor zichzelf, belangrijk omdat:
Individualisme; persoonlijke kijk op rechten, onafhankelijkheid en relaties met anderen
benadrukken
Collectivisme; persoonlijke oriëntatie waarbij het belang van de groep benadrukt wordt
Vier kernelementen: (Triandis)
1. Belang van sociale relaties
a. Exchange relationships; wederzijdse afhankelijkheid die bevredigde
ervaringen en beloningen onder leden benadrukt
b. Communal relationship; wederzijdse afhankelijkheid die voldoen aan
behoeften en interesses van anderen benadrukt ipv maximaliseren eigen
belangen
c. Norm of reciprocity; sociale norm om terug te geven wat je ontvangt
2. Acceptatie van sociale verplichtingen
a. Groepscultuur; manier waarop leden van een groep ervaringen weergeven
3. Gedeelde doelen
a. Equity norm; sociale standaard voor uitdelen beloning en middelen aan leden
in verhouding met inbreng
b. Equalitu norm; sociale standaard om beloning en middelen gelijk te verdelen
4. Veranderingen in de concepties van het zelf door de groepsleden
Persoonlijke identiteit; perceptie over zelfconcept uit kwaliteiten en eigenschappen
,Sociale identiteit; perceptie over zelfconcept uit relaties en groep
Optimal distinctiveness theorie; (Brewer) individuen striven naar evenwicht tussen drie
basisbehoeften: door de groep geassimileerd worden, verbonden zijn, en autonomie en
differentiatie
Identiteit; individuen veranderen hun opvatting over wie ze zijn om de kwaliteiten van hun
groep en individuele kwaliteiten daarin mee te nemen
Social identity theorie; (Tajfel en Turner) groepen beïnvloeden zelfbeeld en zelfrespect van
leden, vooral wanneer ze als groepsleden identificeren analyse naar groepsprocessen en
intergroepsrelaties
Minimal intergroup situation; onderzoeksprocedure voor studies naar intergroepsconflicten,
waarbij tijdelijke groepen van anonieme mensen worden gecreëerd
mensen verkiezen altijd eigen groepsleden, volgens sociale identiteitstheorie: vanwege
sociale categorisatie (perceptuele classificatie van mensen) en identificatie
Stereotypes; sociaal reeks van cognitieve generalisaties over de kwaliteiten en kenmerken
van een typisch lid van groep of sociale categorie
Zelf-stereotypering; accepteren van sociaal gedeelde generalisaties over prototypische
kenmerken van groepsleden
Stereotype threat; angst opwekkende overtuiging dat de percepties en evaluaties van
anderen worden beïnvloed door negatieve stereotypes en interfereren met vermogen om
capaciteiten te vervullen
Sociale identificatie; accepteren van groep als verlengstuk van zelf en definitie van zelf
baseren op kwaliteiten en kenmerken van groep
Twee basismotieven (Hogg);
- Gemotiveerd om goed over zichzelf te denken, dus eigenwaarde behouden door
goed te denken over groep, aangezien dit groot deel van leven uitmaakt
- Begrijpen van zelf met groep als middel
Ingroup-outgroep bias; neiging om ingroup, leden en producten beter te zien als outgroup
Sociale creativiteit; vergelijkingen tussen ingroup en andere groepen beperken tot zaken
waarin de ingroup succesvoller is
Individuele mobiliteit; bedreiging van individuele zelfrespect minimaliseren door binding met
groep te verkleinen
Lid worden van groep/formatie:
Persoonlijkheid; configuratie van onderscheidende maar blijvende kenmerken, waaronder
eigenschappen, temperament, waarden
Five factor model/big five: extraversie, aangenaamheid, consciëntieusheid, neuroticisme,
openheid voor ervaring
voorspellen mate van interesse om aan te sluiten bij een groep
Hechting;
Verlegenheid; neiging om gereserveerd of timide te zijn tijdens sociale interacties, minder
bereidwillig om bij groep aan te sluiten
, Hechtingsstijl; veilig, gepreoccupeerd, angstig of afwijzend
Sociale motivatie;
Fundamental interpersonal relations orientation (FARO); theorie over groepsvorming en
ontwikkeling die nadruk legt op compatibiliteit tussen drie sociale basismotieven: inclusie,
controle en affectie. Suggereert dat mensen in groepen blijven, wanneer één van de
basisbehoeftes wordt bevredigd
Rationaliteit; mate waarin iemands houding nadruk legt op verbinding maken met anderen
en behouden van deze verbinding, sterker bij vrouwen
Collaboratieve cirkel; groepje collega’s die lange periode samenwerken
Aansluiting;
Aansluiten; samenkomen van individuen/geformaliseerde relatie
Sociale vergelijking (Festinger); proces van constateren van iemands persoonlijke kwaliteiten
Social support; gevoel van verbondenheid en steun geboden door groepsleden
- Beloning
- Emotionele steun’
- Informatieve steun
- Instrumentele steun
- Betekenis
Downward social comparison; selecteren van mensen die het minder goed hebben
Upward social comparison; mensen selecteren die superieur zijn
Self-evaluation maintenance model; theoretische analyse van processen van sociale
vergelijking, gaat ervan uit dat individuen hun zelfrespect behouden en verbeteren door te
associëren met hoog presterende individuen
Aantrekking;
transformeert kennissen in vrienden
Proximity principle; mensen sluiten aan bij groepen die dichtbij zijn
Elaboration principle; neiging van groepen om uit te breiden
percolatie; niet-lid dichtbij groepslid deel uit laten maken van groep
Gelijkheidsbeginsel; neiging om te verbinden of aangetrokken worden tot persoon die op
hun lijkt
Homofilie; neiging om op elkaar te lijken
Complementarity principle; neiging van tegengestelden om aan elkaar op te trekken
Interchange compatibility; compatibiliteit tussen groepsleden op basis van vergelijkbare
behoeftes
Originator compatibility; compatibiliteit tussen groepsleden die waarden uitdrukken en
willen ontvangen
Wederkerigheidsbeginsel; neiging om leuk te vinden, om leuk gevonden te worden
Minimax principe; voorkeur voor lidmaatschap/relatie van maximale waarden
Social exchange theorie (Thibaut en Kelley); keuze om aan te sluiten bij een groep,
afhankelijk van;
- Comparison level (CL); kwaliteit van sociale relatie, beloning vs kosten
- Comparison level for alternatives (CLalt); kwaliteit evalueren van andere
groepen/relaties