Begrippen Groepsdynamica
Bevat alle begrippen uit Forsyth (2019) van hoofdstuk 3-15 & 17. Alle begrippen zijn
vertaald naar het Nederlands in november 2024 door Iris Boom, tweede jaars (bachelor)
Psychologie student aan de Universiteit Leiden.
Table of Contents
Week 1...............................................................................................................................1
Chapter 3: Inclusion and Identity..................................................................................................2
Chapter 4: Formation...................................................................................................................5
Week 2...............................................................................................................................9
Chapter 5: Cohesion and Development........................................................................................9
Chapter 7: Influence...................................................................................................................10
Week 3.............................................................................................................................13
Chapter 6: Structure...................................................................................................................13
Chapter 8: Power........................................................................................................................15
Week 4.............................................................................................................................18
Chapter 10: Performance............................................................................................................18
Chapter 11: Teams......................................................................................................................21
Week 5.............................................................................................................................23
Chapter 9: Leadership.................................................................................................................23
Chapter 12: Decision Making......................................................................................................25
Week 6.............................................................................................................................27
Chapter 13: Conflict....................................................................................................................27
Chapter 14: Intergroup Relations................................................................................................28
Week 7.............................................................................................................................31
Chapter 15: Groups in Context....................................................................................................31
Chapter 17: Crowds and Collectives............................................................................................32
Week 1
, Chapter 3: Inclusion and Identity
Behoefte om erbij te horen (Need to belong): Het algemene verlangen om andere mensen
op te zoeken en zich bij hen aan te sluiten, wat, als het niet wordt bevredigd, een staat van
spanning en gemis veroorzaakt
Eenzaamheid: Cognitieve en affectieve malaise (ongemak), die verdriet, neerslachtigheid,
zelfspot en verveling kan omvatten, die wordt ervaren wanneer iemand vindt dat zijn
persoonlijke relaties te weinig zijn of te weinig voldoening geven.
Degrees of separation: In sociale netwerkanalyse, het aantal stappen of relaties dat nodig is
om een persoon in het netwerk te verbinden met een andere specifieke persoon in het
netwerk.
Ostracisme: Één of meer individuen uitsluiten van een groep door het contact met de
persoon te verminderen of te verbreken, meestal door ze te negeren, te mijden of expliciet te
verbannen. (Buitensluiting)
Fight-or-flight reactie: Een fysiologische en psychologische reactie op stressvolle
gebeurtenissen die wordt gekenmerkt door de activering van het sympathische zenuwstelsel
(verhoogde hartslag, verwijding van de pupillen) dat het individu voorbereidt om de
bedreiging het hoofd te bieden (fight) of om de bedreiging te ontvluchten (flight).
Tend-and-befriend reactie: Een fysiologische, psychologische en interpersoonlijke reactie
op stressvolle gebeurtenissen die wordt gekenmerkt door meer verzorgend, beschermend en
ondersteunend gedrag (tending) en het initiëren en versterken van relaties met andere mensen
(befriending).
Cyberostracisme: Één of meer individuen uitsluiten van een technologisch gemedieerde
groepsinteractie, zoals een computergebaseerde discussiegroep, door de communicatie met de
persoon te verminderen of te elimineren.
Sociometertheorie: Suggereert dat eigenwaarde een psychologische maatstaf is die de mate
controleert waarin mensen waarnemen dat ze relationeel gewaardeerd worden door andere
mensen. Stelt dat gevoelens van eigenwaarde functioneren als slechts een controlemiddel.
Individualisme: Een traditie, ideologie of persoonlijke zienswijze die het belang van het
individu en zijn of haar rechten, onafhankelijkheid en relaties met andere individuen
benadrukt.
Collectivisme: Een traditie, ideologie of persoonlijke zienswijze die de prioriteit van de
groep of gemeenschap benadrukt in plaats van elke individuele persoon.
Uitwisselingsrelaties (Exchange reletionships): Een wederzijdse afhankelijkheid die de
nadruk legt op het uitwisselen van bevredigende ervaringen en beloningen tussen de leden.
,Gemeenschappelijke (communal) relaties: Een wederkerige onderlinge afhankelijkheid die
de nadruk legt op het voldoen aan de behoeften en belangen van anderen in plaats van het
maximaliseren van de eigen persoonlijke resultaten.
Norm van wederkerigheid (reciprocity): Een sociale norm die individuen opdraagt in
gelijke mate terug te betalen wat ze van anderen ontvangen.
Groepscultuur: De verschillende manieren waarop leden van een groep hun ervaringen
representeren, inclusief gezamenlijk geaccepteerde kennis, overtuigingen, rituelen,
gewoonten, regels, taal, normen en praktijken.
Ultimatum spel: Een experimentele onderhandelingssituatie waarin één individu, de
toewijzer, een verdeling van een gedeeld middel moet voorstellen aan andere leden; als zij
het voorstel van de toewijzer afwijzen, ontvangt niemand iets van het middel.
Eerlijkheidsnorm (equity): Een sociale norm die aanmoedigt om beloningen en middelen te
verdelen onder leden in verhouding tot hun inbreng.
Gelijkheidsnorm (equality): Een sociale norm die aanmoedigt om beloningen en middelen
gelijk te verdelen onder alle leden.
Persoonlijke identiteit: Het accepteren van sociaal gedeelde generalisaties over de
karakteristieke eigenschappen die worden toegeschreven aan leden van de eigen groep als
accurate beschrijvingen van zichzelf.
Sociale identiteit: Omvat alle kwaliteiten die voortkomen uit connecties met en
overeenkomsten met andere mensen en groepen.
Individualisten: Individuen die geneigd zijn hun eigen persoonlijke belangen en motivaties
boven de belangen en doelen van de groep te stellen.
Collectivisten: Individuen die geneigd zijn om de belangen en doelen van de groep boven
hun persoonlijke belangen en motivaties te stellen.
Optimale onderscheidbaarheidstheorie (Optimal distinctiveness theory): Een
conceptuele analyse die ervan uitgaat dat individuen streven naar een evenwicht tussen drie
basisbehoeften: de behoefte om geaccepteerd te worden door de groep, de behoefte om
verbonden te zijn met vrienden en geliefden, en de behoefte aan autonomie en differentiatie
(voorgesteld door Marilyn Brewer).
Sociale-identiteitstheorie: Een conceptuele analyse van zelfevaluatieprocessen die
theoretiseert dat eigenwaarde functioneert om psychologisch toezicht te houden op iemands
mate van in- en uitsluiting in sociale groepen (voorgesteld door Mark Leary).
, Minimale intergroepssituatie (Minimal intergroup situation): Een onderzoeksprocedure
die wordt gebruikt in onderzoeken naar intergroepsconflicten waarbij tijdelijke groepen van
anonieme, niet-verwante mensen worden gecreëerd (ontwikkeld door Henri Tajfel en John
Turner).
Sociale categorisatie: Het beperken van vergelijkingen tussen de ingroup en andere groepen
tot taken en resultaten waarbij de ingroup succesvoller is dan andere groepen en het
vermijden van gebieden waarop andere groepen de ingroup overtreffen.
Stereotypen: Een sociaal gedeelde reeks cognitieve generalisaties (bijv. overtuigingen en
verwachtingen).
Zelfstereotypering (autostereotypering): Stereotypen op zichzelf toepassen.
Sociale identificatie: De groep aanvaarden als een verlengstuk van het zelf en daarom zijn
zelfdefinitie baseren op de kwaliteiten en kenmerken van de groep.
Collectieve eigenwaarde: De algemene beoordeling van individuen van dat deel van hun
zelfconcept dat gebaseerd is op hun relaties met anderen en hun lidmaatschap van sociale
groepen.
Bask in reflected glory (BIRG): Directe of indirecte associatie zoeken met prestigieuze of
succesvolle groepen of individuen.
Cutting off reflected failure (CORFing): Zich distantiëren van een groep die slecht
presteert.
Ingroup-outgroup bias: De neiging om de ingroup, haar leden en haar resultaten positiever
te bekijken dan andere groepen, hun leden en hun resultaten. De voorkeur voor de ingroup
komt vaker voor dan de afwijzing van de outgroup.
Sociale creativiteit: Groepsleden vergelijken de ingroup met de outgroup op een nieuwe
dimensie.
Stereotype bedreiging: De angstveroorzakende overtuiging dat de percepties en evaluaties
van anderen beïnvloed zullen worden door hun negatieve stereotypen over iemands groep
die, in sommige gevallen, iemands vermogen om goed te presteren in de weg kunnen staan.
Individuele mobiliteit: Het verminderen van iemands band met een groep om de bedreiging
voor het individuele gevoel van eigenwaarde te minimaliseren.