Sekse Biopsychosociaal ontwikkelingsmodel = multicausaal (cumulatief)
• Meisjes
• Psychische problematiek (sensitiviteit) Psychische stoornissen (60-90%)
• Negatieve levenservaringen/trauma (blootstelling) • Externaliserende stoornissen (grotere kans o
• ADHD (3, 6, 8, meer afwijzing)
Neurobiologische factoren • ODD (8, negatieve ouder-kindrelatie
• Hersenen • Middelengebruik (grotere voorspelle
• kleinere prefrontale cortex: besluitvaardigheid (1, 4) (wederkerige causale relatie)
• kleinere amygdala: negatieve prikkels (2, 5) • Psychofarmacologisch mod
• Neuropsychologie • MC: 1, meer overm
• Executieve functies (5) • CM: Zoeken naar d
• Verbale intelligentie (6) • Economische noodzaak mo
• Neutrotransmitters • MC: geld nodig
• Lagere serotonineconcentratie (4) Kindfactoren • CM: extra geld voo
• Dopamine (4) • Systemische model (leefstijl
• GABA (4) • MC: Negatieve inte
• Glutamaat (4) • CM: hoort bij crim
• Hormonen Verklaringen vaak samen vo
• Combinatie tussen laag cortisolniveau en hoog testosteronniveau oorzaakmodel (biologisch e
• Cortisol (verhoogd tot 5 jaar (7), verlaagd 5-12 jaar (7) Gevoeliger in de adolescentie (
• Verhoogde testosteron (4, 5) • Comorbide stoornissen (externaliserend + in
• Psychofysiologie recidive)
• Low-arousal (minder cortisol, lage hartslag in rust) (minder vatbaar gedragstherapie) • Internaliserende stoornissen
• Verlaagde hartslag in rust: angstloosheid, geen plezier (sensation-seeking) (5) • Acting-out (gevolg van inter
• Genen (40-65%, wordt minder als iemand ouder is) • Failure model (door onaang
• MAOA-gen: eiwitten voor controle dopamine en serotonine (4) • Depressie (reflectie, weinig
• CGH13 (ADHD, drugs en alcoholmisbruik) • Angststoornis (beperkt aant
Licht verstandelijke beperking (10%) alleen internaliserende stoornis bij m
• Lage intelligentie factor voor recidive
• Grotere kans om gepakt te worden
• Minder goed sociaal wenselijk gedrag
• Beïnvloedbaar en beperkt inzicht oorzaak-gevolg 1. Morele
• Minder goed regels en voorwaarden naleven 2. Gebrekk
• Vaker blootstelling aan risicofactoren (cumulatief risicomodel) 3. Emotier
4. Agressie
kindermishandeling (vroeg kinderlijk trauma) (mishandeling, gezinsproblemen, 5. Antisoc
6. Schoolu
verwaarlozing, echtscheiding, getuige van partnergeweld, opgroeien in gezin met
7. Externa
middelenmisbruik, gezinslid in detentie, psychiatrisch, chronisch depressie of suïcidaal
8. Problem
gezinslid ) (bedreiging of geweld, in relatie van afhankelijkheid of onvrijwilligheid, actief op
passief opdringen) stress gevolgen (20% ontwikkelt PTSS):
• Fysiek: verstoorde neuro-ontwikkeling, epigenetische veranderingen, ziektes
• Psychologisch: cognitieve achterstand, emotie-regulatie
• Deactiverende hechtingsstijl (autonomie) antisociaal psychopathie
Monocausale theorieën (één oorzaak centra
Hyperactiverende hechtingsstijl (zoekt contact) borderline • Hechting (mentale processen onveilig he
• Gedrag: emotionele en gedragsmatige problemen (doubleren, spijbelen,
• Leertheorieën (intergenerationele overdr
middelenmisbruik, intergenerationele overdracht) • Cognitieve verklaringen (beeldvorming ov
• Laag SES
• Armoede Multicausale theorieën:
• Ouderfactoren (pedagogisch besef, agressie, psychische problemen, intergenerationele • Sociaal-ecologisch model: interactie tusse
overdracht) (balans; factoren dichtbij het kind wegen
• Lichamelijke beperking Moeilijk te onderzoeken door: • Transactioneel model: wederzijdse beïnvl
• Gedragsproblemen • Eenduidige definitie (tussen landen) • Transitioneel model: escalerende ouder-k
• Verstandelijke beperking • Meerdere factoren komen tegelijk voor risicofactoren dan beschermende factore
• Sociaal netwerk • Meten (onderrapportage, complexe
diagnostiek, subjectiviteit bij zelfrapportage)
Gezinsfactoren Cultuur
• Opvoeding • Ouderlijke controle meer zelfcontrole Verklaringen oververtegenwoordiging
• Agressie (modeling) • Autoritatieve opvoedstijl • Etnisch profileren, grotere pakka
• Kind zin geven bij negatief gedrag (coercion) • Warmte en steun • Risicofactoren
• Conflicten • Monitoring • Specifieke risicofactoren
• Verwaarlozing • Openheid • Generieke risicofactoren
• Vijandigheid • Positief en toegeeflijk blootstelling)
• Afwijzing • Combinatie van de boven
• Psychologische controle • Sensitiviteit (verschillen i
• Gehechtheid • Sterke etnische identiteit (voor M
• Onveilige hechting (via drie wegen: 1, 2+3, zwakke band met ouders) • Relatief laag opleidingsniveau
• Sociaal-economische status • Ontbreken van sociale controle
• Hoge SES geen samenhang met opvoeding