Communicatie samenvatting
Hoofdstuk 1
Grote ontwikkelingen onderscheiden:
- Digitalisering en online: drempel met dingen communiceren naar de buitenwereld ligt lager,
iedereen is nu producent.
- Data driven en real time: al jouw onlineactiviteiten worden opgeslagen in data, waar
bedrijven weer op inspelen.
- Emotie en sociale omgeving: communicatie is nu meer gefocust op emotie en beïnvloeding in
plaats van op ratio.
- Van tekst naar beeld: beeld is nu dominant, vroeger was dit tekst.
- Transparantie en open communiceren: organisaties moeten zeggen wat ze doen en doen wat
ze zeggen, anders tast de geloofwaardigheid en het vertrouwen van de organisatie aan.
- Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen: een bedrijf moet kunnen
aantonen dat zij duurzaam en verantwoord is.
- Accountability en meetbaar maken: als communicatieprofessional neem je
verantwoordelijkheid en leg je verantwoording af aan de organisatie.
- Leven in netwerken: een verzameling van verbonden personen of groepen.
Verschillende soorten communicatie:
- Marketingcommunicatie: klanten, pers, concurrentie, geld
- Interne communicatie: medewerkers, motivatie
- Corporate communicatie: relaties, vertrouwen, reputatie, stakeholders
Verschillende soorten publieksgroepen:
- Algemeen: omwonenden, maatschappelijke- en onderwijsinstellingen
- Politiek: overheden, partijen, actiegroepen, vakbonden, werknemersorganisaties
- Financieel: klanten, banken, concurrenten, aandeelhouders, leveranciers, sponsoren
Stakeholder= je hebt een relatie met een bedrijf, bijvoorbeeld als influencer. Een bedrijf kiest zelf
geen stakeholders, wel kiest een bedrijf de doelgroep.
Hoofdtaken communicatieadviseur: reputatie, regie, realisatie
Kerntaken: analyseren, adviseren, integreren, creëren, begeleiden, organiseren
Hoofdstuk 2
Vier aspecten van een boodschap:
- Zakelijk: feiten, informatie
- Expressief: gevoel, emotie
- Relationeel: verhouding tussen de zender en ontvanger
- Appellerend: de ontvanger wordt aangeroepen om iets te doen
Encoderen= het omzetten van gedachtes in woorden en beelden.
Decoderen= het omvormen van de gedachtes door de ontvanger. Mensen geven hun eigen draai aan
een boodschap. (Kernprobleem communicatie)
Feedback= de zender krijgt een reactie van de ontvanger.
Terugkoppeling= de zender reageert op feedback.
Ruis= factoren die het communicatieproces verstoren.
- Intern: een jongen die slist en daardoor niet verstaan kan worden
- Extern: harde muziek op een festival waardoor je elkaar moeilijk kan verstaan
, Redundantie= overtollige informatie
Referentiekader en context= het referentiekader is het geheeld van gewoontes, regels, ervaringen
waarop de ontvanger zijn denken en handelen baseert. Je moet je inleven in iemand referentiekader
om diegene te begrijpen.
Metacommunicatie= communicatie over communicatie, spreken met taal over taal.
In het ZBMO-model heeft de ontvanger een vrij passieve rol. In de praktijk klopt dit echter niet. Er ligt
nu meer macht bij de ontvangers die zelf bepalen waar ze naar kijken, in vergelijking tot vroeger.
Verbale communicatie= gesproken en geschreven taal
Non-verbale communicatie= niet-talige vormen van communicatie, zoals gebaren en
lichaamshouding.
Communicatietheorieën:
- Stimulus-response: ontvangers accepteren en nemen klakkeloos alles over wat de zender
hen voorschotelt.
- Two step flow: veel vormen van communicatie bereiken opinieleiders en beïnvloeden op hun
beurt de rest van de doelgroep.
- Uses and gratifications: legt nadruk op de rol van de ontvanger. Je bepaalt zelf wanneer,
waar en welke media gebruikt.
- Agenda setting: de media laat een onderwerp vallen waar we over gaan nadenken, maar het
bepaalt niet wat voor mening wij erover vormen.
- Netwerkmodellen: onze maatschappij is een groot netwerk waarin iedereen communiceert
en elkaar beïnvloed.
Selectieve perceptie: je ziet wat je wilt zien en waar je op gefocust bent.
Framing: je kiest ervoor om zaken op een bepaalde uit te lichten. Je kan bijvoorbeeld alleen de
werkloze mensen laten zien of alleen de hardwerkende burger, waardoor er dan een bepaald beeld
van komt.
Voorlichting: het bewust hulp geven bij menings- en besluitvorming door middel van communicatie.
Public relations: bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroep met
als doel het versterken van de reputatie.
Reclame= overtuigende informatie om een sterk merk op te bouwen en de koop te bevorderen.
Propaganda= gericht om anderen te overtuigen van bepaalde ideeën en ze te beïnvloeden naar hun
ideaal.
Hoofdstuk 5
Positionering= het proces waarbij een merk een voorkeurspositie binnen de gedachten van zijn
doelgroep krijgt.
Verschillende soorten strategieën:
- Organisatie: Heineken groeit wereldwijd door de overname van andere biermerken.
- Marketing: Heineken focust op enkele topmerken en probeert een positie te krijgen in
speciaal bier.
- Communicatie: Heineken communiceert weinig over het bier als product maar meer als
lifestyle.
Verschillende soorten doelstellingen:
- Kennis: de doelgroep moet iets te weten
komen.