100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Arresten europees uitgebreid €4,89
In winkelwagen

Arresten

Arresten europees uitgebreid

 1 keer verkocht

Alle arresten europees

Voorbeeld 4 van de 85  pagina's

  • 22 januari 2022
  • 85
  • 2021/2022
  • Arresten
Alle documenten voor dit vak (42)
avatar-seller
noahofstee1
Artikel 110 VWEU
1. Humblot (HvJ EG, 09-05-1985, C-112/84

Onderwerp
Europees recht. Discriminatie op grond van ingevoerde en nationale motorrijtuigen. Moet artikel 95
EEG-Verdrag zo worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de heffing van een specifieke
belasting?

Relevante wetsartikelen en beginselen
Art. 95 EEG-Verdrag, nondiscriminatiebeginsel.

Casus
In Frankrijk zijn er twee verschillende motorrijtuigenbelastingen. De eerste wordt geheven op
motorrijtuigen met een fiscaal vermogen van 16 pk of minder. De tweede wordt geheven op
motorrijtuigen met een fiscaal vermogen van meer dan 16 pk. De eerste belasting heeft een
progressief tarief dat gelijkmatig stijgt naar mate van het vermogen van het motorrijtuig. De tweede
belasting heeft een vast tarief, maar dit ligt aanzienlijk hoger dan dat van de eerste belasting. In 1981
kocht belanghebbende (de heer Humblot) een motorrijtuig met een fiscaal vermogen van 36 pk.
Hierover moest hij 5000 Franse francs belasting betalen. Na betaling vorderde Humblot het verschil
tussen dit bedrag en het hoogste bedrag van de eerste progressieve belasting terug, te weten 1100
francs. De vraag was of artikel 95 EEG-Verdrag aan een dergelijke heffing in de wet stond.

Overwegingen HvJ EG
In Frankrijk werden motorrijtuigen van meer dan 16 pk niet geproduceerd. In feite betekende dit dat er
onderscheid werd gemaakt tussen nationale en ingevoerde motorrijtuigen. Volgens de Franse Staat
mocht deze belasting wel worden geheven omdat het alleen gaat om luxe motorrijtuigen. Echter,
volgens de rechtspraak van het Hof zijn alle motorrijtuigen gelijk, ongeacht hun fiscale vermogen. Dit
onderscheid mag alleen worden gemaakt indien er objectieve criteria zijn. Het Franse criterium van
fiscaal vermogen is geen economisch motief voor de heffing van de belasting. Onder die
omstandigheden zou de bijzondere (hoogste) belasting in strijd zijn met art. 95 EEG-Verdrag. Wel zijn
lidstaten volgens het Hof vrij om motorrijtuigen te onderwerpen aan een progressieve
verkeersbelasting. Echter, in casu is sprake van differentiatie omdat alle ingevoerde motorrijtuigen
altijd met de hoge belasting te maken krijgen en alle nationale voertuigen met de lage belasting. De
belasting beperkt de mededinging en is in strijd met het beginsel van neutraliteit van binnenlandse
belastingen.

Uitspraak
De heffing van een dergelijke belasting is in strijd met art. 95 EEG-Verdrag.

2. Outokumpu Oy (HvJ 02-04-1998, Zaak C-213/96)

Relevante artikelen
Artt. 9, 12 en 95 EG-Verdrag.

Casus
Een Finse elektriciteitsmaatschappij, die vanuit Zweden elektriciteit in Finland invoert, ontvangt van
het regionale douanekantoor te Helsinki een belastingaanslag ter zake van deze ingevoerde
elektriciteit. De op een Finse wet gebaseerde aanslag bestaat uit een basisbelasting van 1,3 p/k Wh
en een aanvullende belasting van 0,9 p/k Wh voor ingevoerde elektrische energie.
De onderneming dient bij de bevoegde rechter een verzoek tot nietigverklaring van de aanslag in,
stellende dat deze in strijd is met de artikelen 9 en 12 EG-Verdrag (verbod op heffing van gelijke
werking als een douanerecht). Daarnaast was zij van mening (subsidiair) dat de betreffende accijns in

,strijd was art. 95 EG-Verdrag (discriminatieverbod ter zake van belanstingheffing) en vordert zij
verlaging van de aanslag tot het laagste (Finse) accijnstarief. Dit tarief, te weten 0 p/k Wh, geldt voor
elektriciteit die van heffing is vrijgesteld of die niet onder de in casu toegepaste Finse wet valt.

De bevoegde rechter heeft, bij zijn beoordeling van de hem voorgelegde vordering, behoefte aan
uitlegging van de aangehaalde verdragsbepalingen en wendt zich tot het Hof van Justitie met de
navolgende prejudiciële vragen.

Rechtsvraag
In Finland wordt elektriciteitsaccijns geheven op basis van het hiertoe gevolgde produktieproces. De
accijns op van elders ingevoerde elektriciteit is de enige uitzondering hierop. Zij wordt onafhankelijk
van het produktieproces geheven, dus op andere basis dan de heffing op binnenlandse elektriciteit.
1. Levert een op dergelijke wijze geheven belasting een heffing van gelijke werking als een
invoerrecht op, en derhalve strijd met de artikelen 9 en 12 EG-Verdrag?

2. Zo de eerste vraag ontkennend beantwoord dient te worden, is bedoelde heffing dan aan te
merken als een belasting in strijd met artikel 95 EG-Verdrag (discriminatieverbod op uit andere
Lid-Staten ingevoerde goederen)?

Overwegingen HvJ
Het Hof overweegt allereerst dat de verdragsbepalingen ter zake van heffingen van gelijke werking en
die ter zake discriminerende binnenlandse belastingen niet gezamenlijk toegepast mogen worden
(vaste rechtspraak, bv. Haahr Petroleum). In dit verband herinnert het Hof aan haar in het hiervoor
aangehaalde arrest dat elke heffing op ingevoerde goederen, dat geen zuiver douanerecht is, in strijd
is met de verdragsbepalingen inzake heffing van gelijke werking. Dit geldt niet voor heffingen die
behoren tot een algemeen stelsel van binnenlandse belastingen (op grondslag van objectieve criteria,
die op hun beurt discriminerend zijn in de zin van artikel 95 EG-Verdrag.
Het Hof beshouwt de in het geding zijnde heffing op ingevoerde elektriciteit niet als een heffing van
gelijke werking als een douanerecht, maar als een binnenlandse belasting in de zin van artikel 95
EG-Verdrag. Het wijst er op dat volgens de Finse wet belasting op alle soorten van energie wordt
geheven, ongeacht de oorsprong hiervan en volgens een éénvormig binnenlands belastingstelsel.
Bovendien worden zowel de binnenlandse als de ingevoerde elektriciteit op hetzelfde moment belast,
namelijk wanneer deze het nationale distributienet bereikt.

Vervolgens merkt het Hof op dat, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht, het de Lid-Staten
is toegestaan om een gedifferentieerd belastingstelsel te hanteren. Deze verscheidenheid dient dan
wel in overeenstemming te zijn met de doelstellingen van het EG-Verdrag en het daarvan afgeleide
recht, terwijl deze verscheidenheid niet mag discrimineren ten aanzien van uit andere Lid-Staten
ingevoerde goederen.

Tot bedoelde doelstellingen behoort de bescherming van het milieu, hetgeen ook door de Finse
regering is opgeworpen als rechtvaardiging van de onderhavige verscheidenheid in belastingheffing.
Het Hof heeft in het arrest Commissie/Denemarken al gewezen op milieubescherming als wezenlijke
doelstelling van de Gemeenschap, hetgeen zich ook uitstrekt tot de productiemethoden van
elektrische energie.

In zijn arrest Commissie/Luxemburg had het reeds overwogen dat in een dergelijke context de
belasting op ingevoerde elektriciteit vergeleken dient te worden met het laagste tarief op binnenlandse
elektriciteit. Aangezien in casu de accijns op invoer lager was dan het hoogste tarief op binnenlandse
elektriciteit, maar hoger dan het laatste tarief terzake is de litigieuze heffing in strijd met de
non-discriminatieregel van art. 95 EG-Verdrag.

In dit verband heeft de Finse regering betoogd dat voor een dergelijk éénvormig tarief is gekozen
omdat de betreffende kenmerken van de inkomende elektriciteit (zoals de gebruikte grondstoffen en

,het doorlopen produktieproces) niet meer kenbaar zijn wanneer deze het binnenlandse distributienet
bereikt. Het Hof acht dit verweer geen rechtvaardiging voor discriminerende belastingheffing.
Bovendien is gebleken dat de Finse maatregel niet eens de mogelijkheid voor de importeur inhoudt
om bedoelde kenmerken aan te tonen.

Tenslotte overweegt het Hof dat, alhoewel artikel 95 EG-Verdrag een Lid-Staat niet expliciet verplicht
tot afschaffing van een discriminerende belastingheffing, bedoelde afschaffing wel noodzakelijk wordt
indien dat de enige manier is om de gewraakte discriminatie op te heffen (arrest Commissie/Italië).

3. Commissie tegen Verenigd Koninkrijk (wijn/bier) (HvJ 27-02-1980, Zaak 170/78)

Relevant artikel
Artikel 95 EEG-verdrag.

Casus
In het Verenigd Koninkrijk wordt op licht mousserende, uit verse druiven bereide wijn, een
verhoudingsgewijs hogere belasting geheven dan op bier. De commissie stelt een beroep in tegen het
Verenigd Koninkrijk omdat zij vindt dat op deze manier er oneerlijke concurrentie is, nu het in het
Verenigd Koninkrijk gebrouwen bier minder belast wordt. Dat zou betekenen dat door de hoge fiscale
last op wijn, wijn geen alternatief kan zijn voor het in het Verenigd Koninkrijk gebrouwen bier. Zij is van
mening dat het Verenigd Koninkrijk hiermee de verplichtingen van artikel 95, tweede alinea
EEG-verdrag niet nakomt.

Uitspraak
Partijen hebben beide onderzoek gedaan en informatie verstrekt aan het Hof. Op basis van deze
informatie is het Hof tot de overtuiging gekomen dat wijnen die wegens hun prijs het meest met de
nationale bierproductie concurreren, aanzienlijk zwaarder worden belast. De fiscale last wordt hoger
naarmate de wijnen goedkoper worden en dus meer concurreren met de in het Verenigd Koninkrijk
gebrouwen bieren.
Het Hof heeft onderzoek verricht en daaruit is naar voren gekomen dat welk vergelijkingscriteria er
ook wordt gehanteerd, het belastingstelsel van het Verenigd Koninkrijk heeft tot gevolg dat door op
wijn een lagere belasting te heffen er een extra fiscale druk komt op de geïmporteerde wijn, waardoor
de nationale bierproductie wordt beschermd. Dit leidt ertoe dat wijn een ‘luxe stempel’ opgedrukt krijgt
en voor de consument nauwelijks een alternatief kan zijn voor de typisch binnenlands geproduceerde
drank, bier.

Hieruit volgt dat het Verenigd Koninkrijk door een hogere belasting op wijn te heffen, de op hem
rustende verplichting van art. 95 tweede alinea EEG verdrag niet is nagekomen.

Rechtsregel
Door hogere belastingen te heffen en een hogere fiscale druk te leggen op geïmporteerde producten,
waardoor de binnenlandse producten minder concurrentie genieten, geeft mee dat de op een staat
rustende verplichtingen uit artikel 95, tweede alinea EEG-verdrag niet zijn nagekomen.

Art. 34 VWEU
1. Dassonvile

Casus
Een tweetal handelaren heeft langs de reguliere weg een partij Scotch Whisky gekocht in Frankrijk.
Deze hebben zij in België geïmporteerd, zonder in bezit te zijn van een certificaat van echtheid. Nu dit
certificaat voor buitenlandse importeurs is vereist, worden zij door de Belgische overheid vervolgd.

, Deze procedure geeft aanleiding tot het stellen van een prejudiciële vraag over de reikwijdte van art.
34 VWEU.


Rechtsvraag
Is een nationale maatregel die de invoer van een bepaald product verbindt aan het hebben van een
certificaat van echtheid, als een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de
zin van art. 34 VWEU te beschouwen?


HvJ
In de visie van het Hof moet onder een maatregel van gelijke werking uit art. 34 VWEU worden
verstaan: een maatregel die de intracommunautaire handel (dus de handel binnen de Europese Unie)
rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren. Dit betekent dus dat een daadwerkelijke
belemmering niet noodzakelijk is.

Hierbij merkt het Hof op dat de maatregelen in elk geval geen middel tot willekeurige discriminatie
mogen zijn en dat zij ook niet tot een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten mag leiden.

In dit geval ging het ook daadwerkelijk om een maatregel van gelijke werking, nu het certificaat door
de buitenlandse importeurs minder makkelijk te krijgen was. Ook was de Whisky al in een ander land
rechtmatig vervaardigd.


Leerstuk
Het Hof geeft in dit arrest aan wat er onder een maatregel van gelijke werking moet worden verstaan.
Het moet namelijk gaan om een overheidsmaatregel die direct of indirect, daadwerkelijk of potentieel
het intracommunautaire handelsverkeer kan belemmeren. Het is volgens dit criterium voldoende dat
het kan belemmeren, men hoeft niet te bewijzen dat er daadwerkelijk van belemmering sprake is.

5. Cassis de Dijon

Essentie
Het importverbod van Duitsland is een maatregel van gelijke werking en is daarom in strijd met artikel
30 EEG-Verdrag (het huidige artikel 34 VWEU). Onder de lidstaten van de Europese Unie is het
namelijk verboden om maatregelen van gelijke werking te hebben, deze vormen namelijk een
handelsbelemmering. Slechts in de bijzondere omstandigheden die door het Hof zijn aangegeven
(doeltreffendheid van de fiscale controles, volksgezondheid of de bescherming van consumenten)
mag een lidstaat afwijken van artikel 30 EEG-Verdrag.

Rechtsregel
Het gaat dus om de vraag of het importverbod van Duitsland om de likeur, Cassis de Dijon, uit
Frankrijk in te voeren een maatregel van gelijke werking is en dus in strijd is met artikel 30
EEG-Verdrag (het huidige artikel 34 VWEU). Het Hof beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt
daarbij het volgende. In bepaalde gevallen is het toegestaan dat een lidstaat regels vaststelt die het
vrije handelsverkeer binnen de Europese Unie belemmeren. Van zo een situatie kan sprake zijn
wanneer de regel verband houdt met de doeltreffendheid van de fiscale controles, strekt tot
bescherming van de volksgezondheid, of tot bescherming van de consument. Het Hof achtte in casu
geen van deze omstandigheden aanwezig, wat er op neer komt dat het importverbod van Duitsland in
strijd is met artikel 30 EEG-Verdrag.

Inhoud arrest
De coöperatieve vereniging Rewe-Zentral AG, gevestigd in Keulen, houdt zich voornamelijk bezig met
de invoer van producten uit andere lidstaten van de EU. Rewe wilde zich richten op de invoer van

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noahofstee1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 65040 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€4,89  1x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd