Taalbeschouwing – Kennis toets 2
Hoofdstuk 6
Maatschappelijke belangen schrijven:
- Verschil tussen spreken en schrijven, behulp nieuwe media, functies en taalkundige
aspecten van schrijven.
Schrijven op school:
- Kijken naar schrijfproces en benadrukken belang van schrijfstrategieën.
Functionele geletterdheid = Schriftelijke communicatie van groot belang om. Te functioneren
in de samenleving.
Stichting lezen en schrijven: Vat grote belang van schrijven samen met slogan: Lezen en
schrijven leidt tot een beter toekomstperspectief.
Overeenkomsten schrijven en spreken:
Gebruik communicatieve situatie
Spraken van een zender en ontvanger.
Gebruik van woorden, waar zinnen mee gemaakt worden.
Belangrijke verschillen schrijven en spreken:
Spreken = Meestal spraken directe communicatieve situatie, luisteraar kan
onmiddellijk reactie geven. Bij schrijven, schrijver meestal niet in de buurt van
ontvanger.
Schrijver kan na denken, wat hij/zij wil zeggen.
Mondeling taalgebruik meestal slordiger en minder gevarieerd, zinnen sluiten niet
altijd even goed aan. Lichaamstaal en intonatie compenseren. Schrijver kan lang
nadenken over het formuleren van boodschap, geen compensatiemogelijkheden.
Sociale media, communicatief schrijven:
Zinnen erg kort en onvolledig.
Teksten vaak kort en grammaticaliteit ondergeschikt. Lezer snel begrijpt wat iemand
wil uitdrukken.
Functies van schriftelijk taalgebruik:
Communicatieve functies: Schriftelijke taal, als middel om te kunnen communiceren.
Conceptualiserende functies: Schrijven gedachten over concepten te vatten in taal.
Expressieve functies: Schrijver kan iets persoonlijks uitdrukken (gevoelens, emoties
en overtuigingen).
Communicatiemodel:
, Zakelijke aspect: Altijd bepaalde inhoud.
Expressieve aspect: Boodschap vertelt iets over persoonlijkheid zender.
Relationele aspect: Boodschap geeft aan hoe de zender het ziet.
Appellerende aspect: Boodschap doet zender een appel op de ontvanger, invloed uit
oefenen.
Bedoelingen schrijver:
- Informatief schrijfdoel = Informatie verstrekken of instrueren.
- Persuasief schrijfdoel = Proberen te overtuigen van mening.
- Directief schrijfdoel = Overhalen iets te doen.
- Diverterend schrijfdoel = Genieten taal, mooie inzichten of creatieve gedachten.
Soms zender geen schrijfdoel:
- Conceptualiserend schrijf doel = Structuur aanbrengen in zijn gedachte of
werkelijkheid.
- Reflectief schrijfdoel = Nadenken dingen die belangrijk zijn voor hem/haar.
Elke geschreven tekst bevat een aantal tekstkenmerken:
Fonologische component: In je gedachtes formuleert wat je wilt opschrijven. Je
spreekt woorden in je gedachten uit.
Lexicale en semantische component: Tot uitdrukking in feit, schrijver voortdurend
bezig is gedachten in woorden uit te drukken. Toereikend zijn, juiste woorden. Te
vinden. Schrijver zich vergissen deze betekenis, ook zo overkomt bij lezer.
Syntactische component: Woorden tot goedlopende zinnen combineren.
Orthografische component: Concreet toepassen van spellingsysteem. Opletten op
formuleerfase, ook op reviseren van teksten, letten juiste spelling. Kennis van
verbuigen, vervoegen, afleiden en samenstellen.
Tekstuele component: Juiste opbouw tekst en juiste verbanden voor cognitieve
relaties uit te drukken. Hiervoor: vervoegwoorden, verwijswoorden en
signaalwoorden gebruiken = Zorgt voor chronologisch tekstverband.
Pragmatische component: Verwijst communicatieve effectiviteit zoals:
nieuwswaarde, structuur, duidelijkheid en aantrekkelijkheid tekst.
Benamingen schrijven:
Motorische vaardigheid: Netjes te kunnen schrijven (handschriftontwikkeling).
Vaardigheid om te stellen: Op papier zetten van gedachtes, gevoelens en
bedoelingen.
Vaardigheid om foutloos te spellen.