Organisatiewetenschappen Samenvatting HC, boek en aantekeningen
Mintzberg
Organisatie bestaat uit een combinatie van verschillende elementen. Deze elementen
kunnen gebruikt worden om grip te krijgen op het organisatie fenomeen.
• Structuur (social)
o Formeel: regels, procedures en hiërarchie
o Informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking
• Type mensen (attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap)
• Doel, is het doel van de organisatie hetzelfde doel als het doel van de mensen. Zo
niet dan ontstaat er een conflict.
• Technologie: Instrumenten, machines en apparatuur
• Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners
Belangrijk om te stellen is dan een organisatie geen statisch begrip is/heeft. Het is iets wat in
ons hoofd zit.
Organisatie is ook te onderscheiden in processen, waarin mensen samenwerken om iets
voor elkaar te krijgen.
• Primaire proces, is het belangrijkste onderdeel van de organisatie. Hier wordt het
product gemaakt of de dienst geleverd.
• Ondersteunende processen, zoals HR, financiën etc.
• Besturende processen
Organisatie: Verzameling van mensen die zich verenigen in een formeel
samenwerkingsverband teneinde doelstellingen van individuen en groepen te realiseren.
Organisatiewetenschap: De verzameling van inzichten, methoden, theorieën en richtlijnen
die met betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.
Werkelijkheden kunnen geplaats worden in perspectieven
• Systeemperspectief (rational system perspective) / Objectief: regels,
onveranderbaar.
o Het systeem (regels, functies, normen, waarden) heeft objectieve
consequenties voor de leden. Mensen hebben een beperkte
handelingsvrijheid.
• Actorperspectief (natural systen persective) / Subjectief: individuele meningen en
emoties.
o Mensen zijn in principe handelingsvrij en door hun handelingen en interacties
ontstaan structuren en krijgen deze zin.
• Interactieperspectief / Intersubjectief
o Door interacties worden structuren geconstrueerd en gereconstrueerd. Zeker
voor individuen kunnen deze structuren handelingsvrijheid beperken.
o Werkelijkheid die we samen creëren. Zowel objectief en subjectief à
ongeschreven regels onder elkaar, dingen zijn multi-interpretabel.
Indien onderzoek in organisaties à eerst subjectief, onderzoek wat de variabelen zijn.
1
,Structuur en structuren volgens Mintzberg
• Coördinatiemechanismen
o Onderlinge aanpassing. Het werk wordt gecoördineerd via het simpele proces
van informele communicatie.
o Standaardisatie
§ Van werkprocessen: stappenplan van werkprocessen.
§ Van output: niet alle stappen staan vast, het eindresultaat ligt vast.
§ Van kennis en vaardigheden: als het soort training dat vereist is voor
de uitvoering van het werk gespecificeerd is.
• Expliciete kennis: kennis die je kan vastleggen.
• Implicite kennis: kennis zit in je, ervaring.
De zorg bestaat uit professionals met impliciete kennis,
daarom is het niet mogelijk om de zorg te standaardiseren.
§ Van normen: opvattingen (bv. Milieuorganisatie, of Drenthe: we zien
wel even = nee). Moet je begrijpen om goed te kunnen werken.
o Direct toezicht: de coördinatie komt tot stand doordat één persoon de
verantwoordelijkheid voor het werk van anderen op zich neemt, hen
instructies geeft en de uitvoering van de werkzaamheden bewaakt.
• Ontwerp van individuele posities
o Horizontale taakspecialisatie/verruiming: tussen mensen, tussen afdelingen
en tussen organisaties. à Dezelfde soort taken.
Voordeel: vaak doen, dus sneller, dus meer.
o Verticale taakspecialisatie/verruiming: tussen mensen, tussen afdelingen en
tussen organisaties. à toezicht, meer zeggenschap over werk.
Voordeel: meer verantwoordelijkheid.
o Bureaucratisch versus organisch
§ Bureaucratisch: Veel gereguleerd. Organisaties die primair door
gedragsformalisatie taken coördineren.
§ Organisch: Weinig gereguleerd. Een structuur waarin standaardisatie
in de organisatie ontbreekt.
Groepering is een basismethode in het werk in een organisatie te coördineren.
• Groepering van eenheden I
o Strategische top: Lange termijn
Dient erop toe te zien dat de organisatie haar missie effectief uitvoert en dat
tevens voldaan wordt aan de behoeften van degenen die controleren of op
andere wijze macht over de organisatie hebben.
o Middenkader: Strategisch beleid vertalen naar de uitvoerende kern.
De strategische top wordt verbonden met de uitvoerende kern via de keten
van middenkadermanagers met officiële bevoegdheden en gezag.
o Techno structuur: Bezig met de standaardisatie van processen.
o Ondersteunende diensten: Ondersteunend, niet directe bijdrage aan het
primaire proces.
o Uitvoerende kern: primaire dienstverlening
Een organogram is een manier om de indeling van een organisatie zichtbaar te maken.
2
, • Groepering van eenheden II
o Markt / omgevingsgerichte logica
Indeling n.a.v. omgeving, output, geografisch, klant.
o Functiegericht: kennis, vaardigheden, werkprocessen. Mensen met dezelfde
kennis samen groeperen. Richt voornamelijk op de schaalvoordelen en de
samenhang tussen processen.
• Verbindingsmiddelen (ook een soort coördinatiemechanismen)
Organisaties hebben een serie middelen ontwikkeld om contacten tussen individuen te
stimuleren. Dit zijn middelen die in de formele structuur opgenomen kunnen worden.
o Liaisonposities: mensen die meerdere werkzaamheden hebben, wel taak geen
zeggenschap. Geen formele titel (bv. ACPer)
o Taakgroepen en vaste commissies.
§ Taakgroep is voor het uitvoeren van een speciale taak, die na afloop
weer ontbonden wordt.
§ Commissie, interdepartementale groep van permanentere aard.
o Integratiemanager: geen zeggenschap over personeel, wel over thema. (bv.
Kwaliteitsmanager) In feite een liaisonpositie met formeel gezag.
o Matrixstructuur: marktgericht en functiegericht samen.
§ Permanente vorm: samenhang en afhankelijkheidsrelaties min of
meer stabiel blijven en dientengevolgen ook de eenheden en de
mensen die werken
§ Wisselende vorm: afgestemd op projectwerk, de markteenheden en
de mensen wisselen regelmatig.
Hoe meer er gebruikgemaakt wordt van verbindingsmiddelen, hoe kleiner de eenheden in
de organisatie gemiddeld zullen zijn.
Verbindingsmiddelen worden in het algemeen door gebruikt waar de werkzaamheden:
1. Horizontaal gespecialiseerd;
2. Complex;
3. En sterk onderling afhankelijk zijn.
Sturing
Twee manieren om te sturen.
1. Actieplanning: coördinatie, neigt naar gedrag formalisatie
2. Controle over resultaten: eindresultaat afspreken, meten en motiveren.
Beslissingsbevoegdheid
Centralisatie vs. Decentralisatie
• Centralisatie
o Uniform
o Overzicht
o Snel verandering
• Decentralisatie
o Klant/cliënt gericht
o Meer inzicht in betrokkenheid van werknemers
3