Goederenrecht
Week 1A Verhaal en voorrang algemeen
Arrest Zalco III: in casu ging het om aluminiumsmelterij waar Glencore leverde aan Zalco die
in aluminium veranderde. Er kwam een faillissement, er rustte een pandrecht op het
aluminium en gedurende het faillissement werd er nieuw aluminium geproduceerd, waar
geen pandrecht op rustte en de vraag was: wie kan welke rechten op dat aluminiummengsel
en de ovens doen gelden. De HR: dubbele analogie; dat het pandrecht op het
oorspronkelijke aluminium dat vermengd raakt in de ovens, dat komt te rusten op het
aandeel dat overeenstemt met het oorspronkelijke aandeel – niet verplicht, wel als bekend
verondersteld.
Verhaal en voorrang
- Verhaal:
o Verhaal op gehele vermogen (art. 3:276 BW)
o Paritas creditorum (art. 3:277 BW)
- Voorrang (art. 3:278 BW e.v.):
o Voorrecht
o Pand en hypotheek
o Andere gronden
De schuldenaar ‘staat in’ met zijn gehele vermogen ex art. 3:276 BW: ‘tenzij de wet of een
ovk anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn
schuldenaar verhalen. Bijv. A heeft €1000 geleend aan B en B betaalt niet. A kan dan
verhalen op het hele vermogen oftewel alle goederen van B.
Het nemen van verhaal
- Executoriale titel vereist (art. 430 Rv)
- Executoriaal beslag (bijv. art. 439 Rv)
- Openbare verkoop (bijv. art. 463 Rv)
- Verdeling opbrengst (bijv. art. 480 Rv)
Paritas creditorum
Art. 3:277 lid 1 BW houdt in de gelijkheid van schuldeisers. De netto-opbrengst wordt dan
verdeeld naar evenredigheid van ieders vordering. Hierop bestaan echter uitzonderingen.
Als sprake is van een natuurlijke verbintenis (vordering die is verjaard of morele verplichting),
dan is deze niet afdwingbaar en er kan dus geen beslag worden gelegd of worden verhaald.
Casus
X heeft 2 schuldeisers. A heeft €20.000 te vorderen van X en B heeft €10.000 te vorderen. X
betaalt A noch B, maar heeft wel een auto. A en B leggen executoriaal beslag op de auto en
de auto brengt €15.000 op (als netto-opbrengst). De vraag is: hoe wordt de opbrengst
verdeeld. De paritas creditorum is gerelateerd aan de hoogte van de vordering. A heeft 2x
zoveel te vorderen als B, dus A ontvangt (20.000 : 30.000 x 15.000 =) 10.000 en B ontvangt
(10.000 : 30.000 x 15.000 =) 5.000.
De normatieve kracht van de paritas creditorum
Hierbij is het arrest Unitco/H van toepassing. In casu had Unitco iets te vorderen van H en H
is ook nog geld verschuldigd aan X, Y en Z. H heeft een moedermaatschappij Holding en die
besluit X, Y en Z te betalen en betaalt uitdrukkelijk niet aan Unitco. Unitco probeerde het
faillissement van H aan te vragen (maar hiervoor is pluraliteit voor vereist). De vraag was of
dit was toegestaan of niet. De HR: Holding betaalt schuldeisers, niet met het geld van H,
maar met eigen geld. Holding was niet verplicht om X, Y en Z te betalen, maar gaf als het
,ware een cadeau aan hen. De schuldeisers werden niet gelijk behandeld, maar dit gaf
volgens de HR geen problemen met de paritas creditorum. Die paritas creditorum geldt
namelijk ten opzichte van de schuldenaar, H en Holding betaalde niet met het geld van H.
De paritas creditorum heeft soms wel normatieve kracht. Hierbij is het arrest NJ 2014/325
van toepassing. In casu was K bestuurder van Beheer en die heeft een dochteronderneming
Bouwbedrijf. Beheer had een vordering op Bouwbedrijf, maar ook X, Y en Z hadden een
vordering op Bouwbedrijf. Bouwbedrijf stond op het randje van de afgrond. K zorgt ervoor dat
Bouwbedrijf Beheer betaalt en dit komt dus wel uit het vermogen van Bouwbedrijf. X, Y en Z
krijgen niks betaald, want Bouwbedrijf gaat failliet. Er wordt een curator aangesteld en die
stelt K persoonlijk aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. Er werd geen verhaal
genomen (want X, Y en Z hadden geen beslag gelegd), dus er was geen sprake van een
verdeling van de opbrengst. Hier werd uiteindelijk K persoonlijk aansprakelijk gehouden en
dan blijkt dat die paritas creditorum toch normatieve kracht heeft.
Faillissement
Toestand van te hebben opgehouden met betalen ex art. 1 Fw. Het hele vermogen van de
schuldenaar wordt uitgewonnen ex art. 20 Fw. De schuldenaar verliest het beheer en
beschikking over zijn vermogen ex art. 23 en 24 Fw. Daarbij vervallen individuele beslagen
ex art. 33 Fw. De opbrengt die de curator realiseert, wordt verdeeld volgens de hoofdregel
naar evenredigheid onder alle schuldeisers.
Voorrang
Art. 3:278 lid 1 BW: voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en andere in de
wet aangegeven gronden. Dit is een gesloten stelsel van voorrangsrechten. Voorrang vloeit
uit:
- Andere in de wet aangegeven gronden (zoals retentierecht)
- Voorrecht
- Pand en hypotheek
Voorrecht
Art. 3:278 lid 2 BW: voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op bepaalde
goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen.
Voorrechten zijn geen goederenrechtelijke rechten, waarvoor goederenrechtelijke regels
gelden. Dus ze hebben ook geen zaaksgevolg. Er zijn, bij wijze van uitzondering,
bevoorrechte schuldeisers waar hun recht wel een soort van zaaksgevolg heeft. Bijvoorbeeld
dat rechten van derden, als ze later zijn verkregen, niet worden tegengeworpen. Een
voorbeeld hiervan is art. 3:287 BW.
Een complex voorrecht is art. 3:284 BW: kosten tot behoud. Als iemand die kosten maakt,
die vordering verkrijgt om te voorkomen dat zo’n zaak tenietgaat, dat voorrecht heeft
bijzondere trekjes, want de schuldeiser kan de vordering op het goed verhalen, zonder dat
hem rechten van derden kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze rechten na het maken
van de kosten tot behoud zijn verkregen. Dus de bevoorrechte schuldeiser gaat boven
hypotheek, tenzij rechten na het maken van de kosten tot behoud zijn verkregen. Dus
bijvoorbeeld: nadat de kosten zijn gemaakt (de boerderij is weer gemaakt) en de eigenaar
vindt iemand om een tweede hypotheek te vestigen, dan gaat de tweede hypotheekhouder
voor de kosten tot behoud. De eerste hypotheekhouder moet achteraan sluiten, want als de
schuldeiser niks had gedaan, dan was het pand ingestort, maar de tweede hypotheekhouder
heeft daar niks mee te maken (die profiteert niet).
Casus
X heeft twee schuldeisers. A heeft €20.000 te vorderen van X en B heeft €10.000 te
vorderen. X betaalt A noch B, maar heeft wel een auto. A en B leggen executoriaal beslag op
,de auto en de auto brengt €15.000 op (als netto-opbrengst). A heeft hierbij een concurrente
vordering en B heeft een voorrecht ex art. 3:285 BW in verband met reparatie auto. De vraag
is: hoe wordt de opbrengst verdeeld. B is dus onttrokken aan de paritas creditorum en heeft
voorrang. B ontvangt dus €10.000. A ontvangt het overige, dus €5.000.
De verkeersregels
- Pand en hypotheek gaan voor voorrecht (art. 3:279 BW)
- Bijzondere voorrechten gaan voor algemene voorrechten (art. 3:280 BW)
- Bijzondere voorrechten op hetzelfde goed staan gelijk in rang (art. 3:281 lid 1 BW)
- Algemene voorrechten nemen onderling rang naar gelang van plaatsing in de wet
(art. 3:281 lid 2 BW)
- Tenzij iets anders geldt.
Pand en hypotheek – art. 3:227 lid 1 BW
- Hoge voorrang
- Recht van parate executie: geen executoriale titel vereist (art. 3:248/268 BW)
- Pand- en hypotheekhouder oefenen in geval van faillissement hun recht uit ‘alsof er
geen faillissement was’ (art. 57 lid 1 Fw).
- Zaaksgevolg, prioriteit, etc. (zijn dus goederenrechtelijke rechten)
Voorrecht Pand/hypotheek
Voorrang (hoge) voorrang
Executoriale titel vereist Recht van parate executie
Indienen in faillissement Separatist
Geen zaaksgevolg zaaksgevolg
Week 1B Pandrecht, in het bijzonder op roerende zaken
Het pandrecht in een veranderende context
Hierbij zijn een reorganisatie van ondernemingen, een afkoelingsperiode en de WHOA van
belang. Het arrest Mondia/V&D (niet verplicht) is van belang bij een reorganisatie van
ondernemingen. In casu huurde V&D veel panden van verhuurders. Een van die verhuurders
was Mondia (en er waren nog een stuk of 30 andere huurders). V&D probeerde de
onderneming te reorganiseren. Een van die plannen daarbij was om minder te betalen aan
de verhuurders. Het overgrote deel van de verhuurders nam genoegen met een mindere
huurprijs. Mondia nam echter geen genoegen met minder. Mondia kon uiteindelijk niet de
volle huurprijs vragen aangezien de andere verhuurders wel genoegen namen met minder
en dus een offer maakten, maar Mondia niet. Dit arrest is van belang omdat Mondia een
concurrente schuldeiser was. Alle andere concurrente schuldeisers bleven buiten beeld.
Volgens de HR weegt de paritas creditorum niet zwaar genoeg om Mondia ongemoeid te
laten. Het grotere belang, dat V&D gered moest worden en andere verhuurders ermee
instemden om genoegen te nemen met minder huur, dit alles leidde ertoe dat de paritas
creditorum het onderspit moet delven. De paritas creditorum wordt dus al wat uitgehold, dit
keer door de HR.
Ook het pandrecht zelf wordt uitgehold. Een voorbeeld hiervan is de afkoelingsperiode. Dit is
geregeld in art. 63a Fw. Pand- en hypotheekrechten kunnen voor een bepaalde periode
worden afgekoeld en dan kan men zijn rechten niet uitoefenen. Dit houdt ook verband met
de wens om ondernemingen te redden.
, Een laatste voorbeeld is de WHOA. Dit is een wetsvoorstel dat op dit moment (vorig jaar
november) aanhangig is bij de Tweede Kamer, waarbij het buiten faillissement mogelijk is
om een akkoord te sluiten met de schuldeisers; in sommige gevallen moet dit akkoord
worden aangenomen. Het resultaat hiervan kan zijn dat iemand een akkoord aanbiedt van
minder dan 100% en dit geldt ook voor pandhouders. Het resultaat is dan soms dat
pandhouders hun recht niet kunnen uitoefenen als ze maar een deel van hun vordering
krijgen. Ook hier geldt dat de paritas creditorum niet heilig is, ook hier geldt dat onderscheid
kan worden gemaakt tussen schuldeisers.
Bij de financiëlezekerheidsovk is een omgekeerde beweging te zien. Deze ovk is een vrucht
van Europees recht. Het is een pandrecht met een Europeesrechtelijk sausje. Bij de
reorganisatie van ondernemingen, afkoelingsperiode en de WHOA is een uitholling van het
pandrecht te zien, maar bij de financiëlezekerheidsovk is sprake van een versterking van de
pandhouder.
Pandrecht op roerende zaken
Vestigingsvereisten vuistpand
- Art. 3:84 lid 1 jo. Titel, beschikkingsbevoegdheid, vestiging in enge zin
- Art. 3:98 jo. Schakelbepaling
- Art. 3:236 lid 1 zaak in de macht van de pandhouder of derde
Vestiging in enge zin (= de levering) houdt in dat de zaak in de macht van de pandhouder of
derde komt.
Vuistpand komt in de praktijk weinig voor omdat de pandgever vaak de zaak nog nodig heeft.
Dit is vaak geen geschikte wijze voor het vestigen van zekerheid.
Vestigingsvereisten stil pandrecht
- Art. 3:84 lid 1 jo. Titel, beschikkingsbevoegdheid, vestiging in enge zin
- Art. 3:98 jo. Schakelbepaling
- Art. 3:237 lid 1 authentieke of geregistreerde onderhandse akte
Wat maakt een akte tot een pandakte
Dit gaat in de praktijk soms anders, dan in theorie. Hierbij is het arrest Meijs q.q./Bank of
Tokio van belang. In casu bankierde Kuron bij de Bank of Tokio; kredietovk en een
verpanding van vorderingen. Kuron verkeerde op de grond van de afgrond en moest vaker
verpanden dan anders. In dat verband werd Bank of Tokio steeds op de hoogte gehouden
van nieuwe verpandingen. Op een gegeven moment stuurt Kuron een fax naar de bank met
de vorderingen. Die fax (kopie) wordt geregistreerd door de bank. Kuron ging failliet en de
curator meent dat de bank geen pandrecht op de vorderingen heeft. De fax is geen pandakte
want het is een kopie. De HR: curator stelde te hoge regels aan de pandakte. Voldoende is
dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel in onderling verband en samenhang
met andere akten of andere feiten, kan worden vastgesteld dat de akte is bestemd tot
verpanding van de erin bedoelde vorderingen. De HR: de akte moet worden geregistreerd
om vast te laten staan dat ten minste voor de dag van de registratie die pandakte tot stand is
gekomen. Die registratie geschiedt niet om de inhoud van de akte vast te leggen. Het enige
doel is een zekere dagtekening te hebben. Dan maakt het ook niet uit of men het origineel of
een kopie registreert; want als de kopie wordt geregistreerd bestaat ook het origineel.
Hoe te voldoen aan het individualiseringsbeginsel
De inhoud van de pandakte wordt generiek omschreven. Er wordt in zijn algemeenheid een
beschrijving gegeven die inhoudt: hierbij verpand ik al mijn voorraden en mijn inventaris of
hiermee verpand ik alle zaken die ik in eigendom heb of in de toekomst in eigendom zal
verkrijgen. Dit is totaal niet bepaald, maar dit is voldoende voor de HR. Het is dus voldoende
als achteraf kan worden vastgesteld waar het om gaat.