1. Affectieve bindingen: emotionele bindingen. Mensen geven elkaar liefde en steun en
zijn daarvoor ook van elkaar afhankelijk. Het verwijst naar gevoelens om ergens bij te
horen, zoals familie en vrienden.
2. Cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis. Mensen zijn afhankelijk
van anderen die hen iets leren. Als ze nog jong zijn van ouders en leraren, later van
doktoren als ze ziek worden of van journalisten die de gebeurtenissen om hen heen
kunnen vertellen of duiden.
3. Economische bindingen: bindingen die te maken hebben met werk, met goederen
die nodig zijn voor het bestaan. Mensen hebben daar dus anderen voor nodig. Voor
elektriciteit zijn de meeste mensen afhankelijk van een energiemaatschappij en voor
het bouwen van een huis van de bouwvakker en de bank.
4. Politieke bindingen: bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten
worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer en veiligheid. Dit zijn
collectieve goederen en diensten. Die worden geregeld door een overheid die over
macht beschikt. Alleen de overheid heeft het recht om dwang te gebruiken of geweld
uit te oefenen als dat nodig is. Zo kan criminaliteit worden aangepakt of kan een land
zich verdedigen tegen een aanval.
● Cognitieve,economische en politieke bindingen kunnen tegelijk ook affectief zijn.
● Kinderen hebben met hun ouders een affectieve, economische en cognitieve band.
ingroup= De groep mensen die erbij hoort wordt ingroup genoemd: daar is binding mee, een
gemeenschappelijke sociale identiteit. Hoe sterker groepsleden zich met elkaar verbonden
voelen en loyaal zijn aan elkaar, hoe meer de groepsleden geneigd zijn zich aan de
groepsnormen te houden dan in gevallen van groepen met minder sterke bindingen.
outgroup= de mensen die je niet bij de groep horen. Dat zijn mensen tegen wie je je afzet of
met wie je in een soort strijd/competitie bent. Over de outgroup bestaan vaak stereotypen en
vooroordelen.
*voorbeeld in- en uitsluiten*
sociale controle = dat is het geval als mensen anderen ertoe brengen (of dwingen) zich te
houden aan de normen van de groep. Groepsleden moeten niet afwijken van het gedrag dat
hoort bij de groep en daarom houden de leden elkaar eraan. Als mensen zich houden aan
dezelfde (groeps)normen kan de binding in de groep versterkt worden.
, informele sociale controle: Als groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de
groep. Een buurvrouw spreekt haar buurman aan op de niet opgeruimde hondenpoep.
Formele sociale controle: verwijst naar mensen die vanuit hun beroep of functie anderen op
de regels wijzen. Op basis van formele wetten, besluiten of vastgelegde regels hebben
sommige mensen de taak gekregen ervoor te zorgen dat anderen zich aan de regels
houden. Dat kan een politieagent zijn die een bekeuring uitdeelt aan iemand die te hard
heeft gereden.
stereotypen: vaststaande gegeneraliseerde beelden (beelden waar iedereen van de groep
aan voldoet) en ideeën over een groep mensen. Zoals dat alle chinezen hond eten. Vaak
zijn stereotypen gebaseerd op vooroordelen.
Vooroordelen: dat zijn vooringenomen meningen over een groep mensen (dus geen feiten),
zoals we bijvoorbeeld vinden in de stellige bewering dat ‘meisjes zwak zijn in wiskunde’.
§2.2
indicator: Met indicatoren kun je dingen meten en vaststellen. Als je ziek bent is de
lichaamstemperatuur de indicator.
Operationaliseren: Een variabele eenvoudig meetbaar te maken door een vraag te stellen in
bijvoorbeeld een enquête of interview. Het is het middel dat je gebruikt om iets meetbaar te
maken.
Een indicator zet je op het spoor van een variabele. Zo is een variabele als
‘opleidingsniveau’ te onderzoeken door te vragen naar iemands ‘hoogst afgeronde opleiding’
(de indicator).
Sociale categorie: Bij een onderzoek naar politieke houding krijg je bijvoorbeeld de groepen
‘afwijzers’, ‘kritisch’ en ‘tevredenen’. Dit soort groepen worden sociale categorieën genoemd.
Ze delen bepaalde kenmerken maar hebben geen gemeenschappelijke waarden en normen
met elkaar.
§2.3
Media hebben vooral aandacht voor opvallende zaken en daarom zijn er veel negatieve in
plaats van positieve berichten.
Gedeelde waarden en normen: gelijkheid is een belangrijke waarde in Nederland. De
bijpassende norm ´mensen gelijk behandelen´ is in de Grondwet opgenomen. Dat wordt aan
nieuwkomers (kinderen en immigranten) geleerd. Als mensen zulke belangrijke waarden en
normen met elkaar delen, heeft dat een positief effect op het ‘bijeenhouden van de
samenleving’.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper amaniamani. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,09. Je zit daarna nergens aan vast.