Introducing Syntax – Olaf Koeneman & Hedde Zijlstra
Samenvatting boek + aanvulling colleges
Chapter 1: Categories and Features
Soort woord Voorbeeld
Plural nouns Things
Count(able) nouns Chair, table
Mass nouns Butter, wine
Abstract nouns Peace, democracy
Verbs that express a relation Mary loves Bill
Verbs that require one element Mary snores
Verbs that require three elements Mary gives John a book
Articles The, a(n)
Complementisers That, if, whether
Adjectives (zeggen iets over een naamwoord) Cold, blue
Prepositions In, on, after
Adverbs (zeggen iets over een werkwoord) Quickly
De basis van de syntaxis is dat elk woord in een categorie kan worden ingedeeld en dat syntactische regels
betrekking hebben op categorieën en niet op specifieke woorden.
Je kan een woord niet indelen in een categorie op basis van:
- Uitspraak (dat zegt helemaal niets over een woord)
- De betekenis van een woord (een naamwoord en een werkwoord kunnen dezelfde betekenis hebben)
Voorbeeld: Everybody was dancing well. John’s dancing was the best.
Je kan een woord wel indelen in een categorie op basis van:
- Syntaxis: hoe gedraagt een woord zich ten opzichte van woorden die eromheen staan?
- Morfologie
Voorbeeld: van een werkwoord kun je de tijd veranderen, naamwoorden kun je in het meervoud zetten
Elk woord heeft drie typen kenmerken:
1. Fonologische kenmerken: hoe spreek je een woord uit?
2. Semantische kenmerken: wat betekent het woord?
3. Syntactische kenmerken: wat voor soort woord is het (grammaticaal)?
Syntactische kenmerken worden weergegeven in features. Die hebben niets te maken met de andere kenmerken van
een woord (bijvoorbeeld semantische betekenis).
Voorbeeld: I drank some furniture.
Syntactisch gezien is er niks mis met de zin, maar semantisch gezien slaat hij nergens op
Het gaat dus om ongrammaticale zinnen tegenover grammaticale zinnen die semantisch raar zijn. Een simpele test
om deze uit elkaar te houden is de cartoon test. Als je het je kan inbeelden, dan is de zin syntactisch correct, hoe
raar de betekenis daarvan ook is.
Voorbeeld: “Colorless green ideas sleep furiously”.
Deze test brengt ons bij de volgende generalisatie: als twee woorden of woordgroepen X en Y dezelfde syntactische
features hebben, dan zijn X en Y verwisselbaar in dezelfde context met behoud van grammaticaliteit
(substitutieprincipe)
Voorbeeld: X staat voor ideas en Y staat voor dogs, dan kan je ze in bovenstaande zin verwisselen terwijl de zin
grammaticaal correct blijft
We kunnen onderscheid maken tussen open woordklassen (werkwoorden, naamwoorden, adjectieven, adverbs) en
gesloten woordklassen (articles en complementisers). Bij open klassen worden er constant nieuwe woorden aan
toegevoegd en is de output oneindig, en gesloten klassen hebben een handjevol woorden waar niet meer iets nieuws
bij komt. Open klassen zijn lexicaal (meer inhoudelijk) en gesloten klassen zijn functioneel (meer grammaticaal)
Feature Woordklasse
[N] Naamwoord
[V] Werkwoord
[A] Adjectieven
[Adv] Adverbs
[P] Preposities
[C] Complementisers
[D] Articles / lidwoorden
,Een minimaal paar is een set van twee voorbeelden die maar in een manier verschillen
a. John saw the red car
b. John saw the red cars
Consequenties van het substitutieprincipe: als verwisseling van X door Y in dezelfde context tot een verandering
van grammaticale status leidt, dan moet Y een andere feature-combinatie hebben dan X
In andere woorden: het substitutieprincipe werkt alleen als alle features hetzelfde zijn
Voorbeeld:
a. *John saw red car
b. John saw red cars
In dit geval werkt de substitutie niet omdat de features enkelvoudig en meervoudig niet gelijk zijn
Dat brengt ons bij het volgende: subfeatures van [N]
- Naamwoorden kunnen dus verschillen in [Singular]/[Plural], zoals hierboven te zien is
- Onderscheid tussen ‘count nouns’ en ‘mass nouns’
[count vs. mass]
(i) * auto is rood
(ii) Bloed is rood
[SG vs. PL]
(i) * er reden auto
(ii) Er reden auto’s
Lege determiners
Als je niet kan substitueren, moet er dus een ander feature zijn
Dus: als je wel kan substitueren, is er dus waarschijnlijk een vergelijkbare set features aanwezig
[D] kan leeg zijn
- indefinite plural (geen werkwoord bij indefiniet (een) meervoud. Want ‘een auto’s’ kan niet)
- mass nouns (tea is niet telbaar, dus je kan niet zeggen ‘a tea’)
Eigennamen en pronouns zijn [D] + [N] samen
Niet: lege D, van normaal niet toevoegbaar
Subfeatures van [V]
- Werkwoorden kunnen onderscheiden worden in [finite]/[non-finite]
- En verschillen in tijd [past]/[present]
Je moet goed onthouden dat er onderscheid is tussen feature en feature value.
[feature: featurewaarde], dus bijvoorbeeld [persoon:1/2/3] waarbij het feature persoon is en de feature value eerste,
tweede of derde persoon
Maar: vaak is het alleen [featurewaarde] omdat het anders omslachtig is. Een voorbeeld hiervan is [acc], en dan is de
feature naamval maar dat spreekt voor zich
Samenvatting H1
Syntaxis maakt geen onderscheid in woorden, syntaxis maakt gebruik van categorieen. Woorden bestaan uit
(categorische) features. Een feature vertelt ons iets over de woordsoort waar het woord bij hoort.
Chapter 2: Merge
Constituent is een ander woord voor woordgroep (voorzetsel, adjectief en naamwoord)
Constituenten gedragen zich als het hoofd van hun groep
Voorbeeld: delicious sausages gedraagt zich syntactisch gezien als sausages, en niet als delicious
Je kunt in dit geval ook de substitutietest gebruiken. Je kan het constituent ‘delicious sausages’ vervangen door alleen
‘sausages’, en daardoor weet je dat het constituent dezelfde features heeft als het hoofd
, Generalisatie: constituenten gedragen zich als het hoofd van hun groep
De zogenaamde lineaire volgorde (de woordvolgorde) heeft geen invloed hierop
Ook wel: [[X][Y]][x] or [y]
Voorbeeld : [often[Adv]reads[V][V]
Merge combineert twee constituenten en maakt hiermee een nieuw constituent
Voorbeeld: constituent 1 (delicious) en constituent 2 (sausages) worden samen een nieuw constituent (delicious
sausages)
Een phrase is een constituent met een hoofd. Als het hoofd een noun (naamwoord) is, dan is de phrase een NP
(noun phrase), hetzelfde geldt voor een VP, AP, CP, etc.
Een phrase is een projectie van het hoofd, dat wil zeggen dat het hoofd projecteert op de rest van de phrase
Het hoofd en het constituent waarmee dit hoofd merged, zijn zusters van elkaar. In de boomstructuur staan zij op
dezelfde node
Notatie: wanneer een enkel woord toch een hele woordgroep representeert, noteer je het wel in de boom als XP
Voorbeeld: in de phrase ‘op zolder’ is op een prepositie (P) en zolder een naamwoord, maar zolder is de hele
naamwoordsgroep en daarom noteer je het als NP
Dit noem je minimale maximale projectie
Notatie: als er in de boom een deel van de phrase staat die je niet verder uitwerkt, dan gebruik je een driehoek
De driehoek gebruik je in principe als je meerdere woorden hebt, maar je niet verder in wil gaan op de diepere
structuur van die groep.
x-bar-systeem: notatie voor tussenniveau’s
Het constituent dat merged met een hoofd is altijd de ‘hoogste phrase’ van die categorie. Dat betekent dat het deel
wat geen hoofd is, altijd een maximale projectie is (een XP, waar X dus elke categorie kan zijn). Dit kun je verwoorden
in de volgende generalisatie: een constituent dat merged met een syntactisch hoofd X is altijd een maximale phrase:
[X YP]xp
Hoe herken je een hoofd?
Een hoofd is de semantische kern van een woordgroep
- Je kan de ‘het is een soort…’ – test gebruiken
Voorbeeld: mooie schilderijen zijn een bepaald soort schilderijen, dus schilderijen is het hoofd
- De woordgroep heeft dezelfde distributie als het hoofd
De hypothesis die in dit boek wordt aangenomen stelt dat phrases en zinnen hierarchische structuren hebben die
opgebouwd zijn door de operatie Merge
De structure building operation is bottom-up, je werkt vanuit de woorden en je bouwt een structuur op. Merge is
recursief: de output van Merge(X,Y) kun je weer gebruiken voor de volgende Merge-operatie.
Merge heeft bepaalde consequenties:
- Elk groepje kan als input gebruikt worden, en je krijgt een binair vertakkende hiërarchie
- Lege takken zijn onmogelijk, je merget twee bestaande elementen met elkaar, je kan niet een lege tak
mergen