Samenvatting nieuwe KNGF richtlijn rug
A Algemene informatie
Na één maand is ongeveer een kwart en na drie maanden ongeveer de helft van de mensen volledig
hersteld op pijn en fysiek functioneren. Na drie maanden verloopt het herstel langzamer en een deel
van de patiënten heeft na 12 maanden nog steeds klachten.
Het typische beeld van een LRS is een heftige schietende, scherpe pijn, waarbij de distributie van pijn
en/of paresthesieën langs een specifiek dermatoom verlopen. De pijn is vaak erger in het been dan in
de rug en kan toenemen bij drukverhogende momenten. Gerefereerde pijn in het been wordt over
het algemeen aangegeven als diffuse pijn, straalt niet uit onder de knie en is minder intens dan de
lage rugpijn.
Etiologische factoren die mogelijk bijdragen aan het ontstaan van lage rugpijn en LRS zijn:
- Aan rugpijn gerelateerde factoren
o eerdere episoden van lage rugpijn
- Patiënt gerelateerde factoren
o overgewicht en obesitas
o roken
o comorbiditeit
- Psychosociale factoren
o depressie
- Werk gerelateerde factoren
o hoge fysieke belasting tijdens werk
o hoge mentale belasting tijdens werk
o weinig sociale ondersteuning op het werk
o weinig mogelijkheden om werkzaamheden zelf in te vullen
o weinig zekerheid voor het behouden van de baan
o zeer monotone arbeid
, B Diagnostisch proces
Overzicht van relevante onderwerpen die aan bod kunnen komen in de anamnese zijn:
- Centraal
o hulpvraag van de patiënt
- Functies en anatomische eigenschappen
o duur, wijze van ontstaan en beloop van de klachten
o lokalisatie, intensiteit en aard van de pijn
o continue of intermitterende pijn
o aanwezigheid en lokalisatie van uitstraling pijn naar één of beide billen en/of benen
o invloed van rust, slaap, en (specifieke) bewegingen en houdingen op de klachten
o invloed van druk verhogende momenten, zoals hoesten, niezen en persen, op de pijn
in het been
o eerdere rugklachten (duur, wijze van ontstaan, beloop, lokalisatie pijn, etc.)
o krachtverlies, sensibiliteitsstoornissen
o mictie-/defecatieklachten
- Activiteiten en participatie
o mate van belemmering in het dagelijks functioneren thuis, op het werk, op school en
in de vrije tijd (hobby’s en lichaamsbeweging)
o aanwezigheid van comorbiditeit en daaraan gerelateerde ervaren beperkingen in
activiteiten en participatie (aangevuld met verwijsgegevens)
o balans tussen belasting en belastbaarheid
o seksuele klachten
- Externe factoren
o thuissituatie (financieel, gezinssituatie, etc.)
o sociaal netwerk en ondersteuning (partner, familie, vrienden, werk)
o situatie met betrekking tot werk (wel/geen betaald werk, relatie met collega’s,
financiële compensatie, tevredenheid met werk, zekerheden voor het behouden van
de baan, sociale ondersteuning op het werk, mogelijkheden om werkzaamheden zelf
in te vullen, fysieke en mentale belasting tijdens werk).
- Persoonlijke factoren
o algehele malaise, onverklaard gewichtsverlies, koorts, nachtzweten
o algemene gezondheidstoestand (roken, body mass index (BMI), hanteren
beweegnorm, etc.)
o medische voorgeschiedenis en huidige status: maligniteit in de voorgeschiedenis,
(positieve) therapieën, specialisten, beeldvormend onderzoek, medische diagnoses,
operaties, medicatie, letselsschadeprocedure, etc.
o mate van psychologische en psychosociale stress, pijngerelateerde bewegingsangst,
depressieve gevoelens of klachten en catastroferen
o ideeën en verwachtingen over het ontstaan en voortbestaan van de klachten zorgen,
specifieke vragen en verwachting ten aanzien van de therapie
o mate van bereidheid/motivatie/beheersingsstrategieën (zelfeffectiviteit, coping)