Staatsrecht 1
Week 1
Hoofdstuk 1
STAAT
- Gemeenschap van mensen: met zelfde taal, godsdienst, cultuur of gezamenlijke geschiedenis.
- Bepaald grondgebied: afgebakend.
- Waarover (effectief) gezag wordt uitgeoefend door een overheid die over dwangmiddelen
beschikt.
- De mogelijkheid om verhoudingen aan te gaan met andere staten.
Toen in de 16e eeuw kooplieden en rijke burgers kwamen, was het allemaal niet meer zo logisch dat
het gezag van de vorst een natuurlijk gegeven was en dat de rest geen politieke rechten had.
- Locke: van nature is ieder vrij, hoe kan gezag dan worden geaanvaard?
- Rousseau: sociaal contract verklaard dat het gezag er is omdat individuen hier zelf voor kiezen.
- Montesquieu: om de burgers te beschermen tegen de overheid, moet er een machtenscheiding
komen, met checks and balances.
ASPECTEN DEMOCRATIE
- Vrije en geheime verkiezingen. Burgers hebben recht om leden van de volksvertegenwoordiging
te kiezen en tot lid van de volksvertegenwoordiging gekozen te worden, dus kiesrecht.
- Openheid voor machtswisseling. Het moet duidelijk zijn hoelang de verkozenen hun functie
uitoefenen en niet altijd dezelfde persoon mag aan de macht blijven.
- Het parlement dient een centrale rol te spelen in het staatsbestel. De volksvertegenwoordigers
hebben een beslissende stem bij het vaststellen van wetgeving.
ASPECTEN RECHTSSTAAT
- Staatsvrije sfeer: met klassieke grondrechten moeten worden gerespecteerd. Minderheden
worden beschermd tegen meerderheid.
- Legaliteitsbeginsel: Optreden van bestuur dat voor burgers bezwarend is dient te berusten op
een algemene regel die de bevoegdheid van het desbetreffende orgaan omschrijft. Hiermee
wordt rechtszekerheid bevordert en voorkomt dat burgers in gelijke gevallen ongelijk worden
behandeld. Art. 16 GW.
- Regels waarin bevoegdheid van een orgaan worden bepaald, moeten zijn vastgesteld door een
ander orgaan (machtenscheiding)
- Geschillen tussen burgers en staat worden beslist door onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Hiermee vindt een eerlijke afweging plaats.
TWEE GRONDREGELS
- Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet (legaliteitsvereiste)
- Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat
op die uitoefening controle bestaat (democratische legitimatie)
VORMEN VAN VERANTWOORDINGSPLICHT
- Politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover vertegenwoordigende
organen.
o Ministers tegenover parlement
o Gedeputeerde staten tegenover provinciale staten
o Burgemeester en wethouders tegenover gemeenteraad
- Ambtelijke ondergeschiktheid: ambtenaren zijn verantwoording verschuldigd aan hun chefs.
, o Deze chefs moeten weer verantwoording afleggen aan het hoofd (eindverantwoordelijke), bij
slechte vervulling taak -> disciplinaire maatregelen.
o Ministers en staatssecretarissen zijn geen gewone ambtenaren en daarom niet onderworpen
aan disciplinaire maatregelen.
- Bestuurlijk toezicht: bestuur kan gecontroleerd worden door ander orgaan
o Preventief: goedkeuring nodig van ander orgaan
o Repressief: hoger bestuursorgaan kan beslissing van lager bestuursorgaan corrigeren
achteraf
- Strafrechtelijke verantwoording voor daden.
o Ondertekening van koninklijk besluit dat in strijd is met de Grondwet
o Ambtsmisdrijf
o Overschrijding bevoegdheid
o Binnentreding woning
o Schenden briefgeheim
- Besluiten van bestuursorgaan zijn vatbaar voor beroep
o Besluiten kunnen worden vernietigd of vervangen
o Onafhankelijke rechter
- Bij geen mogelijkheid tot beroep: bij burgerlijke rechter actie uit onrechtmatige daad tegen de
overheid instellen
o Verbod of bevel uitspreken en/of overheid verplichten tot schadevergoeding
- Rechterlijke toetsing van wetgeving: controle van de rechter op wetgevende organen
o Rechter mag wetten niet aan de grondwet toetsen
o Wetgever in formele zin is aan niemand verantwoording schuldig
o Als wetgever buiten zijn gedelegeerd gekregen bevoegdheid is gedaan, verklaard de rechter
deze bepaling onverbindend (de rechter past deze niet toe, maar blijft wel bestaan)
o Rechter mag wetten aan verdragen toetsen
Buiten toepassing laten
Onverbindend verklaren
Vertrouwensbeginsel: regering moet vertrouwen hebben van tweede kamer.
- Motie van wantrouwen (meerderheid parlement), en anders motie van afkeuring ‘’keurt
handelswijze minister af’’, gaat over beleid niet over minister.
o Als een minister een motie onaanvaardbaar verklaard is het een van wantrouwen.
- Regering moet aftreden
- Overheidsgezag gebaseerd op de wil van het volk
- De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door Nederlanders (Art. 54a Gw),
de volkswil uit zich via het parlement.
- Wetgever kan ervoor kiezen de bevoegdheid om regels te stellen te delegeren. Dat betekent dat
niet alle regels een meerderheid in het parlement behoeven.
Historisch-systematisch: alleen maar begrip voor historische groei leidt tot passieve beschrijving van
wat er in de wet staat. Alleen maar toetsing aan abstracte beginselen leidt tot uniformering van alle
staatsstelsels zonder rekening te houden met de wordingsgeschiedenis en nationale cultuur.
Hoofdstuk 2
Nederlandse Grondwet= rigid constitution: Grondwet is lastiger dan een gewone wet te wijzigen.
- Engeland heeft flexible constitution
Rond 1780 eerste grondwet van Amerika, 1791 Franse Grondwet, maar die is na een jaar vernietigd
omdat koning Willem XVI hoogverraad pleegde. Toen maakte zij een nieuwe omdat deze een lastige
,wijzigingsprocedure had, dit kon op grond van grondwetsreferendum, het volk stond er dan achter.
Maar dan kan dit dus vaker en nu is er al de 14 e of 17e grondwet van FR.
Geschiedenis Grondwet
- 1579: Unie van Utrecht, eerste staatsregeling rustend op volkssoevereiniteit.
- 1814: Na, het vertrekken van Napoleon, grondwet verenigde Nederlanden.
- 1815: Na samenvoeging met België en verheffing van vorst tot koning, Grondwet voor het
Koninkrijk der Nederlanden. (deze is met wijzigingen nog steeds van kracht)
o België: Door de vereniging met België ontstond er een eerste kamer. De Belgen wilden dat
leden hiervan erfelijke adel zou zijn, en Nederland zei dus dat het dan zowel adel of rijke
burgers gekozen door de koning. Dus werd het niet meer erfelijk en alleen benoemd voor
het leven. Op den duur werd de Tweede kamer rechtstreeks door het volk gekozen, maar er
waren maar 23 duizend mannen kiesgerechtigd van de 3 miljoen, ipv door de provinciale
staten. In 1848 werd de Eerste kamer dan juist door de provinciale staten gekozen, zij doen
dit als vertegenwoordiging van het volk, niet van de provincie, zij overleggen dus niet in
eigen provincies hoe zij moeten benoemen.
- 1830: afscheiding van België.
- 1813-1843: Willem 1 was koning, hij had alle macht, en liet alleen het parlement mee in de
wetgeving, als dit letterlijk in de GW stond, de rest regelde hij zelf. Doro
- 1840: invoering strafrechtelijke verantwoordelijkheid.
- 1848: invoering politieke verantwoordelijkheid ministers.
- 1887, 1917, 1922: verruimden kiesrecht van 50% van de mannen, naar vrouwenkiesrecht tot
grondwettelijk gegarandeerd tot algemeen kiesrecht.
- 1983: geen fundamentele nieuwe bepalingen, wel aanpassing tekst aan ontwikkeling praktijk,
gewoonterecht en jurisprudentie.
- 1995: aanpassing art. 137 GW, de Eerste Kamer hoeft niet langer te ontbinden voor
grondwetsherziening.
- 2005: aanpassing art. 57a en 129 GW, maakt tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordiging
mogelijk bij zwangerschap, bevalling of ziekte.
Door welke wetgever kan de uitwerking van de grondwettelijke beginselen worden gegeven?
“Wet”= formele wet= regering en Staten-Generaal
- Staatsblad bekend gemaakt
- Delegatie
o In de grondwet: WEL ‘de wet regelt’, ‘bij of krachtens de wet’ of ‘de wet geeft regels’ ‘uit
kracht van een wet’
NIET ‘bij de wet’ of ‘de wet bepaalt’
o In de wet in formele zin: WEL ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’
NIET ‘bij algemene maatregel van bestuur’ of ‘door onze minister’
ONGESCHREVEN RECHTSREGEL /GEWOONTERECHT
- Staatskundige praktijk, usus.
- Rechtsovertuiging bij betrokkene dat zij volgens die praktijk behoren te handelen, opinio iuris.
Staatsrecht: rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling en de functionering van
de organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge verhouding regelen, en het omvat
bepaalde fundamentele normen over de verhouding van de burgers tot de overheid.
In een presidentieel stelsel moet de president ook wat te zeggen hebben, de ministers zijn zijn
hulpjes en worden aangesteld en ontslagen door de president.
In een semi-presidentieel stelsel kan de minister enkel ontslagen worden als het parlement er achter
staat.
, Organieke wetten: wetten tot uitvoering van een grondwettelijke opdracht om een materie bij de
wet te regelen. ‘’bij wet’’
De staat is een organisatie die volledig en soeverein is: het is niet gebonden aan door andere
gestelde rechtsregels.
Handvest Verenigde naties -> Internationale vrede en veiligheid handhaven, 1945
- Bestaat uit alle lidstaten van de VN
- Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
- Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
- Internationaal verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
- Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
- Verdrag tegen foltering en andere wrede onmenselijke en onterende behandeling of
bestraffing
- Verdrag inzake de rechten van het kind
Raad van Europa -> 47 Europese staten lid, 1949
- Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, 1950.
- Europees sociaal handvest
Europese Unie -> Europese recht wordt in deel van Nederland rechtstreeks toegepast met voorrang
boven de Nederlandse wet.
NAVO -> om de veiligheid van het Noord-Atlantische gebied te herstellen en beschermen, 1949.
Week 2
Hoofdstuk 5
KONING
- Staatshoofd van het Koninkrijk en symboliseert daarmee de eenheid hiervan.
- Deel van de regering, hf 2 GW.
- ‘’koning’’ in hf 5 GW, staat voor regering.
- Alleen als de GW ‘’regering’’ gebruikt, is het een daad waarvoor geen persoonlijke daad van
de Koning nodig is.
REGENTSCHAP , art. 37 GW
- Koning is nog geen 18 jaar
- Er is geen troonopvolger wanneer de regerende koning aftreedt
- Als de koning tijdelijk aftreedt (gezondheidsklachten)
- Koning staat buiten koninklijk gezag
Regent treedt in naam van Koning als waarnemer van koninklijk gezag op
- In naam van zijne majesteit
- Wij regent van het Koninkrijk
Vaak is regent de vermoedelijke troonopvolger (als deze 18 jaar is)
Besluiten door regering, Koninklijk Besluit, ondertekent door koning en minister, art. 47 GW.
- Contraseign: de tekening van een of meer ministers.
Instellingsbesluiten en benoemingen hebben de vorm van een klein koninklijk besluit.