Samenvatting Staatsrecht
Het staatsrecht is het recht dat overheidsambten instelt en aan deze ambten bevoegdheden toekent.
Daarnaast regelt het staatsrecht de verhouding tussen de verschillende overheidsambten en de
relatie tussen de overheid en de burger.
Webcasts
Delegatie en sub-delegatie
Het legaliteitsbeginsel: de overheid handelt alleen legitiem als voor dat handelen een voorafgaande
grondslag bestaat in de grondwet of wet.
Arrest Verwijderingsbevel: Een dronken man werd op het Station van Amsterdam weggestuurd,
maar een spoorwegagent trof hem bijna 2 uur later toch nog op het station aan. De agent gaf hem
hiervoor een boete. De man ging naar de rechter en zei dat er geen sprake was van een bevoegd
gegeven ambtelijk bevel. De tenlastelegging was namelijk gebaseerd op art 184 SR dat spreekt van
een bevel krachtens wettelijk voorschrift. Dat wettelijke voorschrift was hier art 27 van de
Spoorwegwet en art 7 besluit ARV. Volgens de HR zijn die twee bepalingen samen niet genoeg om te
stellen dat de spoorwegagent zijn bevel bevoegd kon geven. Er was dus geen wettelijke basis voor
het geven van het verwijderingsbevel, en daarom werd het legaliteitsbeginsel geschonden.
Iedere lagere regelgeving moet berusten op een wet in formele zin. Zo’n lagere regelgeving kan tot
stand komen door middel van delegatie, in de grondwet of in een wet in formele zin moet dan staan
dat delegatie is toegestaan.
Een overheidsambt kan zijn bevoegdheid op drie manieren verkrijgen:
-attributie; een nieuwe bevoegdheid wordt gecreëerd. Het ambt dat de bevoegdheid creëert kan de
bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen. De grondwetgever creëert in de grondwet bijv
bevoegdheden voor de formele wetgever.
-delegatie; een bestaande bevoegdheid wordt overgedragen aan een ander overheidsambt.
-mandaat; de bevoegdheid wordt niet zelfstandig uitgevoerd maar in naam van en onder
verantwoordelijkheid van diegene die een taak gemandateerd heeft. Bijv een ambtenaar die de
opdrachten van de minister uitvoert.
Er is een vaste delegatieterminologie in de grondwet en in de wet in formele zin die aangeeft
wanneer delegatie (en sub-delegatie; als diegene aan wie gedelegeerd is weer wil door delegeren)
geoorloofd is:
-Grondwet: “bij of krachtens de wet” of “de wet regelt” betekent dat delegatie én sub-delegatie zijn
toegestaan (bijv art 15 lid 1 GW en art 2 lid 1 GW). “Bij de wet” of “volgens de wet” betekent dat
delegatie wel is toegestaan maar sub-delegatie niet.
-Wet in formele zin: “bij AMVB” of “bij Ministeriële regeling” betekent dat delegatie is toegestaan.
“bij of krachtens AMVB” of “bij of krachtens ministeriële regeling” betekent dat delegatie én sub-
delegatie zijn toegestaan.
Jamin arrest: Dit is een voorbeeld van niet-toegestane sub-delegatie. Art 10 van de Arbeidswet
delegeerde aan de AMVB (“bij AMVB”). Die AMVB delegeerde vervolgens weer door naar het
districtshoofd. Maar dit kon niet, want er was geen sub-delegatie toegestaan in art 10 Arbeidswet
(de wet in formele zin) want er stond alleen “bij AMVB” en niet “bij of krachtens AMVB”. Er was dus
sprake van verboden sub-delegatie.
Naast de delegatieterminologie kunnen ook de doelstelling en de ingrijpendheid van een regeling
een rol spelen bij of delegatie is toegestaan arresten Jodium en Fluoridering. Het arrest Jodium
ziet op de doelstelling; verplicht jodium aan brood toevoegen met als doel de volksgezondheid. Het
,broodbesluit was gebaseerd op de warenwet, maar de doelstelling van het broodbesluit kwam niet
overeen met de doelstelling van de warenwet. Daarom was delegatie in dit geval niet toegestaan.
Om te beoordelen of delegatie is toegestaan moet dus ook worden gekeken naar de doelstelling van
de betreffende wet.
Het arrest Fluoridering ziet op de ingrijpendheid. Het Amsterdamse waterleidingbedrijf wilde fluor
toevoegen aan het drinkwater in Amsterdam zodat iedereen goede tanden zou hebben. In art 4 lid 1
Waterleidingswet was het aan het Amsterdamse waterleiding bedrijf opgelegd om voor deugdelijk
drinkwater te zorgen, maar de Hoge Raad vond niet dat de Amsterdammers gedwongen mochten
worden om water te drinken met fluor erin. Dit vond de Hoge Raad zo ingrijpend dat ze zeiden dat
voor zo’n soort dwang een expliciete grondslag in de wet vereist zou zijn.
Er is ook zoiets als uitvoering Bromfietshelm arrest: de verdachte reed op een bromfiets zonder
helm en kreeg hiervoor een boete. Hij zei tegen de Hoge Raad dat hij niet strafbaar was omdat in art
2 Wegenverkeerswet niet werd gesubdelegeerd aan de minister, maar de minister had volgens
verdachte wel nadere regels gesteld over de helm in art 94a Rijksverkeersreglement. Daarom was er
volgens hem sprake van verboden sub-delegatie. De HR zei dat er geen sprake was van sub-delegatie,
maar van toegestane uitvoering. Daarvan is sprake als er geen zelfstandige normstelling wordt
gegeven maar een norm wordt uitgevoerd. De minister stelde niet nieuwe regels vast maar werkte al
bestaande regels uit. Hier is geen helder onderscheid tussen, per geval zal moeten worden bepaald
of er sprake is van sub-delegatie of van uitvoering.
Doorwerking van EU-recht en internationaal recht
Europees recht werkt níét door via art 93 & 94 GW, maar via de jurisprudentie (Costa-ENEL arrest en
van Gend & Loos arrest).
Van Gend & Loos was een transport bedrijf dat chemische stoffen invoerden in Nederland. De
belastingdienst heft hierover een invoerrecht van 8%, en van Gend & Loos dient hiertegen een
bezwaar in omdat art 12 EEG verdrag volgens hun geschonden werd. Dit bezwaar werd niet
ontvankelijk verklaard van Gend & Loos stelde bezwaar in bij de rechter de rechter stelde een
prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie of van Gend & Loos een beroep kon doen op art 12 EEG
verdrag. Het Hof zei: het EEG verdrag is meer dan slechts een overeenkomst tussen de
verdragsluitende staten, het EEG verdrag kan rechten en plichten opleggen het EU-recht kan
rechtstreekse werking hebben.
Costa/Enel arrest: Hier geeft het Europese Hof antwoord op de vraag of die rechtstreekse werking
ook betekent dat het EU-recht voorrang heeft. Italië had zijn energievoorziening genationaliseerd en
het bedrijf Enel opgericht, en de persoon Costa had hier indirect aandelen in. Costa wilde dat het
nationalisatierecht wordt getoetst aan het gemeenschapsrecht. De rechter stelde deze vraag in een
prejudiciële vraag aan het Hof. De Italiaanse regering liet weten het nationale recht belangrijker te
vinden dan het EU recht. Het Hof zei dat het EU recht boven nationaal recht gaat, EU recht heeft dus
voorrang.
Rusttijden arrest: EU recht vindt geen werking via art 93 & 94 GW, de verordening is rechtstreeks
toepasselijk op basis van het verdrag. De Hoge Raad bevestigde daarmee de lezing van het Europese
Hof van Justitie.
De Nederlandse Staat is gebonden aan internationale afspraken voor zover zij bij deze afspraken
partij is. Op welke van deze bepalingen kunnen burgers rechtstreeks beroep doen? (want sommige
van die afspraken zijn alleen maar tussen staten). Alleen als een bepaling een ieder verbindend is,
kan een burger een beroep doen. Als hiervan sprake is spreken we van doorwerking van
internationaal recht. Doorwerking van internationaal recht loopt via de artikelen 93 & 94 GW. Art 93
GW bepaald dat bepalingen van internationaal recht bindend zijn in Nederland zodra zij bekend zijn
,gemaakt. Art 94 GW bepaald dat internationaal recht voorgaat op Nederlands recht als er strijd is
tussen deze twee. De Nederlandse bepaling wordt dan buiten toepassing gelaten. Dit geldt alleen
voor bepalingen die een ieder verbindend zijn. Om te kijken wat “een ieder verbindend” precies
inhoudt kijken we naar het Stakingsarrest: De HR bepaald hier aan de hand van drie stappen of een
verdragsbepaling rechtstreekse werking heeft: 1. Eerst kijken of de verdragspartijen zijn
overeengekomen dat de bepaling géén een ieder verbindende kracht zal toekomen. Als deze stap
niets oplevert stap 2: kijken naar de inhoud van de bepaling. Verplicht de verdragsbepaling de
Nederlandse wetgever tot het treffen van een regeling? Als dit het geval is, is de bepaling níét een
ieder verbindend. Als de verdragsbepaling niet verplicht tot regelgeving stap 3: is de
verdragsbepaling geschikt om in de nationale rechtsorde als objectief recht te kunnen functioneren.
Zo ja, dan is de bepaling een ieder verbindend.
Rookverbod arrest: het stappenplan voor het bepalen van een ieder verbindendheid bestaat nu niet
meer uit 3 maar uit 2 stappen: Stap 1: zijn de verdragspartijen overeengekomen dat hier géén een
ieder verbindende kracht aan toekomt? Levert deze stap niets op? Stap 2: de verdragsbepaling is
een ieder verbindend als die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale
rechtsorde zonder meer als objectief te worden toegepast. Belangrijk gevolg hiervan: een
verdragsbepaling die tot nationale regelgeving verplicht is niet meer per definitie niet een ieder
verbindend. Dus ook wanneer het gaat om een opdracht aan de wetgever kan een verdragsbepaling
een ieder verbindend zijn. Ten tweede wordt het antwoord op de vraag of een bepaling een ieder
verbind relatief. de een ieder verbindendheid wordt afhankelijk van de omstandigheden waarin
de bepaling wordt ingeroepen. De context waarin de bepaling wordt ingeroepen is dus van belang;
een bepaling kan dus in de ene situatie wel een ieder verbindend zijn en in de andere niet.
Het gevolg van een ieder verbindende bepalingen is enerzijds dat burgers een beroep kunnen doen
op internationaal recht. En als er strijd bestaat tussen een nationale regeling en een internationale
regeling gaat de internationale regeling voor en wordt de nationale regeling buiten toepassing
gelaten.
Grondrechten
Grondrechten zijn pas van toepassing wanneer een handeling valt onder de reikwijdte van een
grondrecht. De reikwijdte van een grondrecht bepaald dus of een handeling binnen het
beschermingsbereik van een grondrecht valt.
Reikwijdte vragen:
-een bepaling die een handeling van een individu beschermd (bijv art 11 EVRM).
-de reikwijdte vraag kan ook benaderd worden vanuit de overheid: welke handelingen van de
overheid vallen onder de reikwijdte van een bepaling.
-de reikwijdte kan ook benaderd worden vanuit de hoedanigheid van de betreffende persoon.
Eentrapsgrondrechten: dit zijn ook wel de absolute grondrechten. Hierbij is de reikwijdte vraag de
enige vraag die gesteld wordt. Bijv art 3 EVRM. In het geval een handeling onder twee grondrechten
valt, geldt dat de handeling die de meeste bescherming biedt wordt toegepast ‘in dubio pro
libertate’.
Als is vastgesteld dat een handeling onder de reikwijdte van een grondrecht valt, wordt bepaald of
de handeling van de overheid een inmenging vormt op de uitoefening van dat grondrecht.
Inmenging is enige vorm van handelen van de overheid (iets doen of nalaten) dat negatieve gevolgen
heeft voor de uitoefening van het grondrecht. Als er sprake is van een inmenging, dan is de vraag of
die inmenging toelaatbaar is. Dit is anders in de grondwet en het EVRM. In de grondwet is een
inmenging alleen toelaatbaar als die te herleiden is naar een expliciete bepaling in de grondwet. Zo
kan de burgemeester met art 5 WOM een beperking opleggen aan het recht op betoging, dit is
toegestaan vanwege art 9 lid 2 GW.
, In de grondwet zijn drie soorten beperkingsclausules opgenomen: competentievoorschriften,
doelvoorschriften en procedurevoorschriften.
-Competentievoorschriften: Sommige grondrechten mogen niet worden beperkt (zoals het verbod op
de doodstraf en het verbod op censuur). Sommige grondrechten kunnen alleen door de formele
wetgever worden beperkt “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet” of “bij de wet
gestelde uitzonderingen”. Soms mag de wetgever de bevoegdheid tot beperkingen vaststellen
delegeren aan andere ambten. Of de mogelijkheid tot delegatie bestaat is af te leiden uit de
delegatieterminologie.
-Doelvoorschriften: bij doelvoorschriften kunnen alleen beperkingen worden opgelegd als zij in
overeenstemming zijn met het betreffende doel, bijv art 9 lid 2 GW.
-Procedurevoorschriften: in het geval van procedurevoorschriften kunnen grondwetten alleen
beperkt worden als de beperking volgens grondwettelijk vastgestelde procedures verloopt, bijv art
12 lid 3 GW.
De beperkingssystematiek van het EVRM bestaat uit verschillende stappen en is vooral relevant bij
art 8 t/m 11 EVRM. De stappen zijn beschreven in het arrest Sunday Times:
-voorgeschreven bij de wet. De wet kan hier geschreven en ongeschreven zijn. De wet moet
voldoende toegankelijk en precies zijn. In het arrest Verenigingsvrijheid Gedetineerden zei de Hoge
Raad dat het grondrecht van vrijheid van vergadering en vereniging ook mag worden beperkt met
een beschikking, mits de beschikking bevoegd genomen is. Onder “wet” in de zin van het EVRM
wordt dus ook een bevoegd genomen beschikking verstaan.
-een legitiem doel. De beperking moet gericht zijn op een doel dat omschreven is in het
verdragsartikel.
-de beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Hiervoor moet een
belangenafweging worden gemaakt, en daarbij geeft het EHRM de lidstaten een zekere
beoordelingsvrijheid ‘a margin of appreciation’. Hierbij maakt het hof gebruik van de volgende
factoren: 1. De beperkingen moeten beantwoorden aan een dringende maatschappelijke behoefte
(pressing social need). 2. De beperkingen moeten evenredig zijn aan het legitieme doel
(proportionaliteitstoets). 3. De aangevoerde gronden voor de beperking moeten relevant en
toereikend zijn. 4. Is er sprake van een ‘common ground’ bij de staten die verbonden zijn aan het
EVRM.
Moet in alle gevallen een beperking van een grondrecht herleidbaar zijn tot de grondwet?
Bijzondere beperkingen: een beperking die speciaal wordt gemaakt met het doel het grondrecht te
beperken.
Algemene beperkingen: beperkingen die zich niet speciaal richten op de uitoefening van een
grondrecht, maar ze kunnen dit grondrecht wel beïnvloeden. De beperking van het grondrecht is een
onbedoeld neveneffect. Bijv brandvoorschriften in zaaltjes die soms een beperking van vergadering
kunnen inhouden.
De wetgever gaat uit van de Leer van de Bijzondere Beperkingen. Algemene beperkingen zijn dus niet
toegestaan. Wil een beperking geoorloofd zijn, dan moet die herleidbaar zijn tot een grondwettelijke
beperkingsclausule. Volgens de grondwettelijke beperkingssystematiek moeten alle beperkingen op
grondrechten in een wet in formele zin staan of daar een uitdrukkelijke grondslag in vinden. Dit is
echter praktisch niet haalbaar men geeft daarom vaak een redelijke uitleg van de reikwijdte van
het grondrecht. Redelijke uitleg: het geheel van grondwettelijke regels moet in redelijkheid worden
uitgelegd en toegepast.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veronikaelburg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.